Afdeling Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUÉ nr. 96/03
6 november 2003
Arrest van het Hof in prejudiciële zaak C101/01
Bodil Lindqvist
HET HOF BEPAALT VOOR HET EERST DE WERKINGSSFEER VAN DE RICHTLIJN BETREFFENDE DE
BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS EN HET VRIJE VERKEER DAARVAN IN HET KADER VAN INTERNET
Het vermelden van verschillende personen op een internetpagina met hun naam of anderszins
is aan te merken als een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens in de zin
van het gemeenschapsrecht.
Lindqvist is veroordeeld tot betaling van een geldboete van 4 000 SEK (ongeveer 450 euro),
omdat zij geautomatiseerd verwerkte persoonsgegevens had gebruikt zonder dit vooraf schriftelijk bij de
Zweedse Datainspektion (overheidsorgaan voor de bescherming van elektronisch doorgegeven gegevens) aan te melden,
die gegevens zonder toestemming naar derde landen had doorgegeven en gevoelige persoonsgegevens (een
voetblessure en een gedeeltelijk ziekteverlof) had verwerkt.
Zij heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld bij het Göta hovrätt, dat
het Hof van Justitie van de EG heeft gevraagd of de gestelde strafbare
feiten van Lindqvist in strijd zijn met de bepalingen van de richtlijn betreffende
de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens 1, die de bescherming van de
rechten en vrijheden van personen op dat gebied in alle lidstaten op hetzelfde
niveau wil brengen.
Het Hof stelt vast dat het vermelden van verschillende personen op een internetpagina
met hun naam of anderszins (telefoonnummer of informatie over hun werksituatie en hun
liefhebberijen) als een «geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens» is aan te
merken. Wanneer bovendien melding wordt gemaakt van iemands gezondheidstoestand, gaat het om een
verwerking van gegevens betreffende de gezondheid in de zin van de richtlijn van
1995.
Die verwerking van persoonsgegevens valt noch onder de categorie activiteiten die de openbare
veiligheid betreffen, noch onder de categorie activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden,
die buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen.
Het Hof merkt op dat de richtlijn ook specifieke voorschriften bevat, die beogen
een controle door de lidstaten van de doorgiften van persoonsgegevens naar derde landen
te waarborgen. Gezien de ontwikkeling van internet ten tijde van de opstelling van
de richtlijn en het ontbreken van criteria voor het gebruik van internet, is
het Hof echter van oordeel dat het niet de bedoeling van de gemeenschapswetgever
was, het begrip "doorgifte van gegevens naar een derde land" ook te laten
gelden voor het plaatsen van gegevens op een internetpagina, ook wanneer die gegevens
toegankelijk worden gemaakt voor personen uit derde landen.
De bepalingen van de richtlijn als zodanig bevatten geen beperking die in strijd
is met het algemene beginsel van vrijheid van meningsuiting of met andere grondrechten.
Het staat aan de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties die belast zijn met
de toepassing van de nationale regeling tot omzetting van de richtlijn, een juist
evenwicht te verzekeren tussen de betrokken rechten en belangen, met name de grondrechten.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt Beschikbare talen: alle De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof (www.curia.eu.int ) vanaf ongeveer 12.00 uur CET. Voor nadere informatie wende men zich tot Mevr. Gitte Stadler Tel: (00352) 4303 3127 Fax: (00352) 4303 3656 |