VOORLICHTINGSDIENST

Perscommuniqué nr. 76/97

9 december 1997

Arrest van het Hof van Justitie van de EuropeseGemeenschappen in zaak C-265/95

Commissie/Frankrijk

Het Hof van Justitie veroordeelt Frankrijk, omdat het onvoldoende is opgetreden tegen gewelddadige acties van landbouwers

Door niet alle passende maatregelen te treffen om het vrije verkeer van landbouwproducten uit andere Lid-Staten op zijn grondgebied te verzekeren, heeft de Franse Republiek inbreuk gemaakt op het grondbeginsel van het vrije goederenverkeer en op de plicht tot samenwerking, die het EG-Verdrag de Lid-Staten oplegt.


Het Hof stelt vast, dat de feiten die aan het geding ten grondslag liggen en die door de Franse regering niet worden betwist, het handelsverkeer van landbouwproducten uit andere Lid-Staten kennelijk hebben belemmerd. Ernstige incidenten Ä zoals het tegenhouden van vrachtauto's, het vernietigen van hun lading, het molesteren van de chauffeurs, het intimideren van groothandelaars en detaillisten en het beschadigen van in winkels aangeboden goederen hebben zich meer dan tien jaar lang elk jaar opnieuw voorgedaan, zonder dat de Franse regering doeltreffende maatregelen heeft genomen om ze te voorkomen en om de betrokken personen van het plegen van nieuwe delicten te weerhouden. Door dat alles is een klimaat van onveiligheid ontstaan, dat een negatief effect heeft gehad op het gehele handelsverkeer.

Evenmin is betwist, dat de politie vaak niet ter plekke was dan wel niet heeft ingegrepen, ondanks het feit dat de gewelddaden zich vaak in dezelfde perioden van het jaar en op welbepaalde plaatsen voordeden, terwijl de Franse autoriteiten in bepaalde gevallen waren gewaarschuwd dat er betogingen van landbouwers te verwachten waren.

Met betrekking tot de talrijke gevallen van vandalisme tussen april en augustus 1993 hebben de Franse autoriteiten slechts één geval weten te noemen waarin strafvervolging is ingesteld, hoewel de plegers van de delicten identificeerbaar waren of zelfs bekend waren bij de autoriteiten.

Het Hof herinnert eraan, dat het vrije goederenverkeer een van de fundamentele vrijheden van het EG-Verdrag is en met name inhoudt, dat alle invoerbelemmeringen in het handelsverkeer tussen Lid-Staten moeten worden opgeheven.

Ingevolge de verdragsbepalingen inzake het vrije goederenverkeer en inzake de verplichting van de Lid-Staten om de nakoming van de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen te verzekeren, dienen de Lid-Staten zich niet enkel zelf te onthouden van handelingen die het intracommunautaire handelsverkeer kunnen belemmeren, maar moeten zij ook alle passende maatregelen treffen die nodig zijn om op hun grondgebied acties van particulieren te verhinderen, die dat handelsverkeer ongunstig kunnen beïnvloeden.

Ofschoon de Lid-Staten bij uitsluiting bevoegd zijn te bepalen, welke maatregelen van openbare orde het meest geschikt zijn om het vrije verkeer van goederen te verzekeren, dient het Hof, indien een desbetreffende zaak hem wordt voorgelegd, te verifiëren of die maatregelen adequaat zijn.

Waar de Franse regering betoogt, dat een harder politieoptreden tot nog heftigere reacties van de Franse landbouwers had kunnen leiden, wijst het Hof erop, dat vrees voor binnenlandse problemen voor een Lid-Staat geen reden kan zijn om het gemeenschapsrecht niet correct toe te passen.

Ook het argument dat de sociaal-economische situatie op de Franse groenten- en fruitmarkt uiterst moeilijk was, wordt door het Hof afgewezen. Het wijst erop, dat op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is maatregelen ter oplossing van dergelijke problemen te treffen.

Het feit, tenslotte, dat Frankrijk de door de gewelddadige acties veroorzaakte schade heeft vergoed, kan de ten laste van die Lid-Staat vastgestelde niet-nakoming niet ongedaan maken.

Het Hof komt tot de slotsom en volgt daarmee het advies van advocaat-generaal Lenz van 9 juli 1997 , dat de Franse Republiek gedurende langere tijd duidelijk geen toereikende en passende maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan daden van vandalisme die het vrije verkeer van landbouwproducten uit andere Lid-Staten op zijn grondgebied in gevaar brengen, en om herhaling van die daden te voorkomen.

N.B.: Indien het Hof van Justitie vaststelt, dat een Lid-Staat zijn verplichtingen krachtens het EG-Verdrag niet is nagekomen, is die Lid-Staat verplicht de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof.

Indien de Commissie van oordeel is, dat de betrokken Lid-Staat die maatregelen niet heeft genomen, kan zij zich opnieuw tot het Hof wenden, met het verzoek een geldelijke sanctie op te leggen.

Uitsluitend voor gebruik door de pers Niet-officiële tekst, die het Hof niet bindt.

Voor nadere informatie raadplege men de homepage van het Hof op Internet http://www.curia.eu.int of wende men zich tot de heer T. Kennedy - tel (*352) 4303 3355, fax (*352) 4303 2500.