Het besluit van het Europees Parlement van 20 september 1995, waarbij voor 1996 geen twaalf periodes van gewone plenaire vergaderingen te Straatsburg zijn vastgesteld, wordt nietig verklaard wegens onverenigbaarheid met het besluit van Edinburgh.
In het werkrooster van het Europees Parlement voor 1996 werden elf periodes van plenaire vergaderingen te Straatsburg vastgesteld en acht periodes van bijkomende vergaderingen te Brussel.
Volgens de Franse regering was dit in strijd met het op 12 december 1992 door de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten te Edinburgh genomen besluit.
Dit besluit van Edinburgh bepaalt: "Het Europees Parlement heeft zijn zetel te Straatsburg voor de twaalf periodes van de maandelijkse voltallige zittingen met inbegrip van de begrotingszitting."
Het Hof stelt vast, dat de regeringen van de Lid-Staten de zetel van het Parlement definitief hebben vastgesteld te Straatsburg. Op grond van dit besluit, en gelet op het feit dat het Europees Parlement zijn werkzaamheden op meerdere plaatsen verricht, konden de Lid-Staten bepalen, welke activiteiten aldaar moeten worden verricht.
Het besluit van Edinburgh dwingt het Parlement derhalve weliswaar in zekere mate, zijn werkzaamheden op een bepaalde wijze te organiseren, maar deze dwang is inherent aan de noodzaak de zetel van het Parlement vast te stellen.
Het Hof staat wel een uitzondering toe voor jaren waarin verkiezingen voor het Europees Parlement worden gehouden.
Uitsluitend voor gebruik door de media - Niet-officieel stuk, dat niet bindend is voor het Hof - Beschikbaar in alle officiële talen
Opmerking: Een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement van 17 juli 1996 waarbij in het rooster voor de vergaderperiodes van 1997 11 zittingen te Straatsburg werden vastgelegd, is bij het Hof van Justitie aanhangig (zaak C-267/96, Franse Republiek tegen Europees Parlement)
Voor nadere informatie alsmede voor een exemplaar van het arrest wende men zich tot mevr. M.-F. Contet - tel. (00352) 4303 2497.