Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 74/97

11 november 1997

Arrest van het Hof in zaak C-409/95

H. Marschall tegen Land Nordrhein-Westfalen (Duitsland)

Een nationale wettelijke regeling die vrouwen garandeert, dat zij bij gelijke kwalificaties van mannen en vrouwen in de openbare dienst bij voorrang worden bevorderd, is onder bepaalde voorwaarden in overeenstemming met het gemeenschapsrecht.


Het Hof zet de lijn van het arrest Kalanke voort en preciseert de draagwijdte ervan.

Het wijst erop, dat door een voorbehoud dat een objectieve beoordeling van mannelijke kandidaten mogelijk maakt, wordt voorkomen dat er sprake is van een absolute, onvoorwaardelijke voorrang voor vrouwen, die de door de betrokken regels gestelde grenzen overschrijdt en die het Hof in het arrest Kalanke onwettig heeft verklaard.

Het Hof preciseert, dat die beoordeling echter niet mag leiden tot een omgekeerde discriminatie van vrouwen.

Volgens het Hof blijkt in het maatschappelijk leven, dat zelfs bij gelijke kwalificaties mannelijke kandidaten eerder worden bevorderd dan vrouwelijke. Er blijven bepaalde hardnekkige vooroordelen en stereotiepe ideeën bestaan over de rol en de capaciteiten van de vrouw in het beroepsleven. Het Hof leidt hieruit af, dat een aan vrouwen bij gelijke kwalificatie toegekende voorrang - die het evenwicht beoogt te herstellen - niet in strijd is met het gemeenschapsrecht, op voorwaarde dat een objectieve beoordeling van elke individuele sollicitatie - of deze nu van een man of een vrouw afkomstig is - wordt gegarandeerd en dat de bevordering van een mannelijke kandidaat daarom niet a priori is uitgesloten.

Marschall is als leraar met vaste aanstelling in dienst van de deelstaat Nordrhein-Westfalen. Op 8 februari 1994 solliciteerde hij naar een hoger ambt aan de

scholengemeenschap van de stad Schwerte. De bevoegde autoriteit deelde hem echter mee, dat zij van plan was een concurrente in dit ambt aan te stellen. Het ambtenarenstatuut van Nordrhein-Westfalen bepaalde immers, dat "voor zover in het ressort van de voor de bevordering bevoegde autoriteit in een te bekleden hoger ambt van een loopbaan minder vrouwen dan mannen werkzaam zijn, bij gelijke geschiktheid, bekwaamheid en arbeidsprestatie de voorkeur moet worden gegeven aan een vrouw, voor zover met de persoon van een medekandidaat verband houdende redenen de balans niet in diens voordeel doen doorslaan". Marschall stelde daarop beroep in bij het Verwaltungsgericht Gelsenkirchen (Duitsland) en vorderde, dat Nordrhein-Westfalen zou worden gelast hem tot het betrokken ambt te bevorderen.

Het Verwaltungsgericht merkt op, dat de voorrang die principieel aan vrouwen wordt gegeven, een discriminatie lijkt op te leveren, die niet wordt opgeheven door de mogelijkheid dat in een bijzonder geval de voorkeur aan de mannelijke kandidaat kan worden gegeven. Het heeft de behandeling van de zaak daarom geschorst en het Hof om uitlegging gevraagd van de richtlijn betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.

Deze richtlijn verzet zich niet tegen maatregelen die met name de feitelijke ongelijkheden beogen op te heffen die de kansen van vrouwen ongunstig beïnvloeden.

Het Hof is van oordeel, dat de neiging bestaat om mannen, bij gelijke kwalificatie, bij bevordering voorrang te verlenen boven vrouwen, omdat zij profiteren van hardnekkige vooroordelen en stereotiepe ideeën over de rol en de capaciteiten van de vrouw.

Zo leidt bijvoorbeeld de vrees dat vrouwen hun loopbaan vaker onderbreken, dat zij, wegens huishoudelijke en gezinstaken, hun arbeidstijd minder soepel indelen of dat zij, door zwangerschappen, bevallingen en perioden waarin zij borstvoeding geven, vaker afwezig zijn, tot discriminaties van vrouwen.

Om deze redenen betekent het feit, dat twee kandidaten van verschillend geslacht gelijke kwalificaties hebben, op zich niet dat zij gelijke kansen hebben.

Daarom kan een bepaling als die van Nordrhein-Westfalen bijdragen tot het verminderen van de feitelijke ongelijkheden door een aanvullend bevorderingscriterium in te voeren, te weten dat de kandidaat vrouw moet zijn, en is zij in overeenstemming met de richtlijn omdat een absoluut automatisme ten opzichte van mannen wordt vermeden.

Het Hof beklemtoont, dat de voor de bevordering te onderzoeken criteria niet discriminerend ten opzichte van vrouwen mogen zijn door in te spelen op bepaalde maatschappelijke vooroordelen, zoals die welke hierboven zijn genoemd. Het stemt voorts in met de flexibiliteit van de Duitse bepaling, die de administratie een beoordelingsmarge geeft.

Het staat nu aan de Duitse rechter om te bepalen, of deze voorwaarden zijn vervuld en om de zaak Marschall te beslechten.

Uitsluitend voor gebruik door de pers - Niet officiële tekst die het Hof niet bindt.

Voor nadere informatie raadplege men de homepage van het Hof op Internet www.curia.eu.int of wende men zich tot de heer T. Kennedy - tel (*352) 4303 3355, fax (*352) 4303 2500.