Het Hof heeft in zijn arrest voor recht verklaard:
Merck en Beecham hebben in het Verenigd Koninkrijk octrooi verkregen op een aantal geneesmiddelen: het betreft Innovace (tegen hoge bloeddruk), Proscar (prostaatbehandeling) en Timoptol (tegen glaucoom) van Merck, en Augmentin (een antibioticum) van Beecham.
Merck en Beecham hebben deze middelen in Spanje en Portugal op de markt gebracht op een tijdstip waarop in deze landen geen octrooibescherming bestond voor geneesmiddelen (de octrooieerbaarheid van geneesmiddelen is in Spanje ingevoerd op 7 oktober 1992 en in Portugal op 1 januari 1992).
Merck en Beecham beschuldigen Primecrown en Europharm ervan, door de genoemde geneesmiddelen vanuit Spanje en Portugal in het Verenigd Koninkrijk te importeren om te profiteren van het prijsverschil tussen deze Lid-Staten, inbreuk te maken op hun Britse octrooien.
In de twee zaken die de High Court te Londen het Hof heeft voorgelegd, gaat het dus om in een Lid-Staat geoctrooieerde geneesmiddelen waarvan de octrooihouders de import vanuit een andere Lid-Staat willen verhinderen, waar voor deze geneesmiddelen geen octrooi kon worden verkregen en waar de octrooihouder juridisch dan wel moreel gedwongen was ze op de markt te brengen.
Het Hof verwijst naar zijn eerdere rechtspraak, waarin het besliste dat de bescherming van octrooien het vrij verkeer van goederen enkel kan doorkruisen, voor zover dit gerechtvaardigd is om de rechten te waarborgen die het specifieke voorwerp van het octrooi vormen. Dit specifieke voorwerp houdt met name in, dat de octrooihouder het exclusieve recht wordt verschaft om een uitvinding te gebruiken voor de vervaardiging van produkten en deze als eerste in het verkeer te brengen.
Heeft de octrooihouder eenmaal met volledige kennis van zaken besloten om zijn produkt in het verkeer te brengen, ook al is dit in een Lid-Staat waar geen wettelijke octrooibescherming voor het betrokken produkt bestaat, moet hij de consequenties van zijn keuze aanvaarden voor wat het vrije verkeer van het produkt binnen degemeenschappelijke markt betreft. Hij kan zich niet verzetten tegen de invoer van een produkt dat hij vrijelijk in een Lid-Staat in het verkeer heeft gebracht, ook al was het daar niet octrooieerbaar.
Het Hof bevestigt deze afweging tussen het beginsel van vrij verkeer van goederen in de Gemeenschap en het beginsel van bescherming van de rechten van de octrooihouders.
De High Court heeft eveneens gevraagd, of deze rechtspraak niet zo moet worden genuanceerd dat de gevallen waarin er een morele of juridische verplichting bestaat voor de houder van het octrooi in de Lid-Staat van invoer om zijn product op de markt te brengen in een Lid-Staat waar het geen octrooibescherming geniet, hiervan worden uitgesloten. Het Hof verklaart, dat wanneer de octrooihouder juridisch gedwongen wordt, hetzij door het nationale recht, hetzij door het gemeenschapsrecht, om zijn producten in een Lid-Staat in het verkeer te brengen, hij niet kan worden geacht te hebben ingestemd met het in het verkeer brengen en hij gerechtigd is zich te verzetten tegen de invoer en het in het verkeer brengen van deze producten in de staat waar deze bescherming genieten.
Morele verplichtingen om geneesmiddelen te leveren aan de Lid-Staten waar er behoefte aan bestaat, ook al zijn ze aldaar niet octrooieerbaar, kunnen daarentegen geen grond opleveren voor afwijking van de regel inzake het vrije verkeer van goederen.