Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 31/98

5 mei 1998

Arresten van het Hof in de zaken C-157/96 en C-180/96

The Queen tegen Ministry of Agriculture, Fisheries and Food
ex parte National Farmers' Union e.a.

Verenigd Koninkrijk tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

HET HOF BEVESTIGT DE GELDIGHEID VAN DE SPOEDMAATREGELEN TEGEN BSE


Sinds het uitbreken van boviene spongiforme encefalopathie (BSE), de zogenoemde "gekkekoeienziekte", heeft de regering van het Verenigd Koninkrijk diverse maatregelen ter bestrijding van deze ziekte genomen, om het risico voor de menselijke gezondheid te beperken. Tegelijkertijd heeft zij een Spongiform Encephalopathy Advisory Committee (SEAC) opgericht, een onafhankelijk wetenschappelijk orgaan dat de regering dient te adviseren. In een communiqué van 20 maart 1996 deelde het SEAC mee, dat blootstelling aan BSE "de meest waarschijnlijke verklaring" was voor het uitbreken van een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob die bij de mens optreedt.

Naar aanleiding van de aanbevelingen tot bescherming van de volksgezondheid van het SEAC en een advies van het Veterinair Wetenschappelijk Comité van de Europese Unie heeft de Commissie op 27 maart 1996 als spoedmaatregel een beschikking vastgesteld, waarbij het wordt verboden runderen, rundvlees of daarvan afgeleide producten vanuit het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten en derde landen te vervoeren.

De National Farmers' Union (NFU) en negen bedrijven die gespecialiseerd zijn in veeteelt en voedering, transport en export van runderen en in de handel van afgeleide producten, hebben bij de High Court Of Justice (Engeland) beroep ingesteld, waarbij zij opkomen tegen verschillende handelingen die de Britse autoriteiten op grond van de beschikking van de Commissie hebben vastgesteld. De High Court heeft het Hof van

Justitie een vraag gesteld over de geldigheid van de beschikking van de Commissie. Het Verenigd Koninkrijk heeft afzonderlijk beroep ingesteld, waarin het nietigverklaring van deze beschikking vordert. Ook had het om opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking verzocht, doch dit verzoek is op 12 juli 1996 door het Hof afgewezen.

In de twee zaken werd gesteld dat de beschikking ongeldig was op grond van onder meer de volgende argumenten: de Commissie was niet bevoegd om de beschikking vast te stellen; bij de vaststelling had zij haar bevoegdheid misbruikt en had zij ook het evenredigheidsbeginsel geschonden.

De bevoegdheid van de Commissie. Het Hof merkt op, dat de richtlijnen waarop deze bevoegdheid is gebaseerd, haar in staat dienen te stellen om snel in te grijpen om de uitbreiding van een ziekte onder dieren of een aantasting van de menselijke gezondheid te voorkomen. De door het SEAC verstrekte nieuwe inlichtingen hadden een sterke wijziging teweeg gebracht in het beeld van het gevaar dat BSE voor de menselijke gezondheid opleverde, zodat de Commissie de beschermende maatregelen mocht nemen.

Blijkens de toepasselijke teksten is bij een ziekte die een ernstig gevaar voor mens of dier oplevert, de immobilisatie van de dieren en producten en hun isolering op een bepaald grondgebied een geschikte maatregel. Een dergelijke isolering is slechts doeltreffend, wanneer het vervoer van dieren en producten buiten de grenzen van de betrokken lidstaat volstrekt wordt verboden, waardoor ook de uitvoer naar derde landen wordt getroffen. Overigens sluiten deze richtlijnen niet uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie uit om de uitvoer naar derde landen te verbieden.

Gelet op het waarschijnlijke verband tussen BSE en een dodelijke aandoening bij de mens, waarvoor thans geen enkele remedie bekend is, alsmede op de heersende onzekerheid, of de eerder door het Verenigd Koninkrijk en de Gemeenschap genomen maatregelen toereikend en doeltreffend zijn, is het Hof van oordeel, dat de Commissie de grenzen van haar beoordelingsbevoegdheid niet kennelijk heeft overschreden door met het verbod van uitvoer van runderen en afgeleide producten naar zowel andere lidstaten als derde landen te proberen, de ziekte op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk te isoleren.

Het argument betreffende misbruik van bevoegdheid werd aangevoerd, omdat in de motivering van de beschikking wordt gesproken van de ongerustheid bij de consumenten. Voorts zou de beschikking zijn voorgesteld als een maatregel ter ondersteuning van de rundvleessector. Het Hof stelt evenwel vast, dat voor de analyse van de motivering van een beschikking de tekst in zijn geheel moet worden bekeken en niet een geïsoleerd element daaruit. Bij lezing van de gehele tekst blijkt, dat de Commissie de voorlopige maatregelen heeft genomen uit bezorgdheid voor het risico van overdracht van BSE op de mens, en dat de stelling dat de Commissie uitsluitend of vooral de consumenten wilde geruststellen of een economisch doel nastreefde, in plaats van de bescherming van de gezondheid, door niets in het dossier wordt gestaafd.

Wat de mogelijke schending van het evenredigheidsbeginsel betreft, merkt het Hof op, dat ten tijde van de vaststelling van de bestreden beschikking grote onzekerheid bestond omtrent de risico's die levende dieren, het rundvlees of de afgeleide producten opleverden. Het Hof herinnert eraan, dat bij onzekerheid omtrent het bestaan en de omvang van risico's voor de menselijke gezondheid, de instellingen beschermende maatregelen kunnen nemen, zonder te behoeven wachten totdat ten volle blijkt dat deze risico's inderdaad bestaan en groot zijn. Daaraan verbindt het de conclusie dat, gelet op de ernst van het gevaar en de spoedeisendheid, het uitvoerverbod als overgangsmaatregel niet als een kennelijk ongeschikte maatregel kan worden beschouwd en dat de Commissie een adequate omzichtigheid heeft betracht, door de export van runderen, rundvlees en afgeleide producten algemeen te verbieden in afwachting van uitvoerigere wetenschappelijke informatie.

Volgens het Hof kon alleen een verbod van uitvoer naar derde landen de doeltreffende werking van de maatregel garanderen door alle elementen die met BSE kunnen zijn besmet, op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk te isoleren, aangezien iedere wederinvoer van vlees of verlegging van het verkeer niet volledig kan worden uitgesloten, indien de uitvoer naar bepaalde derde landen mogelijk blijft.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot J. de Hemptinne tel (352) 4303 3205.