Mevrouw M. Carpenter, van Filipijnse nationaliteit, heeft in 1994 de
vergunning gekregen om het Verenigd Koninkrijk als bezoeker binnen te komen
voor de duur van zes maanden. Zij is langer dan zes maanden gebleven zonder
een verlenging aan te vragen, en is in mei 1996 gehuwd met de heer P. Carpenter,
een Brits onderdaan.
De heer Carpenter exploiteert een bedrijf dat advertentieruimte in medische
en wetenschappelijke tijdschriften verkoopt en de uitgever van deze tijdschriften
allerlei diensten op het gebied van administratie en publicatie van advertenties
aanbiedt. Het bedrijf is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, waar ook sommige
van zijn klanten zijn gevestigd, maar een belangrijk deel van zijn activiteit
betreft adverteerders die in andere lidstaten zijn gevestigd. Daartoe begeeft
de heer Carpenter zich naar die lidstaten voor de behoeften van zijn bedrijf.
In juli 1996 heeft mevrouw Carpenter bij de Secretary of State een verblijfsvergunning
als echtgenoot van een Brits onderdaan aangevraagd. De bevoegde autoriteit heeft
die aanvraag verworpen, en jegens haar een besluit tot uitzetting genomen, op
grond dat zij de duur van haar oorspronkelijke vergunning tot binnenkomst niet
in acht had genomen.
Mevrouw Carpenter betwist dit besluit. Het inmiddels aangezochte Immigration
Appeal Tribunal heeft de behandeling van de zaak geschorst en zich tot het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen gewend met de vraag, of het gemeenschapsrecht
de echtgenote - onderdaan van een derde land - van een onderdaan van
een lidstaat van de Europese Unie een recht van verblijf in het Verenigd Koninkrijk,
de lidstaat van herkomst van de heer Carpenter, kan verlenen.
Voor het Hof rezen twee vragen:
1. Is het gemeenschapsrecht op deze situatie van toepassing, is er met
andere woorden een aanknoping?
Het staat vast, dat de beroepsactiviteit van de heer Carpenter erin bestaat,
tegen vergoeding diensten te verrichten ten behoeve van onder meer in andere
lidstaten gevestigde adverteerders. Hij reist beroepshalve naar die andere lidstaten
of verricht grensoverschrijdende diensten vanuit het Verenigd Koninkrijk.
De heer Carpenter maakt dus gebruik van zijn recht op het vrij verrichten
van diensten. De communautaire richtlijn inzake de opheffing van beperkingen
van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers van de lidstaten voor
het verrichten van diensten, regelt echter de situatie van binnenkomst en verblijf,
in dit kader, op het grondgebied van een andere lidstaat, maar niet het
recht van verblijf van de gezinsleden van een dienstverrichter in de lidstaat
van herkomst van deze laatste.
2. Kan uit het gemeenschapsrecht een recht van verblijf ten gunste van
de echtgenoot worden afgeleid?
Het Hof herinnert eraan, dat de gemeenschapswetgever heeft erkend dat het
belangrijk is, het gezinsleven van de onderdanen van de lidstaten te beschermen,
teneinde de belemmeringen voor de uitoefening van de door het EG-Verdrag gewaarborgde
fundamentele vrijheden op te heffen.
Het staat echter vast, dat de scheiding van de echtelieden als gevolg van
de uitzetting van mevrouw Carpenter schade zou berokkenen aan hun gezinsleven
en, bijgevolg, aan de voorwaarden voor de uitoefening van een fundamentele vrijheid
door de heer Carpenter. Deze vrijheid zou immers haar volle werking niet kunnen
ontplooien, indien de heer Carpenter door obstakels die in zijn land van herkomst
aan de toegang en het verblijf van zijn echtgenoot in de weg worden gelegd,
zou worden weerhouden om ze uit te oefenen.
Dienaangaande wijst het Hof erop, dat een lidstaat zich ter rechtvaardiging
van een nationale maatregel die de uitoefening van de vrijheid van dienstverrichting
kan belemmeren, slechts op redenen van algemeen belang kan beroepen, wanneer
die maatregel in overeenstemming is met de fundamentele rechten waarvan het
Hof de eerbiediging verzekert.
Het besluit tot uitzetting van mevrouw Carpenter vormt een inmenging in de
uitoefening, door de heer Carpenter, van zijn recht op eerbiediging van zijn
gezinsleven, erkend door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden, dat deel uitmaakt van de grondrechten die door
de communautaire rechtsorde worden beschermd. Dienaangaande wijst het Hof erop,
dat het recht van een buitenlander om een bepaald land binnen te komen of er
te verblijven, door dat verdrag niet wordt gewaarborgd, maar dat het uitsluiten
van die persoon uit een land waar zijn naaste verwanten wonen, in bepaalde gevallen
een inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven kan zijn.
In dit precieze geval eerbiedigt het besluit tot uitzetting van mevrouw Carpenter
niet het juiste evenwicht tussen de betrokken belangen, namelijk enerzijds het
recht van de heer Carpenter op eerbiediging van zijn gezinsleven, en anderzijds
de verdediging van de openbare orde en veiligheid.
Hoewel de echtgenote van de heer Carpenter de immigratiewetten van het Verenigd Koninkrijk heeft overtreden door, na het verstrijken van haar vergunning om te verblijven als bezoeker, het nationale grondgebied niet te verlaten, zijn op haar gedrag sedert haar aankomst in het Verenigd Koninkrijk in september 1994 geen andere aanmerkingen gemaakt die doen vrezen dat zij in de toekomst een gevaar voor de openbare orde en veiligheid oplevert. Bovendien staat vast, dat het in 1996 in het Verenigd Koninkrijk voltrokken huwelijk van de echtelieden Carpenter een authentiek huwelijk is, en dat mevrouw Carpenter er nog steeds een werkelijk gezinsleven leidt en er met name zorgt voor de kinderen uit een eerste huwelijk van haar echtgenoot.
In die omstandigheden vormt het besluit tot uitzetting van mevrouw Carpenter
een met het nagestreefde doel onevenredige inmenging.
Het Hof concludeert dus, dat het in het EG-Verdrag bedoelde beginsel van het
vrij verrichten van diensten, gelezen tegen de achtergrond van het fundamentele
recht op eerbiediging van het gezinsleven, zich ertegen verzet dat een lidstaat
van herkomst van een in diezelfde lidstaat gevestigde dienstverrichter die diensten
verricht ten behoeve van personen die in andere lidstaten zijn gevestigd, het
verblijf op zijn grondgebied weigert aan de echtgenoot van die dienstverrichter,
die onderdaan is van een derde land.
Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, Duits, Engels, Spaans, Grieks, Italiaans, Nederlands en Portugees. De volledige tekst van het arrest is te vinden op de Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders |