Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ Nr. 8/97

11 MAART 1997

Arrest van het Hof in zaak C-13/95
A. Süzen / Zehnacker Gebäudereinigung GmbH Krankenhausservice
Ondersteund door: Lefahrt GmbH


Voor nadere informatie alsmede voor een exemplaar van het arrest kunt u zich wenden tot de heer Tom Kennedy Ä tel. (*352) 4303 3355.


Prejudiciële vraag van het Arbeitsgericht Bonn betreffende de uitlegging van de gemeenschapsrichtlijn inzake de bescherming van werknemers bij overgang van ondernemingen.

Een schoonmaakster die is ontslagen nadat de onderneming waarbij zij in dienst is, een schoonmaakcontract heeft verloren, kan niet automatisch aanspraak maken op indiensttreding bij de nieuwe vennootschap die met deze werkzaamheden is belast.

De enkele omstandigheid dat de vorige en de nieuwe opdrachtnemer vergelijkbare diensten verrichten, volstaat namelijk nog niet om te concluderen, dat er sprake is van een overdracht van een economische entiteit.

In casu vindt de richtlijn naar het oordeel van het Hof geen toepassing, omdat er geen activa zijn overdragen en niet een wezenlijk deel van het personeel is overgenomen.

I. Feitelijk en juridisch kader

De feiten

Süzen was in dienst van Zehnacker GmbH. Deze onderneming had een schoonmaakopdracht in een school in Bonn-Bad-Godesberg aangenomen, waarmee Süzen was belast. De school ontbond de overeenkomst met Zehnacker GmbH per 30 juni 1994, waarna alle werknemers die in de school werkzaam waren door Zehnacker GmbH werden ontslagen. De school heeft het schoonmaken van haar lokalen vervolgens bij overeenkomst opgedragen aan Lefahrt GmbH, die de ontslagen werknemers blijkbaar niet heeft aangeboden hen weer in dienst te nemen.

Süzen heeft het Arbeitsgericht Bonn vervolgens verzocht vast te stellen, dat haar arbeidsverhouding met Zehnacker GmbH ondanks de ontslagaanzegging niet was geëindigd.

Juridisch kader

De relevante gemeenschapswetgeing is richtlijn 77/187/EEG „inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan".

Deze gemeenschapsrichtlijn beoogt in alle Lid-Staten voorzieningen in te voeren om de werknemers bij verandering van ondernemer te beschermen, in het bijzonder om het behoud van hun rechten veilig te stellen.

Artikel 1, lid 1, van de richtlijn luidt als volgt: „Deze richtlijn is van toepassing op de overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan op een andere ondernemer ten gevolge van een overdracht krachtens overeenkomst of een fusie".

De prejudiciële vraag

Het Arbeitsgericht Bonn was van oordeel, dat de oplossing van het geschil afhing van de uitlegging van de richtlijn. Het achtte het van belang om te weten of de ontbinding van de schoonmaakovereenkomst en de overdracht van deze overeenkomst aan een derde onderneming moest worden beschouwd als een overgang van een onderneming, zodat de arbeidsverhouding van Süzen met het nieuwe schoonmaakbedrijf als zodanig was blijven bestaan. Het heeft derhalve besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof algemene vragen stellen over deze gemeenschapsregeling, waarop het Hof vandaag een algemeen antwoord geeft.

Dit is bindend voor de nationale rechter en moet hem in staat stellen vervolgens uitspraak te doen in het voor hem aanhangige geding.

II. Motivering van het arrest van het Hof

Het Hof verklaart, dat de verwijzende rechter wenst te vernemen, of de richtlijn toepassing vindt in een situatie waarin een opdrachtgever die het schoonmaken van zijn lokalen aan een ondernemer heeft opgedragen, de overeenkomst met deze ondernemer opzegt en met een andere ondernemer een nieuwe overeenkomst sluit voor de uitvoering van soortgelijke werkzaamheden, zonder dat dit gepaard gaat met de overdracht van materiële of immateriële activa van de eerste op de tweede ondernemer.

De richtlijn heeft tot doel, ook bij verandering van eigenaar de continuïteit van in het kader van een „economische entiteit" bestaande arbeidsverhoudingen te waarborgen, ongeacht de wijze waarop deze verandering plaatsvindt. Dit begrip entiteit verwijst naar een georganiseerd geheel van personen en elementen waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend. Volgens het Hof is er sprake van een „overgang" in de zin van deze richtlijn, indien de identiteit van de economische entiteit bewaard blijft. Met het oog op de vaststelling of aan de voorwaarden voor een „overdracht van een entiteit" is voldaan, noemt het Hof een reeks feiten en omstandigheden die de nationale rechter als mogelijke deelaspecten in zijn globale onderzoek moet betrekken. Onder meer worden genoemd: het feit dat er een overdracht van betekenis van materiële activa (zoals gebouwen en roerende zaken) of van immateriële activa plaatsvindt, alsmede de omstandigheid dat al dan niet een wezenlijk deel, qua aantal en deskundigheid, van het personeel wordt overgenomen door de nieuwe ondernemer.

In dit kader maakt het Hof duidelijk, dat het loutere verlies van een opdracht aan een concurrent als zodanig niet een aanwijzing voor een overgang in de zin van de richtlijn kan zijn. In dat geval verliest de onderneming waaraan de dienst voordien was opgedragen, weliswaar een cliënt, maar zij blijft niettemin in haar volle omvang voortbestaan, zonder dat er sprake is van een overgang van één van haar vestigingen of onderdelen daarvan op de nieuwe opdrachtnemer.

Het is dus aan de verwijzende rechter om aan de hand van alle uitleggingselementen vast te stellen, of in casu een overgang heeft plaatsgevonden.

III. De beslissing van het Hof

Het Hof antwoordt de Duitse rechter, dat artikel 1, lid 1, van de gemeenschapsrichtlijn geen toepassing vindt in de in de prejudiciële vragen geschetste situatie, indien daarbij geen materiële of immateriële activa van betekenis worden overgedragen van de eerste op de tweede ondernemer en die nieuwe ondernemer niet een wezenlijk deel Ä qua aantal en deskundigheid Ä van het personeel overneemt dat zijn voorganger voor de uitvoering van zijn overeenkomst had ingezet.

Uitsluitend bestemd voor de media. Niet-officieel stuk, dat het Hof niet bindt; verkrijgbaar in alle officiële talen