Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ N. 65/02


11 juli 2002


Conclusie van advocaat-generaal Stix-Hackl in zaak C-438/00

Deutscher Handballbund e.V. / Maros Kolpak

ADVOCAAT-GENERAAL STIX-HACKL SPREEKT ZICH UIT OVER HET IN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK NEERGELEGDE VERBOD VAN DISCRIMINATIE VAN SLOWAAKSE WERKNEMERS

Haars inziens is een voorschrift van een sportbond waardoor Slowaakse spelers slechts in beperkte mate bij kampioens- en bekerwedstrijden van de nationale handbalbond en regionale handbalbonden kunnen worden opgesteld, in strijd met de associatieovereenkomst EU-Slowakije

Maros Kolpak, Slowaaks onderdaan, speelt sinds maart 1997 als keeper handbal bij de tweededivisieclub TSV Östringen e.V. Hij woont in Duitsland en bezit een geldige verblijfsvergunning.

De Deutsche Handballbund e.V., de nationale sportbond voor handbal in Duitsland en organisator van de Handballbundesliga, heeft Kolpak een spelerskaart uitgereikt waarop wegens zijn buitenlandse nationaliteit de letter "A" is aangebracht.

Volgens de voorschriften van de Deutsche Handballbund mogen in teams van de nationale bond en de regionale bonden bij kampioens- en bekerwedstrijden telkens hooguit twee spelers worden opgesteld wier kaart met een "A" is gemerkt.

Kolpak vroeg om een spelerskaart die niet was voorzien van enige aanduiding omtrent zijn buitenlandse nationaliteit, omdat hij zijns inziens op grond van het in de associatieovereenkomst EU-Slowakije neergelegde discriminatieverbod het recht had onbeperkt te worden opgesteld.

Het Oberlandesgericht Hamm, dat in deze zaak in hoger beroep uitspraak moet doen, heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie een prejudiciële vraag gesteld. Het wenst te vernemen of het in de associatieovereenkomst EU-Slowakije neergelegde gebod van gelijke behandeling (verbod van discriminatie) van Slowaakse werknemers die rechtmatig op het grondgebied van een lidstaat zijn tewerkgesteld, ten opzichte van eigen onderdanen, in de weg staat aan een voorschrift van een sportbond volgens hetwelk de clubs in bepaalde wedstrijden slechts een beperkt aantal spelers uit derde, niet tot de EER behorende landen mogen opstellen.

Advocaat-generaal Stix-Hackl neemt vandaag conclusie in deze zaak.


De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil.  


Om te beginnen stelt de advocaat-generaal onder verwijzing naar de meest recente rechtspraak (C-162/00, Pokrzeptowicz-Meyer; arrest van 29 januari 2002) vast, dat het thans in het geding zijnde artikel 38, lid 1, van de associatieovereenkomst, dat discriminatie van Slowaakse werknemers verbiedt, wegens zijn duidelijke en onvoorwaardelijke bewoordingen rechtstreeks toepasselijk is, met andere woorden dat Slowaakse onderdanen zich daarop kunnen beroepen.

Voorts verwijst de advocaat-generaal naar de vaste rechtspraak van het Hof volgens welke de parallelle bepaling van het EG-Verdrag (vrij verkeer van werknemers) niet alleen geldt voor het optreden van de overheid, maar ook voor bepalingen van andere aard die strekken tot collectieve regeling van arbeid in loondienst, zoals voorschriften van sportbonden.

Deze uitlegging geldt ook voor artikel 38 van de associatieovereenkomst EU-Slowakije, aangezien daarmee hetzelfde doel wordt beoogd als met de overeenkomstige bepaling van het EG-Verdrag.

Kolpak valt binnen de werkingssfeer van de overeenkomst, aangezien hij op basis van zijn verblijfsvergunning legaal in Duitsland verblijft en werknemer is.

Ten slotte onderzoekt de advocaat-generaal, of de voorgeschreven beperking van het aantal spelers met de nationaliteit van een derde, niet tot de EER behorend land een belemmering vormt van het vrije verkeer van werknemers. Haar conclusie luidt, dat deelneming aan kampioens- en bekerwedstrijden van de nationale bond en de regionale bonden juist een wezenlijk doel is van de activiteit van beroepsspelers, en dat Slowaakse onderdanen in casu worden gediscrimineerd, aangezien op burgers van de Unie en onderdanen van de EER-landen een dergelijke beperkende regeling niet van toepassing is.

Onder verwijzing naar het arrest Bosman verdedigt de advocaat-generaal ten slotte de stelling, dat het voorschrift evenmin op sportieve gronden gerechtvaardigd kan zijn.

Opmerking: de rechters van het Hof van Justitie van de EG beginnen nu hun beraadslaging in deze zaak. Het arrest wordt op een latere datum uitgesproken.


Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het
Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in het Duits, Engels, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees en het Spaans.

De volledige tekst van de conclusie is te vinden op de
internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656