Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR.40/98

17 juni 1998

Arrest in zaak T-174/95

Svenska Journalistförbundet (ondersteund door Zweden, Denemarken en Nederland) tegen Raad van de Europese Unie (ondersteund door Frankrijk en Verenigd Koninkrijk)

Het Gerecht verklaart een beschikking van de Raad waarbij toegang is geweigerd tot bepaalde documenten betreffende Europol (Europese politiedienst), nietig wegens motiveringsgebreken.


Na de toetreding van Zweden tot de Europese Unie besloot de Zweedse journalistenbond na te gaan op welke wijze de Zweedse autoriteiten uitvoering gaven aan het informatierecht van de Zweedse burger met betrekking tot documenten die verband houden met de werkzaamheden van de Europese Unie. Hij heeft toen bij 46 Zweedse instanties 20 documenten van de Raad over de oprichting van Europol opgevraagd. Tot 18 van de 20 documenten werd toegang verleend, maar daarin waren bepaalde passages onleesbaar gemaakt.

De journalistenbond heeft tevens de Raad om toegang verzocht tot deze zelfde 20 documenten. Bij de behandeling van dit eerste verzoek heeft de Raad slechts twee documenten vrijgegeven en de toegang tot de overige 18 documenten geweigerd op grond dat zij onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vielen. In een later antwoord heeft de Raad nog twee documenten vrijgegeven, maar het verzoek met betrekking tot de overige 16 documenten afgewezen met de mededeling, dat de verspreiding van de overige 16 documenten afbreuk zou kunnen doen aan het algemeen belang (openbare veiligheid) en dat deze documenten betrekking hadden op de beraadslagingen van de Raad. Naar aanleiding van dit antwoord heeft de journalistenbond dit beroep ingesteld.

In aansluiting op de verklaring inzake het recht op informatie die de lidstaten in 1992 in de Slotakte van het Verdrag betreffende de Europese Unie hadden opgenomen, hebben de Commissie en de Raad een gedragscode goedgekeurd waarin het algemene beginsel is verankerd, dat "het publiek zo ruim mogelijk zal toegang krijgen tot documenten die bij de Commissie en de Raad berusten". De gedragscode beschrijft onder meer de

procedure die moet worden gevolgd wanneer de instelling overweegt een verzoek om toegang tot documenten af te wijzen, en noemt de omstandigheden waarop zij zich kan beroepen ter rechtvaardiging van een afwijzing. De Raad heeft vervolgens een besluit vastgesteld om uitvoering te geven aan de in de gedragscode geformuleerde beginselen.

Volgens dat besluit is de Raad verplicht een verzoek om toegang tot een document af te wijzen, wanneer de verspreiding ervan afbreuk zou kunnen doen aan de bescherming van het algemeen belang, dat mede het begrip openbare veiligheid omvat; het besluit voorziet tevens in de mogelijkheid een verzoek om toegang af te wijzen in verband met de geheimhouding van de beraadslagingen van de Raad. Een afwijzing moet worden gemotiveerd.

Geheimhouding van de beraadslagingen van de Raad is echter een niet dwingend voorgeschreven uitzondering op de regel dat toegang worden verleend; wenst de Raad zich op deze uitzondering te beroepen om een verzoek af te wijzen, dan zal hij eerst het belang van de burger bij toegang tot de documenten moeten afwegen tegen de noodzaak zijn beraadslagingen geheim te houden.

Het Gerecht bevestigt, dat de burger recht heeft op toegang tot documenten van de Raad en dat een eenieder dus kan verzoeken om toegang tot ieder willekeurig document, zonder dit verzoek te hoeven motiveren. De twee categorieën uitzonderingen op het algemene beginsel van toegang van de burger tot bovengenoemde documenten moeten derhalve eng moeten worden uitgelegd en toegepast.

Hoewel het Gerecht niet bevoegd is ter zake van handelingen op het gebied van binnenlandse zaken en justitie en dus niet de wettigheid van dergelijke handelingen kan beoordelen, is het wel bevoegd zich over de toegang tot deze handelingen uit te spreken.

De motivering van een afwijzing van een verzoek moet ten minste per categorie documenten de specifieke redenen bevatten waarom de Raad meent, dat hij zich op de uitzonderingen op het algemene beginsel van toegang tot documenten kan beroepen.

In deze zaak beroept de Raad zich zowel op de dwingend voorgeschreven uitzondering 'bescherming van de openbare veiligheid' als op de niet-dwingende uitzondering 'geheimhouding van zijn beraadslagingen', zonder te preciseren, of hij zich met betrekking tot alle documenten op beide uitzonderingen wenst te beroepen, dan wel of sommige documenten onder de eerste, en andere onder de tweede uitzondering vallen.

Nu de Raad niet heeft vermeld, waarom de verspreiding van de documenten daadwerkelijk afbreuk zou kunnen doen aan een aspect van de openbare veiligheid, kan het Gerecht niet beoordelen, of de geweigerde documenten onder deze uitzondering vallen. Het Gerecht meent, dat de Raad wel de redenen voor de afwijzing had kunnen aangeven zonder de inhoud van de betrokken documenten te onthullen. Met betrekking tot de niet-dwingende uitzondering kon het Gerecht uit de bestreden beschikking niet opmaken, of de Raad zijn verplichting om de betrokken belangen daadwerkelijk af te wegen, is nagekomen.

Om deze redenen verklaart het Gerecht de bestreden beschikking dan ook nietig.

Verder oordeelt het Gerecht, dat het feit dat verzoeker een aangepaste versie van het verweerschrift op Internet had gezet, vergezeld van een oproep aan het publiek om commentaar te zenden naar de gemachtigden van de Raad, misbruik van procedure oplevert. Het heeft daarom besloten, dat de Raad slechts tweederde van de kosten van verzoeker zal dragen.

N.B. Tegen dit arrest van het Gerecht kan binnen twee maanden na kennisgeving hogere voorziening - beperkt tot rechtsvragen - worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht van eerste aanleg niet bindt.

Voor nadere informatie kunt u onze internetpagina www.curia.eu.int. raadplegen of zich wenden tot mw. J. Larsson, tel. (352) 4303 3651 fax (352) 4303 2500.