Een communautaire richtlijn en de ter omzetting daarvan vastgestelde nationale
maatregelen, die niet voorzien in schadeloosstelling van de eigenaren van besmette vis,
maken geen inbreuk op het eigendomsrecht wanneer zij beantwoorden aan de doelstellingen
van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft en zij geen onevenredige en onduldbare
ingreep vormen waardoor dit recht in zijn kern wordt aangetast
Twee communautaire richtlijnen strekken ter bestrijding van bepaalde visziekten. Een richtlijn
van 1991 bevat een lijst van ziekten, waaronder infectieuze zalmanemie (ISA) en virale
hemorragische septikemie (VHS).
Bij het uitbreken van dergelijke ziekten moet volgens een richtlijn van 1993 in sommige
omstandigheden alle vis op de getroffen bedrijven worden gedood en vernietigd. Daarbij geldt
onder bepaalde voorwaarden een uitzondering voor de vis die groot genoeg is om in de handel
te worden gebracht en die geen klinische ziektesymptomen vertoont: deze kan, na te zijn gedood
en van de ingewanden te zijn ontdaan, voor menselijke consumptie worden verkocht.
Er is geen bepaling die voorziet in schadeloosstelling van de eigenaren van aquicultuurbedrijven
die door ISA en VHS zijn getroffen.
In het Verenigd Koninkrijk is de communautaire regelgeving omgezet bij Regulations van 1992
en 1994.
Twee aquicultuurbedrijven in Schotland zijn getroffen, Booker Aquaculture in 1994 door een
besmetting met VHS, en Hydro Seafood in 1998 door een besmetting met ISA. Beide bedrijven
hebben op grond van ministeriële bevelen de vis die nog niet de voor verhandeling vereiste
omvang had bereikt, moeten vernietigen en de vis die die omvang wel had bereikt, nadat deze
van de ingewanden was ontdaan, vervroegd in de handel moeten brengen. Zowel Booker als
Hydrofood hebben bij de Schotse overheid om schadeloosstelling voor de geleden verliezen
verzocht. Deze verzoeken zijn afgewezen.
Beide bedrijven hebben een rechterlijke procedure tegen de overheid ingeleid. De Court of
Session, waarbij de zaken zijn aangebracht, heeft het Hof van Justitie van de EG de vraag
gesteld, of het eigendomsrecht vereist dat de kwekers van vis die overeenkomstig de richtlijn van
1993 moest worden vernietigd, schadeloos worden gesteld.
Het Hof constateert om te beginnen, dat een recht op schadeloosstelling van de eigenaar wiens
vis is vernietigd, noch uit de opzet noch uit de bewoordingen van de richtlijn van 1993
voortvloeit. Het heeft dan ook te onderzoeken, of de richtlijn bij gebreke van een dergelijke
schadeloosstelling verenigbaar is met het fundamentele eigendomsrecht.
Het Hof herinnert eraan, dat de fundamentele rechten geen absolute gelding hebben, maar in
relatie tot hun sociale functie moeten worden beschouwd. De uitoefening van een fundamenteel
recht kan aan beperkingen worden onderworpen, voorzover zulke beperkingen werkelijk
beantwoorden aan de doeleinden van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft en niet
zijn te beschouwen als een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor dit recht in zijn
kern wordt aangetast.
Het Hof onderzoekt eerst het doel van de betrokken bepalingen van gemeenschapsrecht. Dit
bestaat volgens hem in het verzekeren van de ontwikkeling van de sector van de aquicultuur en
het vaststellen op communautair niveau van veterinairrechtelijke voorschriften. In deze context
moet de richtlijn van 1993 het mogelijk maken, dat bestrijdings maatregelen worden getroffen
zodra de aanwezigheid van een ziekte wordt vermoed en dat de verplaatsingen van vis waardoor
de besmetting kan worden verspreid, worden gecontroleerd. Het Hof concludeert hieruit, dat de
maatregelen die deze richtlijn oplegt, werkelijk beantwoorden aan doelstellingen van
algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft.
Wat de vraag betreft of de beperkingen een onevenredige en onduldbare ingreep vormen, merkt
het Hof allereerst op, dat de door de richtlijn van 1993 voorgeschreven maatregelen urgent zijn
om te verzekeren dat er geen enkel gevaar voor verspreiding van de ziekten meer bestaat.
Vervolgens constateert het Hof, dat deze maatregelen niet tot gevolg hebben dat aan de eigenaren
van de bedrijven het gebruik daarvan wordt ontzegd, doch dat zij de continuïteit van hun
activiteit bevorderen door hen in staat te stellen de besmette kwekerijen zo snel mogelijk weer
opnieuw te bevolken. Ten slotte brengt de aquicultuur handelsrisico's, zoals ziekten, met zich
mee. Bovendien kan de gemeenschapswetgever het in bepaalde omstandigheden weliswaar
aangewezen achten om de eigenaren van vernietigde dieren schadeloos te stellen, doch hieruit
kan niet worden afgeleid dat het gemeenschapsrecht een algemeen beginsel kent volgens hetwelk
schadeloosstelling in alle omstandigheden verplicht is.
Het Hof concludeert dan ook, dat de door de richtlijn van 1993 voorgeschreven maatregelen ter
bestrijding van visziekten, ook al voorzien deze niet in een schadeloosstelling van de getroffen
eigenaren, geen onevenredige en onduldbare ingreep vormen waardoor het eigendomsrecht
in zijn kern wordt aangetast.
Om dezelfde redenen maakt de toepassing door een lidstaat van dergelijke maatregelen te
bestrijding van ziekten, zonder dat daarbij wordt voorzien in een schadeloosstelling, geen inbreuk
op het eigendomsrecht.
Beschikbare talen: alle
De volledige tekst van dit arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders |