Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ Nr. 01/2000

11 januari 2000

Arrest van het Hof in zaak C-285/98

T. Kreil / Bondsrepubliek Duitsland

VROUWEN MOETEN WORDEN TOEGELATEN TOT HET DUITSE LEGER


De Duitse wettelijke regeling die vrouwen volledig uitsluit van gewapende functies in het leger is in strijd met het communautaire beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het Hof van Justitie bevestigt echter dat uitzonderingen mogelijk zijn wanneer het geslacht een bepalende factor is voor de toegang tot bepaalde speciale gevechtseenheden.

Mevr. T. Kreil, die een opleiding elektronica heeft, solliciteerde in 1996 bij de onderhoudsdienst (wapenelektronica) van het Duitse leger (de Bundeswehr). Haar sollicitatie werd afgewezen: vrouwen zijn namelijk bij de Duitse wet uitgesloten van gewapende functies in het leger.

De Duitse grondwet (Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland) bepaalt in artikel 12a: "Mannen kunnen vanaf hun achttiende jaar worden verplicht dienst te nemen in de krijgsmacht, de 'Bundesgrenzschutz' of een korps bescherming burgerbevolking (...). Wanneer in tijd van oorlog of oorlogsgevaar niet op basis van vrijwilligheid kan worden voorzien in de behoefte aan civiele diensten in de civiele gezondheidszorg en de vaste militaire hospitaals, kunnen vrouwen vanaf 18 tot en met 55 jaar bij of krachtens de wet worden aangetrokken voor het verrichten van dergelijke diensten. Zij mogen in geen geval gewapende dienst verrichten.»" Deze bepalingen worden gehanteerd als een algemeen verbod voor vrouwen om gewapende dienst te verrichten. In de Duitse wetgeving (bijvoorbeeld het Soldatengesetz) wordt dan ook bepaald, dat vrouwen alleen op basis van een vrijwillig aangegane verbintenis kunnen worden aangesteld en dan nog uitsluitend bij de ge neeskundige dienst en de militaire muziekkorpsen.

Mevr. Kreil stelde tegen de afwijzing van haar sollicitatie beroep in bij het Verwaltungsgericht Hannover, met als voornaamste grond dat haar sollicitatie uitsluitend was afgewezen op grond van haar geslacht, hetgeen in strijd is met het gemeenschapsrecht.

Een communautaire richtlijn uit 1976 inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, met name op het gebied van de toegang tot het arbeidsproces, verbiedt alle discriminatie op grond van geslacht. De richtlijn bepaalt echter uitdrukkelijk, dat zij geen belemmering vormt voor de bevoegdheid van de lidstaten om van de toepassing ervan beroepsactiviteiten (en eventueel de hiervoor noodzakelijke opleidingen) uit te sluiten, waarvoor vanwege hun aard of de voorwaarden voor de uitoefening ervan, het geslacht een bepalende factor is. Ook doet de richtlijn geen afbreuk aan de bepalingen betreffende de bescherming van de vrouw, met name wat zwangerschap en moederschap betreft.

De Duitse rechter schorste de behandeling van de zaak en vroeg het Hof, of de richtlijn in de weg staat aan nationale bepalingen die vrouwen van gewapende functies in het leger uitsluiten en hen alleen toelaten tot de geneeskundige dienst en de militaire muziekkorpsen.

In zijn arrest herinnert het Hof allereerst aan zijn eerdere rechtspraak: het is een zaak van de lidstaten maatregelen te treffen voor de verzekering van hun openbare veiligheid en besluiten te nemen betreffende de organisatie van hun strijdkrachten. Ook bij dergelijke besluiten moet echter het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen worden geëerbiedigd. Dit beginsel heeft een algemene strekking en geldt ook voor de publieke sector (dus ook binnen de strijdkrachten).

Het Hof herinnert eraan, dat de uitzondering voor "beroepsactiviteiten waarvoor vanwege hun aard of de voorwaarden voor de uitoefening ervan het geslacht een bepalende factor is", als afwijking van een in de richtlijn neergelegd individueel recht, strikt moet worden uitgelegd. De in de richtlijn bedoelde afwijkingen kunnen alleen betrekking hebben op specifieke activiteiten waarvan het Hof heeft erkend, dat het geslacht een bepalende factor kan zijn (bewaker en hoofdbewaker in een gevangenis; politietaken die worden verricht in een situatie van ernstige binnenlandse onlusten - arrest Johnston uit 1986, betreffende de situatie in Noord-Ierland; dienst in bepaalde speciale gevechtseenheden van het nationale leger - arrest Sirdar uit 1999 betreffende de Britse Royal Marines, een in de voorste linies opererend korps).

Het Hof voegt daaraan toe, dat bij de bepaling van de draagwijdte van elke afwijking van een grondrecht, zoals de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, het evenredigheidsbeginsel, een van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, moet worden geëerbiedigd. Dit beginsel eist, dat afwijkingen niet verder gaan dan passend en noodzakelijk is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel, en dat zoveel mogelijk een evenwicht tot stand wordt gebracht tussen het beginsel van gelijke behandeling en de eisen van openbare veiligheid die beslissend zijn voor de voorwaarden van uitoefening van de betrokken beroepsactiviteit.

Gezien de omvang ervan is de uitsluiting van vrouwen van gewapende functies in het leger, die geldt voor nagenoeg alle functies bij de Bundeswehr, volgens het Hof niet te beschouwen als een afwijking die wordt gerechtvaardigd door de specifieke aard van de betrokken functies of door de bijzondere voorwaarden waaronder deze worden uitgeoefend. Het enkele feit dat het legerpersoneel kan worden genoodzaakt wapens te gebruiken is niet voldoende om te rechtvaardigen dat vrouwen de toegang tot functies in het leger wordt ontzegd. Naar de Duitse regering heeft verklaard, wordt er bij de voor vrouwen toegankelijke diensten van de Bundeswehr overigens een basistraining in de omgang met wapens gegeven, bedoeld om het personeel van die diensten in staat te stellen zich te verdedigen en anderen te hulp te komen.

Het Hof oordeelt dan ook, dat zelfs rekening houdend met de beoordelingsmarge waarover de nationale autoriteiten terzake beschikken, zij het evenredigheidsbeginsel hebben geschonden door zich in het algemeen op het standpunt te stellen, dat alle gewapende onderdelen van de Bundeswehr uitsluitend uit mannen moesten blijven samengesteld.

Ten slotte staat de bepaling van de richtlijn over de bescherming van de vrouw, met name op het punt van zwangerschap en moederschap, niet toe, dat vrouwen de toegang tot een bepaalde functie wordt ontzegd op grond dat vrouwen meer dan mannen zouden moeten worden beschermd tegen gevaren die mannen en vrouwen gelijkelijk bedreigen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Beschikbare talen: alle officiële talen.

De integrale tekst van het arrest is vanaf hedenmiddag circa 15.00 op onze internetpagina www.curia.eu.int. te raadplegen.

Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot, J.-M. Rachet tel. (00352) 4303 3205 - fax (00352) 4303 2034