Afdeling Pers en Voorlichting

Perscommuniqué N° 52/01

25 oktober 2001

Arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken

Finalarte Sociedade de Contrçâo Civil Lda e.a../ Urlaubs- und Lohnausgleichskasse der Bauwirtschaft (C-49/98, C-70/98, C-71/98) en Urlaubs- und Lohnausgleichskasse der Bauwirtschaft / Amilcar Oliveira Rocha e.a.(C-50/98, C-52/98 tot en met C-54/98, C-68/98, C- 69/98)

EEN LIDSTAAT KAN ONDER BEPAALDE VOORWAARDEN EEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGDE BOUWONDERNEMING DIE WERKNEMERS DETACHEERT, VERPLICHTEN EEN VAKANTIEREGELING TOE TE PASSEN INDIEN DIE REGELING GUNSTIG IS VOOR DE GEDETACHEERDE WERKNEMERS

Het Hof van Justitie doet uitspraak over de toepassing van de Duitse vakantieregeling voor werknemers in de bouwnijverheid in het geval van in Portugal en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde werkgevers die in 1997 werknemers hebben gedetacheerd in Duitsland.

De vakantieregeling voor werknemers in de bouwnijverheid is in Duitsland neergelegd in een wet en in een collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de uitvoering ervan is een systeem van vakantiefondsen ingesteld.

De bouwsector wordt gekenmerkt door het feit dat de werknemers veelvuldig van werkgever veranderen. Om die reden bepaalt de collectieve arbeidsovereenkomst dat de verschillende arbeidsbetrekkingen in de loop van het jaar als één enkele arbeidsbetrekking behandeld moeten worden. Deze fictie maakt het de werknemer mogelijk de vakantie-aanspraken die hij gedurende het referentiejaar bij zijn verscheidene werkgevers heeft opgebouwd, bij elkaar op te tellen en het geheel van die aanspraken bij zijn huidige werkgever, onafhankelijk van de duur van zijn arbeidsbetrekking met die werkgever, te doen gelden.


Er is een fonds opgericht ter compensatie van de zware financiële last die voor die werkgever kan voortvloeien uit de betaling van de vakantie-uitkeringen ook indien die zijn opgebouwd bij andere werkgevers, en als waarborg voor een billijke omslag van de financiële lasten over de betrokken werkgevers.

Sinds 1 januari 1997 is die vakantieregeling ook van toepassing op arbeidsbetrekkingen tussen ondernemingen met zetel buiten Duitsland en de werknemers die zij voor het verrichten van bouwwerkzaamheden naar een bouwplaats in Duitsland uitzenden.

In 1997 hebben acht in Portugal gevestigde werkgevers en één in het Verenigd Koninkrijk gevestigde werkgever werknemers naar Duitsland uitgezonden voor het verrichten van bouwwerkzaamheden. Het fonds eist van deze werkgevers dat zij deelnemen aan het stelsel van bijdragen voor de financiering van de vakantie-aanspraken van werknemers in de bouw en verlangt dat zij bepaalde gegevens verstrekken. Die werkgevers weigeren dit.

Het Arbeitsgericht Wiesbaden, waarbij de negen geschillen tussen die werkgevers en het fonds aanhangig zijn gemaakt, vraagt het Hof van Justitie zich uit te spreken over de verenigbaarheid van de Duitse regeling met het gemeenschapsrecht en meer in het bijzonder met de vrijheid van dienstverrichting.

De Duitse rechter is van mening dat de aan de buiten Duitsland gevestigde dienstverrichters opgelegde formaliteiten een verhoging van de administratieve en economische lasten en kosten meebrengen. Volgens het Hof is er derhalve zeker sprake van een belemmering van de vrijheid van dienstverrichting.

Het Hof van Justitie onderzoekt of die belemmering gerechtvaardigd is. De Duitse regeling heeft tot doel de Duitse bouwondernemingen tegen de stijgende concurrentiedruk op de Europese interne markt te beschermen en daarmee tegen buitenlandse dienstverrichters. Een dergelijke wet zou dus vooral gericht zijn op het bestrijden van vermeend oneerlijke concurrentie die door Europese ondernemingen met een lage lonen-beleid wordt veroorzaakt.

Het Hof heeft evenwel reeds vastgesteld dat maatregelen die een beperking van de vrije dienstverrichting vormen niet door economische doelen, zoals de bescherming van binnenlandse ondernemingen, kunnen worden gerechtvaardigd. Het Hof overweegt dat de Duitse rechter moet nagaan of de betrokken regeling, objectief gezien, de gedetacheerde werknemers doeltreffend beschermt.

Zo mogen de gedetacheerde werknemers niet op grond van de wetgeving van de lidstaat van vestiging van hun werkgever een in wezen vergelijkbare bescherming genieten: de toepassing van de nationale regeling van de lidstaat op wiens grondgebied zij zijn gedetacheerd moet hun een reëel voordeel geven dat significatief bijdraagt tot hun sociale bescherming. De toepassing van die regeling moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel van algemeen belang.

N.B.:
De communautaire richtlijn “betreffende de ter beschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten” moest vóór 16 december 1999 in nationaal recht worden omgezet. De bepalingen ervan spelen derhalve geen enkele rol voor deze feiten die 1997 betreffen.




Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het
Hof van Justitie niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in het Duits, Engels, Frans, Nederlands, Portugees en Zweeds.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de
internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int  heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656