In 1994 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof van Justitie verzocht Nederland, Italië, Frankrijk en Spanje te veroordelen wegens hun nationale monopolies voor de invoer en uitvoer van elektriciteit (en wat Frankrijk betreft ook gas).
In Nederland bepaalt de Elektriciteitswet van 1989, dat de eindverbruikers elektriciteit bestemd voor eigen gebruik mogen invoeren, maar dat bij een spanning van meer dan 500 V alleen de NV Samenwerkende Elektriciteitsproduktiebedrijven elektriciteit bestemd voor de openbare voorziening mag invoeren.
In Italië is bij wet 1643 van 1962 de elektriciteitssector genationaliseerd: alle activiteiten op het gebied van productie, invoer, uitvoer, alsook transport, transformatie, distributie en verkoop van elektriciteit zijn toevertrouwd aan ENEL, het nationale lichaam waarin de industriële ondernemingen die in de elektriciteitssector actief zijn, zijn opgenomen. Voor de invoer en uitvoer is een vergunning van de minister van Openbare werken vereist.
In Frankrijk zijn bij wet 46-628 van 1946 alle activiteiten betreffende productie, transport, distributie, invoer en uitvoer van elektriciteit en gas genationaliseerd en opgedragen aan genationaliseerde ondernemingen, die worden beheerd door openbare instellingen (EDF en GDF). De invoer, uitvoer en het transport van elektriciteit worden evenwel uitsluitend verzorgd door EDF; de invoer en uitvoer van gas uitsluitend door GDF.
In Spanje bepaalt wet 49/84, dat het nationale hoogspanningsnet als openbare dienst wordt beheerd door een overheidsvennootschap, te weten Red Eléctrica de España.
In alle vier de zaken was de Commissie van oordeel, dat het handelsverkeer tussen de Lid-Staten door de nationale regels kon worden belemmerd, zodat deze in strijd waren met het beginsel van het vrije goederenverkeer en met het dwingend vereiste om de nationale monopolies van commerciële aard, die hetzij rechtstreeks hetzij via delegatie worden uitgeoefend, aan te passen teneinde elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten uit te sluiten. Zij stelde, dat een nationaal invoermonopolie de producenten in andere Lid-Staten zou beletten, in Nederland, Italië, Frankrijk en Spanje elektriciteit (en in Frankrijk ook gas) te verkopen aan andere afnemers dan de monopoliehouder. Tevens kan een potentiële afnemer in een van die Lid-Staten, de bevoorradingsbron van uit andere Lid-Staten afkomstige elektriciteit niet vrijelijk kiezen. Wat de exclusieve uitvoerrechten van elektriciteit betreft stelt de Commissie, dat de houder van het exclusieve recht geneigd is, de nationale productie te reserveren voor de nationale markt, waardoor aan de binnenlandse markt een voordeel wordt gegarandeerd ten opzichte van de vraag vanuit andere Lid-Staten.
Wat Spanje betreft, stelt het Hof vast, dat de Commissie het wettelijk monopolie aanvalt, zonder het bestaan ervan te bewijzen. De wet stelt immers geen exclusief recht op internationale transacties in. Integendeel, de staatsonderneming wijst onder bepaalde voorwaarden aan elke onderneming haar aandeel in de internationale transacties toe. Aangezien de Commissie haar stellingen niet heeft bewezen, wordt het beroep verworpen.
Ten aanzien van Nederland, Italië en Frankrijk acht het Hof de exclusieve in- en uitvoerrechten een belemmering van het vrij verkeer en een rechtstreekse aantasting van respectievelijk de afzetvoorwaarden en de bevoorradingsmogelijkheden van de ondernemers in de andere Lid-Staten.
De Lid-Staten hebben daarop gepoogd, hun restrictieve wetgeving te rechtvaardigen met een beroep op de verdragsbepaling waarin - onder het voorbehoud dat de ontwikkeling van het handelsverkeer niet nadelig mag worden beïnvloed - de ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang de regels van het Verdrag niet behoeven te eerbiedigen, wanneer die regels de vervulling van hun bijzondere taak onder economisch aanvaardbare omstandigheden, zouden verhinderen.
De Lid-Staten hebben een gedetailleerde beschrijving gegeven van de opzet en de werking van hun nationale stelsel op het gebied van elektriciteit (dan wel gas) en erop gewezen, dat dit stelsel tot doel heeft, de aan de overheidsondernemingen toevertrouwde taak uit te voeren, en dat door de organisatie ervan ter discussie te stellen de doelstellingen van het nationale energiebeleid en het beheer van de nationale stelsels worden ondergraven.
De Commissie heeft geen rekening gehouden met de bijzonderheden van de nationale stelsels en heeft zich beperkt tot zuiver juridische overwegingen, zonder uiteen te zetten waarop haar argumentatie gebaseerd is. Het Hof acht zich niet in staat te onderzoeken, of de Lid-Staten andere maatregelen hadden kunnen treffen en of zij niet verder zijn gegaan dan noodzakelijk is wanneer zij een onderneming belasten met een onder economisch verantwoorde omstandigheden te vervullen taak van algemeen belang.
Bovendien heeft de Commissie niet aangetoond, dat de regeling van de exclusieve in- en uitvoerrechten een ongunstige uitwerking heeft op de ontwikkeling van het handelsverkeer tussen de Lid-Staten.
Het Hof verwerpt daarom de beroepen van de Commissie.
Uitsluitend bestemd voor gebruik door de media - Niet-officieel document dat het Hof niet bindt.
Voor de volledige tekst van de arresten raadplege men de Homepage van het Hof van Justitie op Internet: curia.eu.int. Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Tom Kennedy - tel. (352) 4303.3355; fax (352) 4303.2500.