Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 43/98

25 juni 1998

Arrest van het Gerecht in de gevoegde zaken

T-371/94, British Airways plc e.a./Commissie, en
T-394/94, British Midland Airways Ltd/Commissie


Het Gerecht van eerste aanleg verklaart nietig de beschikking waarbij de Commissie ermee instemt dat de overheid de Compagnie Air France in het kader van haar herstructurering tijdens de periode 1994-1996 ten belope van 20 miljard FF herkapitaliseert.

De rechters zijn van oordeel, dat de Commissie haar beschikking op twee wezenlijke punten niet voldoende heeft gemotiveerd, te weten op het punt van de aankoop van zeventien nieuwe vliegtuigen voor een bedrag van 11,5 miljard FF en op het punt van de nieuwe mededingingssitiuatie die daardoor voor Air France is ontstaan op de lange-afstandsvluchten, met name op de transatlantische vluchten, en van de gevolgen voor de aanvoervluchten naar de luchthaven Parijs-CDG. De vele andere grieven die verzoeksters over de grond van de zaak hadden geformuleerd, worden afgewezen.

In maart 1994 stelden de Franse autoriteiten de Commissie in kennis van hun voornemen om 20 miljard FF in te brengen in het kapitaal van de Compagnie nationale Air France. Bij deze kennisgeving was een herstructureringsplan gevoegd.

De Commissie was van mening, dat deze kapitaalverhoging een staatssteun was die de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt en binnen de Europese economische ruimte (EER) vervalste, en in beginsel onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt. Een afwijking kan evenwel worden toegestaan voor steun om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De door de Commissie toegestane afwijkingen moeten strekken tot herstel van het concurrentievermogen op lange termijn van een economische bedrijvigheid die niet met een structurele overcapaciteit te kampen heeft. De steun moet structurele wijzigingen bevorderen en mag er niet op gericht zijn het status-quo te handhaven, daar dit laatste tot gevolg zou hebben dat onvermijdelijke veranderingen worden uitgesteld. De Commissie beschikt dienaangaande over een ruime discretionaire bevoegdheid

In het kader van haar onderzoek heeft de Commissie vastgesteld, dat een echte herstructurering van Air France zich verdraagt met het gemeenschappelijk belang omdat een dergelijke herstructurering bijdraagt tot de ontwikkeling van het Europese luchtvervoer en het concurrentievermogen van dit luchtvervoer verbetert. Zij heeft tevens geoordeeld, dat het bedrag van de steun niet overdreven leek voor de verwezenlijking van het herstructureringsplan en, gelet op de toezeggingen van de Franse regering, de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig zou veranderen dat het gemeenschappelijk belang zou worden geschaad. Zij heeft geconcludeerd, dat de steun, die in drie tranches zou worden uitgekeerd en de herstructurering van Air France beoogde te verzekeren, verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt en met de EER-Overeenkomst, mits de Franse autoriteiten de zestien bij de totstandkoming van de beschikking gedane toezeggingen nakomen.

Deze beschikking is vandaag door het Gerecht van eerste aanleg nietig verklaard.

Bij wijze van algemene opmerking wijst het Gerecht er allereerst op, dat het niet zijn rol is, zijn economische beoordeling in de plaats van die van de auteur van de beschikking te stellen, maar dat het dient na te gaan, of de procedureregels en de motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de omstreden keuze wel op basis van materieel juiste feiten is verricht, of er geen sprake is van kennelijk verkeerde beoordeling van die feiten en of er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid.

De nietigverklaring van de beschikking betreft twee punten:

  1. De financiering van de aankoop door Air France van zeventien nieuwe vliegtuigen

    Verzoeksters betoogden, dat de goedgekeurde steun overdreven was daar het bedrag van de steun had kunnen worden verminderd indien de bestelling van die vliegtuigen was geannuleerd of uitgesteld. Bovendien behoren de kosten van de modernisering van de vloot om het concurrentievermogen van de maatschappij op peil te houden, tot de normale exploitatiekosten van een luchtvaartmaatschappij. De staat zou geen steun mogen verlenen die bij nader onderzoek met het Verdrag onverenigbare werkingssteun blijkt te zijn. Zij klaagden er bovendien over, dat de Commissie dit punt onvoldoende had gemotiveerd.

    Het Gerecht herinnert eraan, dat de vereiste motivering de redenering van de communautaire instantie duidelijk en ondubbelzinnig moet doen uitkomen teneinde de rechter in staat te stellen zijn toetsing te verrichten. Ter zake van staatssteun moeten de concurrerende ondernemingen bovendien in staat worden gesteld de rechtvaardigingsgronden van de beschikking te kennen, zodat zij hun rechten kunnen verdedigen.

    Het Gerecht wijst erop, dat uit de rechtspraak van het Hof en uit de beslissingspraktijk van de Commissie blijkt, dat deze instellingen in beginsel gekant zijn tegen het verlenen van werkingssteun om de normale modernisering van de installaties te financieren. Volgens het Gerecht blijkt uit de beschikking niet, dat de Commissie heeft onderzocht of de modernisering van de vloot van Air France ten dele uit de betrokken steun kon worden gefinancierd, en evenmin om welke redenen zij dit in voorkomend geval heeft aanvaard.

  2. De mededingingssituatie op de luchtroutes naar bestemmingen buiten de EER

    Verzoeksters betoogden, dat de steun zou worden gebruikt om de kosten van Air France kunstmatig te verlagen, met name op de luchtroutes naar bestemmingen buiten de EER, en dat de andere luchtvaartmaatschappijen, die geen subsidie ontvangen, derhalve de last van de verlaging van die kosten zouden dragen.

    Volgens het Gerecht moet worden nagegaan, of de bestreden beschikking voldoende is gemotiveerd op het punt van de beoordeling van de gevolgen van de steun voor de concurrenten van Air France op de relevante luchtroutes. Het wijst erop, dat de Commissie als motivering heeft gegeven, dat de aan de beschikking verbonden voorwaarden de vrijheid van Air France beperken en haar beletten een agressieve tariefpolitiek te voeren op de routes die zij binnen de Europese economische ruimte (EER) exploiteert. De beschikking bevat evenwel geen enkele aanwijzing van een onderzoek van de mededingingssituatie op de routes naar bestemmingen buiten de EER. De Commissie heeft niet onderzocht, welke gevolgen de steun heeft voor het luchtverkeer buiten de EER. Bovendien had de Commissie de gevolgen van de steun voor de aanvoervluchten naar de luchthaven van vertrek van de lange-afstandsvluchten moeten onderzoeken, daar een aantal kleine luchtvaartmaatschappijen die aanvoervluchten verzorgen, de weerslag van die steun kunnen voelen.

    Wegens dit ontbreken van motivering omtrent de mondiale gevolgen van de steun en wegens het ontbreken van uitleg over de mogelijke gevolgen van de steun voor de aanvoervluchten, heeft het Gerecht de beschikking derhalve ook op dit punt nietig verklaard.

    De vele andere grieven die partijen over de grond van de zaak hadden geformuleerd - onjuiste rechtsopvattingen en verkeerde beoordelingen - zijn door het Gerecht afgewezen in een arrest van meer dan honderd bladzijden. Het staat thans aan de Commissie, het dossier opnieuw te onderzoeken om de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van dit arrest.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht van eerste aanleg niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in de officiële talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer J. de Hemptinne tel (352) 4303 3205 fax (352) 4303 2500.