Zaak T293/21

(gedeeltelijke publicatie)

Ulrike Muschaweck

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

 Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 8 juni 2022

„Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniewoordmerk UM – Normaal gebruik van het merk – Gebruik met toestemming van de houder – Gebruik in de vorm waarin het merk is ingeschreven – Artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001] – Vertegenwoordiging van de houder van het merk – Bewijs van het gebruik dat binnen de gestelde termijn is overgelegd”

Uniemerk – Procedures voor de instanties van het Bureau – Richtsnoeren van het Bureau – Draagwijdte – Regels inzake de verlenging van een verlengbare termijn die door het Bureau zijn vastgesteld – Inaanmerkingneming van de bewijzen die zijn overgelegd tussen een tweede verzoek om verlenging en een antwoord van het Bureau


 

(zie punten 38‑44)

Samenvatting

In 2010 heeft het medisch bedrijf MSM(1) een aanvraag tot inschrijving van het woordteken UM als Uniemerk voor medische diensten ingediend. In 2015 liep tegen dit bedrijf een insolventieprocedure en is een bewindvoerder aangesteld.

Verzoekster, Ulrike Muschaweck, heeft vervolgens in 2017 een vordering tot vervallenverklaring van het litigieuze merk ingesteld met het argument dat het niet normaal was gebruikt.(2) Het medisch bedrijf MSM is datzelfde jaar failliet verklaard, waarop dit merk is overgedragen aan artsenpraktijk HUMJC(3). Een jaar later is het opnieuw ingeschreven op naam van Joachim Conze, rechtsopvolger van deze artsenpraktijk.

De nietigheidsafdeling van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) heeft verzoeksters vordering gedeeltelijk toegewezen, door het litigieuze merk vervallen te verklaren voor alle ingeschreven waren en diensten, met uitzondering van medische diensten op het gebied van herniachirurgie. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld, dat door de tweede kamer van beroep van het EUIPO is verworpen.

Het Gerecht, waarbij een beroep tot vernietiging van deze twee beslissingen aanhangig is gemaakt, legt voor het eerst de richtsnoeren voor onderzoek betreffende Uniemerken(4) van het EUIPO uit, en geeft daarbij verduidelijkingen over de verlenging van een termijn in het geval van een tweede verzoek om verlenging van een verlengbare termijn. Het verwerpt het beroep en oordeelt dat het litigieuze merk daadwerkelijk normaal is gebruikt voor medische diensten op het gebied van herniachirurgie.

Beoordeling door het Gerecht

In de eerste plaats is het Gerecht van oordeel dat Conze als partner in artsenpraktijk HUMJC gemachtigd was om uit eigen beweging en zonder verzoeksters toestemming het advocatenkantoor dat deze praktijk voor de nietigheidsafdeling zou vertegenwoordigen, te mandateren. Indien verzoekster de beslissing inzake deze vertegenwoordiging had moeten goedkeuren, zou het risico immers groot zijn geweest dat zij deze niet zou hebben goedgekeurd, aangezien zij de vervallenverklaring van het litigieuze merk had gevorderd. Een dergelijke situatie zou afbreuk doen aan het recht van artsenpraktijk HUMJC op effectieve rechterlijke bescherming(5).

In de tweede plaats verwerpt het Gerecht het middel dat de bewijzen van het gebruik van het litigieuze merk door artsenpraktijk HUMJC te laat zijn overgelegd voor de nietigheidsafdeling.

Het Gerecht herinnert eraan dat de richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO de codificatie vormen van een gedragslijn die het EUIPO zelf beoogt te volgen, en dat het EUIPO aan die regels moet voldoen, onder voorbehoud van de overeenstemming ervan met hogere rechtsbepalingen. Deze richtsnoeren zijn immers een referentiebron inzake de praktijk van het EUIPO op het gebied van merken, ook al zijn zij niet bindend. De richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO bepalen dat wanneer een verzoek om verlenging van een verlengbare termijn wordt ingediend vóór deze verstrijkt en dit verzoek niet wordt aanvaard, aan de betrokken partij ten minste één dag wordt toegekend opdat zij de termijn kan eerbiedigen, ook al is het verzoek om verlenging op de laatste dag vóór het verstrijken van de termijn ingekomen.(6) Om het nuttige effect van deze richtsnoeren te behouden, moet ervan worden uitgegaan dat deze nieuwe termijn wordt toegekend vanaf het tijdstip waarop de instantie van het EUIPO waarbij het verzoek om verlenging van een termijn is ingediend, haar antwoord meedeelt. Voorts wordt een tweede verzoek om verlenging van dezelfde termijn afgewezen, tenzij de partij die dit verzoek indient naar behoren uiteenzet en aantoont welke „uitzonderlijke omstandigheden” haar hebben verhinderd om tijdens de twee vorige termijnen de vereiste stappen te ondernemen, en haar nog steeds verhinderen om deze te ondernemen.(7)

In casu stelt het Gerecht ten eerste vast dat de termijn om de bewijzen van het gebruik van het litigieuze merk over te leggen, die artsenpraktijk HUMJC een tweede keer verlengd wilde zien, een verlengbare termijn is, en dat deze artsenpraktijk dit verzoek op de laatste dag vóór het verstrijken van deze termijn heeft ingediend. Ten tweede merkt het op dat het feit dat de termijn in wezen uit billijkheidsoverwegingen minstens één dag wordt verlengd wanneer op de laatste dag van deze termijn een verzoek om verlenging ervan wordt ingediend, geen schending van een hogere rechtsbepaling oplevert. Bijgevolg had de nietigheidsafdeling het tweede verzoek van artsenpraktijk HUMJC om verlenging van de termijn niet zonder meer kunnen afwijzen zonder een extra termijn toe te kennen die aanving op de dag waarop zij haar antwoord meedeelde. Derhalve kunnen de bewijzen die zijn overgelegd tussen de indiening van dit tweede verzoek om verlenging en het antwoord van de nietigheidsafdeling niet als tardief worden beschouwd en moet daarmee rekening worden gehouden voor het onderzoek van het gebruik van het litigieuze merk.

In de derde en laatste plaats bevestigt het Gerecht dat het litigieuze merk normaal wordt gebruikt voor medische diensten op het gebied van herniachirurgie. Allereerst moet voor het bewijs van het normale gebruik van het litigieuze merk de periode van vijf jaar in aanmerking worden genomen die voorafgaat aan de datum waarop de vordering tot vervallenverklaring wordt ingesteld, ook al zou deze periode gedeeltelijk samenvallen met de respijtperiode(8). Voorts oordeelt het Gerecht dat artsenpraktijk HUMJC het litigieuze merk heeft gebruikt met toestemming van medisch bedrijf MSM, houder van dit merk gedurende de betrokken periode. Meer specifiek had de bewindvoerder van dit bedrijf jaren geleden zijn impliciete toestemming voor het gebruik van het litigieuze merk gegeven. Ten slotte stelt het Gerecht met betrekking tot het territoriale gebruik van het litigieuze merk vast dat de bewijzen aantonen dat artsenpraktijk HUMJC niet alleen in München, maar op het gehele Duitse grondgebied en in Londen actief is.


1      Medizinische Systeme Dr. Muschaweck GmbH (hierna: „medisch bedrijf MSM”).


2      Op grond van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1).


3      Artsenpraktijk Hernienzentrum Dr. Ulrike Muschaweck en PD Dr. Joachim Conze PartG.


4      Hierna: „richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO”. Deze kunnen op de website van het EUIPO worden geraadpleegd.


5      Krachtens artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.


6      Punt 4.3 van de richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO, betreffende de verlenging van de door het EUIPO gestelde termijnen.


7      Idem.


8      Volgens artikel 15, lid 1, eerste alinea, en artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 betreft deze respijttermijn de periode van vijf jaar vanaf de datum van inschrijving van het Uniemerk. Gedurende deze periode kunnen de rechten van de houder niet vervallen worden verklaard.