Afdeling Pers en Voorlichting

        
PERSCOMMUNIQUÉ N° 26/01
            

10 juli 2001


Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-309/99
        

J.C.J. Wouters, J.W. Savelbergh, Price Waterhouse Belastingadviseurs BV / Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten

EEN VERBOD TOT SAMENWERKING TUSSEN ADVOCATEN EN ACCOUNTANTS KAN IN DE OGEN VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL GERECHTVAARDIGD ZIJN

Volgens advocaat-generaal Léger kan een beroepsorganisatie een ondernemersvereniging zijn die aan het communautair mededingingsrecht is onderworpen. De regeling van de Nederlandse orde van advocaten, die de totstandkoming van geïntegreerde advocaten- en accountantskantoren belet, leidt in zijn ogen tot een beperking van de mededinging, die echter haar rechtvaardiging vindt in de kenmerken van de taak van de advocaat. Het delegeren van verordenende bevoegdheid aan beroepsorganisaties dient met inachtneming van bepaalde criteria te geschieden, wil dit in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht.


De heren Wouters en Savelberg staan als advocaat ingeschreven in het arrondissement Amsterdam, resp. Rotterdam. Zij hebben de orde van advocaten laten weten, dat zij een samenwerkingsverband wensten aan te gaan met het accountantskantoor Arthur Andersen, resp. Price Waterhouse, die beide in Nederland zijn gevestigd.

De Raad van Toezicht van de orde van advocaten wees hun verzoek af op basis van een verordening van 1993 betreffende de samenwerking van advocaten met andere beroepscategorieën. Volgens deze verordening is het namelijk wel toegestaan om met beroepsbeoefenaren als notarissen, belastingadviseurs en octrooigemachtigden samen te werken, doch mogen advocaten geen geïntegreerd samenwerkingsverband met accountants aangaan, zulks teneinde hun onafhankelijkheid te waarborgen.

De twee advocaten en de betrokken kantoren stelden daarop administratief beroep in bij de orde van advocaten. Na ongegrondverklaring van dit beroep stelden zij beroep in bij de bevoegde Nederlandse rechterlijke instantie.

De Raad van State, aangezocht in laatste aanleg, vraagt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of het communautair mededingingsrecht van toepassing is op de vrije beroepen.

Advocaat-generaal Léger is van mening, dat de Nederlandse orde van advocaten, als beroepsorganisatie, een ondernemersvereniging in de zin van het Verdrag is. Aangezien de Nederlandse orde van advocaten uitsluitend is samengesteld uit vertegenwoordigers van het beroep en zij wettelijk niet verplicht is haar besluiten te nemen in het algemeen belang, moet zij volgens de advocaat-generaal voor het geheel van haar activiteiten wordenbeschouwd als een ondernemersvereniging, in het bijzonder wanneer zij een regeling vaststelt die samenwerking met andere beroepen verbiedt.

De advocaat-generaal neemt vandaag conclusie. De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. De conclusies van de advocaten-generaal binden het Hof niet.  


Dit verbod tot geïntegreerde samenwerking leidt volgens de heer Léger tot beperkende gevolgen voor de mededinging. Toepassing van deze regeling heeft namelijk tot gevolg, dat de mededinging op de Nederlandse markt voor juridische dienstverlening wordt beperkt. Het verbod ontneemt de consument de mogelijkheid te profiteren van geïntegreerde diensten, dat wil zeggen een breed scala aan diensten dat door één kantoor wordt geboden.

Gelet op de toepasselijkheid van de regeling op alle advocaten en gezien de positie van de beide betrokken kantoren op de Nederlandse markt, heeft de regeling merkbare ongunstige gevolgen voor de mededinging, aldus de advocaat-generaal. Tevens kan zij het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden, aangezien met name in andere lidstaten gevestigde kantoren de gevolgen ervan ondervinden.

Volgens de advocaat-generaal zijn advocaten echter belast met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang. Zij vervullen taken die van essentieel belang zijn in een rechtsstaat (verdediging en vertegenwoordiging van rechtzoekenden), zodat zij kunnen worden geacht te zijn belast met een bijzondere taak, die hun door het overheidsgezag in Nederland is opgedragen.

Indien de mededingingsregels werden toegepast - en dus de geïntegreerde samenwerking werd toegestaan -, zou dit volgens de heer Léger afbreuk doen aan de verplichtingen die inherent zijn aan het beroep van advocaat, te weten de onafhankelijkheid, de inachtneming van het beroepsgeheim en de noodzaak om belangenconflicten te vermijden. In de ogen van de advocaat-generaal bestaat er een zekere onverenigbaarheid tussen de activiteiten van de advocaat als raadsman en die van de accountant als controleur. De essentie zelve van het beroep van advocaat kan zijns inziens een belemmering vormen voor de totstandkoming van een financiële samenwerking met accountants.

In deze omstandigheden acht de heer Léger de door de Nederlandse regeling veroorzaakte beperking van de mededinging gerechtvaardigd, temeer daar deze regeling advocaten en accountants niet verbiedt hun diensten los van elkaar aan te bieden aan in andere lidstaten gevestigde cliënten. Deze maatregel maakt het minst inbreuk op de mededinging (andere vormen van samenwerking tussen deze twee beroepen blijven immers mogelijk).

De advocaat-generaal is zich bewust van de noodzaak criteria te formuleren op grond waarvan een evenwicht tot stand kan worden gebracht tussen de noodzaak, de vrije beroepen een zekere bevoegdheid tot zelfregulering toe te kennen, en de noodzaak om het risico van mededingingsverstorende gedragingen die inherent zijn aan de toekenning van een dergelijke bevoegdheid, te vermijden.
Volgens hem kan een lidstaat de bevoegdheid aan de orde van advocaten toekennen om algemeen verbindende maatregelen vast te stellen, wanneer aan twee voorwaarden is voldaan:
    -    de overheidsautoriteiten behouden zich de bevoegdheid voor om rechtstreeks of indirect de inhoud van de essentiële regels van het beroep vast te stellen;
    -    de leden van dit beroep beschikken over doeltreffende rechtsmiddelen voor de gewone rechter.

Het is, aldus de advocaat-generaal, aan de nationale rechter om na te gaan of aan deze twee voorwaarden is voldaan.

N.B. De heer Léger neemt heden tevens conclusie in zaak C-35/99 (Strafzaak tegen Manuelle Arduino)


Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in het Duits, het Engels, het Spaans, het Frans, het Italiaans en het Nederlands.

De volledige tekst van de conclusie is te vinden op de
internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656