Het in het koninklijk besluit van 4 oktober 1994 opgelegde verbod is onverenigbaar met het beginsel van vrij kapitaalverkeer
Op grond van een koninklijk besluit van 4 oktober 1994 heeft de Belgische minister van Financiën op de euro-obligatiemarkt een staatslening voor een bedrag van één miljard DEM opgenomen. Dit besluit verbiedt Belgische ingezetenen om deze obligaties te kopen.
De Commissie verzoekt het Hof, België te veroordelen wegens schending van het beginsel van vrij kapitaalverkeer.
Het Hof stelt vast, dat het koninklijk besluit inderdaad het vrije kapitaalverkeer tussen de lidstaten beïnvloedt: het gaat immers niet om een louter interne maatregel, aangezien de betrokken lening aan de beurs van Frankfurt is genoteerd en door het Duitse recht wordt beheerst. Door Belgische ingezetenen te verbieden om in het buitenland uitgegeven staatsobligaties te kopen, legt het koninklijk besluit hun in feite een absoluut verbod op om een door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheid uit te oefenen.
Belgiës argument, dat het als particuliere marktdeelnemer zou hebben gehandeld, kan het Hof niet overtuigen. Het opgelegde verbod houdt immers verband met het feit dat de obligaties niet aan roerende voorheffing zijn onderworpen; enkel de staat als overheid kan afstand doen van deze voorheffing. Bovendien is het verbod ingegeven door fiscale overwegingen.
Beperkingen van het vrije kapitaalverkeer kunnen gerechtvaardigd zijn door het nagestreefde doel, mits zij evenredig zijn aan dit doel. Het Hof gaat na, of dit het geval is.
Volgens België brengt het belastingvoordeel (vrijstelling van roerende voorheffing) voor de kopers van euro-obligaties de samenhang van het belastingsysteem in gevaar, aangezien binnenlandse obligaties voor in België gevestigde particulieren niét zijn vrijgesteld van roerende voorheffing. Volgens het Hof kan de noodzaak om de fiscale samenhang te handhaven, evenwel geen beperking van het vrije kapitaalverkeer rechtvaardigen.
Bovendien zijn de bestrijding van de belastingontwijking en de doeltreffendheid van de fiscale controles enkel een rechtvaardigingsgrond voor een verbodsmaatregel die het vrije kapitaalverkeer belemmert, voor zover deze maatregel evenredig is aan deze nagestreefde doeleinden. Het verbod moet onmisbaar zijn.
Een algemeen vermoeden van belastingfraude of -ontwijking is geen voldoende rechtvaardigingsgrond. Wanneer in België gevestigde aspirant-beleggers euro-obligaties van andere emittenten kopen, wordt er trouwens evenmin roerende voorheffing ingehouden.
Bijgevolg heeft België het beginsel van het vrije kapitaalverkeer geschonden.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, het Engels en het Nederlands.
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer J. M. Rachet, tel (352) 4303 3205 fax (352) 4303 2034.