Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 58/96

5 december 1996

Arrest van het Hof in de gevoegde zaken C-267/95 en C-268/95
Merck & Co. Inc e.a. / Primecrown Ltd e.a. en Beecham Group plc / Europharm of Worthing Ltd

UITSPRAAK VAN HET HOF OVER DE RECHTEN VAN EEN OCTROOIHOUDER EN OVER HET BEGINSEL VAN VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN


BELANGRIJK: Dit communiqué wordt verspreid door de Afdeling pers en voorlichting en bindt het Hof niet. De hierna volgende samenvatting van het arrest moet worden gelezen in het licht van de volledige tekst van het arrest. Voor nadere informatie alsmede voor een exemplaar van het arrest wende men zich tot de heer Tom Kennedy - tel (*352) 4303 3355.

Het Hof heeft in zijn arrest voor recht verklaard:

  1. "De overgangsperiodes als bepaald in de artikelen 47 en 209 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de verdragen, zijn verstreken op 6 oktober 1995 voor het Koninkrijk Spanje en op 31 december 1994 voor de Portugese Republiek.

  2. De artikelen 30 en 36 EG-Verdrag staan in de weg aan toepassing van een nationale wettelijke regeling die de houder van een octrooi voor een farmaceutisch product het recht verleent om zich te verzetten tegen de invoer door een derde van dit product vanuit een andere Lid-Staat, wanneer de octrooihouder het product in deze staat voor het eerst na diens toetreding tot de Europese Gemeenschap in het verkeer heeft gebracht, doch op een tijdstip waarop het product in deze staat niet door een voortbrengseloctrooi kon worden beschermd, tenzij de octrooihouder kan bewijzen, dat hij aan een werkelijk bestaande juridische verplichting is onderworpen om het product in deze Lid-Staat in het verkeer te brengen."

  1. Achtergrond van het geschil
  2. Merck en Beecham hebben in het Verenigd Koninkrijk octrooi verkregen op een aantal geneesmiddelen: het betreft Innovace (tegen hoge bloeddruk), Proscar (prostaatbehandeling) en Timoptol (tegen glaucoom) van Merck, en Augmentin (een antibioticum) van Beecham.

    Merck en Beecham hebben deze middelen in Spanje en Portugal op de markt gebracht op een tijdstip waarop in deze landen geen octrooibescherming bestond voor geneesmiddelen (de octrooieerbaarheid van geneesmiddelen is in Spanje ingevoerd op 7 oktober 1992 en in Portugal op 1 januari 1992).

    Merck en Beecham beschuldigen Primecrown en Europharm ervan, door de genoemde geneesmiddelen vanuit Spanje en Portugal in het Verenigd Koninkrijk te importeren om te profiteren van het prijsverschil tussen deze Lid-Staten, inbreuk te maken op hun Britse octrooien.

    In de twee zaken die de High Court te Londen het Hof heeft voorgelegd, gaat het dus om in een Lid-Staat geoctrooieerde geneesmiddelen waarvan de octrooihouders de import vanuit een andere Lid-Staat willen verhinderen, waar voor deze geneesmiddelen geen octrooi kon worden verkregen en waar de octrooihouder juridisch dan wel moreel gedwongen was ze op de markt te brengen.

  3. Het arrest van het Hof
  4. Het Hof verwijst naar zijn eerdere rechtspraak, waarin het besliste dat de bescherming van octrooien het vrij verkeer van goederen enkel kan doorkruisen, voor zover dit gerechtvaardigd is om de rechten te waarborgen die het specifieke voorwerp van het octrooi vormen. Dit specifieke voorwerp houdt met name in, dat de octrooihouder het exclusieve recht wordt verschaft om een uitvinding te gebruiken voor de vervaardiging van produkten en deze als eerste in het verkeer te brengen.

    Heeft de octrooihouder eenmaal met volledige kennis van zaken besloten om zijn produkt in het verkeer te brengen, ook al is dit in een Lid-Staat waar geen wettelijke octrooibescherming voor het betrokken produkt bestaat, moet hij de consequenties van zijn keuze aanvaarden voor wat het vrije verkeer van het produkt binnen degemeenschappelijke markt betreft. Hij kan zich niet verzetten tegen de invoer van een produkt dat hij vrijelijk in een Lid-Staat in het verkeer heeft gebracht, ook al was het daar niet octrooieerbaar.

    Het Hof bevestigt deze afweging tussen het beginsel van vrij verkeer van goederen in de Gemeenschap en het beginsel van bescherming van de rechten van de octrooihouders.

    De High Court heeft eveneens gevraagd, of deze rechtspraak niet zo moet worden genuanceerd dat de gevallen waarin er een morele of juridische verplichting bestaat voor de houder van het octrooi in de Lid-Staat van invoer om zijn product op de markt te brengen in een Lid-Staat waar het geen octrooibescherming geniet, hiervan worden uitgesloten. Het Hof verklaart, dat wanneer de octrooihouder juridisch gedwongen wordt, hetzij door het nationale recht, hetzij door het gemeenschapsrecht, om zijn producten in een Lid-Staat in het verkeer te brengen, hij niet kan worden geacht te hebben ingestemd met het in het verkeer brengen en hij gerechtigd is zich te verzetten tegen de invoer en het in het verkeer brengen van deze producten in de staat waar deze bescherming genieten.

    Morele verplichtingen om geneesmiddelen te leveren aan de Lid-Staten waar er behoefte aan bestaat, ook al zijn ze aldaar niet octrooieerbaar, kunnen daarentegen geen grond opleveren voor afwijking van de regel inzake het vrije verkeer van goederen.