Het Hof van Justitie preciseert de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 3295/94 inzake nagemaakte of door piraterij verkregen goederen
Polo/Lauren, gevestigd te New York (Verenigde Staten van Amerika), is houder van verschillende in Oostenrijk geregistreerde woord- en beeldmerken. Die merken genieten in de gehele wereld bekendheid. Op basis van de zogenoemde communautaire "anti-piraterij" verordening hebben de Oostenrijkse douaneautoriteiten op verzoek van Polo/Lauren de douanekantoren gelast, de vrijgave van poloshirts, namaakproducten met de merken van de Amerikaanse onderneming, op te schorten dan wel de poloshirts tegen te houden. Derhalve werden op basis van een beschikking van het douanekantoor Arnoldstein 633 poloshirts tijdelijk in beslag genomen in een douane-entrepot te Linz. De afzender van de betrokken goederen was Dwidua, een in Indonesië gevestigde vennootschap, de geadresseerde was Olympic - SC, een in Polen gevestigde vennootschap.
Polo/Lauren verzocht het Landesgericht Linz Dwidua een verbod op te leggen, de poloshirts met haar beschermde woord- en beeldmerken in de handel te brengen, en haar toe te staan, de door de douaneautoriteiten tegengehouden T-shirts op kosten van Dwidua te vernietigen.
Het Oberste Gerichtshof, de rechter in laatste instantie, betwijfelt, of de verordening van toepassing is, wanneer uit een derde land ingevoerde goederen gedurende hun doorvoer naar een ander derde land door een douanekantoor tijdelijk in beslag worden genomen en de houder van het betrokken recht bovendien in een derde land is gevestigd. Onder die omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en deze vraag aan het Hof voorgelegd.
Het Hof antwoordt, dat de communautaire "anti-piraterij" verordening van toepassing is. Het stelt vast, dat de verordening uitdrukkelijk bedoeld is om van toepassing te zijn op goederen die vanuit een derde land naar een ander derde land over het communautaire grondgebied worden doorgevoerd. Hierbij is van weinig belang, of de houder van het recht of de licentiehouder zijn maatschappelijke zetel in of buiten de Gemeenschap heeft.
Het Hof stelt zich echter vragen over de geldigheid van de verordening en onderzoekt, of haar rechtsgrondslag voldoende is om van toepassing te kunnen zijn op situaties die kennelijk geen rechtstreeks verband met de interne markt houden. Het Hof herinnert eraan, dat de gemeenschapsinstellingen op grond van de handelspolitiek bevoegd zijn, in het kader van een douanerechtelijke schorsingsregeling als de regeling extern douanevervoer, een gemeenschappelijke regeling ter controle van namaakproducten in te voeren. Bovendien merkt het Hof op, dat het extern douanevervoer van niet-communautaire goederen geen activiteit is die niets van doen heeft met de interne markt. Goederen die onder deze regeling zijn geplaatst worden weliswaar noch aan de overeenkomstige invoerrechten noch aan andere handelspolitieke maatregelen onderworpen, als waren zij het communautaire grondgebied niet binnengekomen. In werkelijkheid echter zijn zij uit een derde land ingevoerd en doorkruisen zij een of meer lidstaten, alvorens naar een ander derde land te worden uitgevoerd. Gelijk een aantal regeringen hebben beklemtoond, kan deze operatie rechtstreekse gevolgen voor de interne markt hebben, te meer daar bij namaakgoederen die onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst, het gevaar bestaat, dat zij illegaal op de gemeenschapsmarkt komen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in alle officiële talen
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur
Voor nadere informatie wende men zich tot J.-M. Rachet, tel. (0 03 52) 43 03 - 32 05 fax (0 03 52) 43 03 - 20 34.