Ten vervolge op de verklaring betreffende het recht op toegang tot informatie, die de lidstaten in 1992 in het Verdrag betreffende de Europese Unie hebben opgenomen, hebben de Commissie en de Raad een gedragscode goedgekeurd, welke het algemene beginsel behelst, dat "het publiek zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot documenten die bij de Commissie en de Raad berusten". De gedragscode beschrijft onder meer de te volgen procedure voor het geval wordt overwogen een aanvraag om toegang tot documenten af te wijzen, en hij noemt de omstandigheden die door een instelling als grond voor afwijzing van een aanvraag kunnen worden ingeroepen. Een van deze gronden is de bescherming van het algemeen belang, waaronder "gerechtelijke procedures".
De betrokken aanvraag om toegang betrof brieven die het directoraat-generaal Mededinging van de Commissie als antwoord had gezonden aan verschillende nationale rechters. Een bekendmaking van de Commissie van 1993 maakt het voor de nationale rechters immers mogelijk de Commissie advies te vragen over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag betreffende de mededinging. Verzoeker, in zijn hoedanigheid van advocaat en lid van een firma die zaken behandelt waarin vragen inzake mededinging op communautair niveau rijzen, verzocht om afschriften van enkele van deze brieven. De directeur-generaal van DG IV wees dit verzoek af met het argument, dat verspreiding van de brieven nadelig zou kunnen zijn voor de bescherming van het algemeen belang (gerechtelijke procedures).
Het Gerecht diende zich dus uit te spreken over de vraag, of de Commissie zich op de uitzondering uit hoofde van de bescherming van het algemeen belang kon beroepen om de toegang tot deze aan een nationale rechter gezonden documenten te weigeren.
Het Gerecht is van oordeel, dat het recht van een ieder op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke rechterlijke instantie, dat in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is neergelegd, onder meer inhoudt, dat het zowel de nationale als de communautaire rechterlijke instanties vrij moet staan hun eigen procesregels toe te passen met betrekking tot het verloop van de procedure in het algemeen en de vertrouwelijkheid van de stukken van het dossier in het bijzonder.
De aan de bescherming van het algemeen belang ontleende uitzondering op het algemeen beginsel van toegang tot de documenten van de Commissie, wanneer de documenten een gerechtelijke procedure betreffen, beoogt de algemene inachtneming van de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties te verzekeren, en is niet beperkt tot de bescherming van de belangen van de partijen in het kader van een welbepaalde gerechtelijke procedure.
Het Gerecht verklaart derhalve, dat de beslissing over de bekendmaking van documenten die uitsluitend voor een welbepaalde gerechtelijke procedure zijn opgesteld, enkel en alleen door de nationale rechter kan worden genomen op basis van zijn eigen procedureregels en met name op basis van de beginselen van vertrouwelijkheid die van toepassing zijn op de stukken van het dossier. Deze regel blijft geldig zolang de nationale procedure aanhangig is.
Het Gerecht is van oordeel, dat de motivering van de Commissie voor het overige genoegzaam is, en het verwerpt bijgevolg het beroep in zijn geheel.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht van eerste aanleg niet bindt
Voor meer informatie kan u onze internetpagina www.curia.eu.int raadplegen of kan u zich wenden tot de heer T. Kennedy tel: (352) 43 03 33 55 fax: (352) 43 03 25 00