Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 5/98

17 februari 1998

Arrest van het Hof in zaak C-249/96

Lisa Jacqueline Grant tegen South West Trains Ltd

EEN DISCRIMINATIE OP GROND VAN SEKSUELE GEAARDHEID VALT (NOG) NIET ONDER HET GEMEENSCHAPSRECHT

De niet-toekenning van reisfaciliteiten voor de partner van hetzelfde geslacht van een werknemer is geen discriminatie die ingevolge het gemeenschapsrecht verboden is

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam zou hier verandering in kunnen komen.


Mevrouw Grant is in dienst van South West Trains. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van South West Trains bevatten een clausule volgens welke de werknemers recht hebben op gratis reizen en reizen tegen verlaagd tarief op het spoorwegnet van de onderneming. Deze voordelen worden ook toegekend aan de echtgenoot en de concubant van het andere geslacht van de werknemer, mits er sinds meer dan twee jaar een serieuze relatie bestaat.

Mevrouw Grant vroeg die reisfaciliteiten aan voor haar partner van het vrouwelijk geslacht. Die aanvraag werd afgewezen met de mededeling, dat de faciliteiten slechts konden worden toegekend voor de echtgenoot of voor een partner van het andere geslacht.

Daarop wendde mevrouw Grant zich tot het Industrial Tribunal te Southampton (Verenigd Koninkrijk), stellende dat de afwijzende beslissing neerkwam op discriminatie op grond van geslacht en derhalve in strijd was met de bepalingen van gemeenschapsrecht op het gebied van de gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het Industrial Tribunal legde het Hof een aantal vragen betreffende de uitlegging van die bepalingen voor ten einde te vernemen, of de niet-toekenning door een werkgever van reisfaciliteiten ten gunste van de concubant, van hetzelfde geslacht, met wie een werknemer een duurzame relatie onderhoudt, een door het gemeenschapsrecht verboden discriminatie vormt, wanneer die faciliteiten wel worden toegekend aan de echtgenoot van de werknemer of aan de concubant van het andere geslacht die met de werknemer een buitenechtelijke duurzame relatie heeft.

Het Hof heeft deze vraag in drie etappes onderzocht.

Om te beginnen heeft het de vraag onderzocht, of het feit dat de betrokken reisfaciliteiten alleen worden toegekend voor de echtgenoot of de concubant van het andere geslacht, een rechtstreeks op het geslacht van de werknemer gebaseerde discriminatie vormt. Daartoe stelde het vast, dat een mannelijke werknemer die met een man samenleeft, evenmin reisfaciliteiten voor zijn partner ontvangt als een vrouwelijke werknemer die met een vrouw samenleeft. Volgens het Hof is er dan ook geen sprake van rechtstreeks op het geslacht gebaseerde discriminatie, nu de betrokken voorwaarde gelijkelijk geldt voor vrouwelijke en mannelijke werknemers.

Vervolgens heeft het Hof onderzocht, of het gemeenschapsrecht gebiedt dat duurzame relaties tussen twee personen van hetzelfde geslacht door de werkgever worden gelijkgesteld met relaties tussen echtgenoten of met buitenechtelijke duurzame relaties tussen personen van verschillend geslacht. Daartoe merkt het Hof op, dat op gemeenschapsniveau tot op heden geen regels zijn vastgesteld waarmee die gelijkstelling tot stand wordt gebracht, terwijl de nationale wetgevingen van de lidstaten op dit punt sterk uiteenlopen. De Europese Commissie voor de rechten van de mens, zo vervolgt het Hof, gaat ervan uit dat, ondanks de hedendaagse mentaliteitsverandering ten opzichte van homoseksualiteit, duurzame relaties tussen homoseksuelen niet vallen onder het recht op respect van het familie- en gezinsleven, dat bescherming geniet ingevolge het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het Hof concludeerde dan ook, dat bij de huidige stand van het recht binnen de Gemeenschap buitenechtelijke duurzame relaties niet zijn gelijkgesteld met relaties tussen echtgenoten of tussen concubanten van verschillend geslacht. Het kan slechts aan de nationale wetgever staan om in voorkomend geval een op die situatie toepasselijke regelgeving vast te stellen.

Tenslotte is het Hof ingegaan op de vraag, of uit zijn rechtspraak alsook sommige internationale verdragen volgt dat discriminatie op grond van de seksuele geaardheid kan worden gelijkgesteld met discriminatie op grond van geslacht, welke laatste ingevolge het gemeenschapsrecht verboden is. Het Hof is tot de conclusie gekomen, dat het gemeenschapsrecht bij zijn huidige stand niet toepasselijk is op discriminatie op grond van de seksuele geaardheid als die waarover mevrouw Grant klaagt.

Het Hof merkt evenwel op, dat het Verdrag van Amsterdam de Raad de mogelijkheid biedt om, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, maatregelen te treffen om bepaalde vormen van discriminatie, waaronder die op grond van seksuele geaardheid, te bestrijden.

Dit niet-officiële document is bestemd voor de pers en bindt het Hof van Justitie niet.

De volledige tekst van het arrest is vandaag rond 15.00 uur op Internet (http://curia.eu.int) beschikbaar. Voor nadere informatie: Dhr. T. Kennedy, tel.: (352) 4303 3355.