Op 19 december 1994 stelde de Raad een richtlijn vast houdende vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten.

In die richtlijn is met name bepaald, dat de lidstaten de nodige maatregelen dienden te treffen om vóór 1 januari 1996 aan de richtlijn te voldoen, en dat zij de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis moesten stellen.

Aangezien de Belgische autoriteiten niet binnen de gestelde termijn de nodige bepalingen hadden vastgesteld, heeft de Commissie ze eerst aangemaand dat te doen, en vervolgens beroep ingesteld bij het Hof.

Het Koninkrijk België heeft voor het Hof niet betwist, dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn in Belgisch recht is omgezet. Als excuus voerde het aan, dat die vertraging is veroorzaakt doordat voor de omzetting een wijziging van de grondwet noodzakelijk is.

Het Hof van Justitie herinnert aan zijn vaste rechtspraak, dat een lidstaat zich niet beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen.

Het Hof concludeert, dat het Koninkrijk België, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan de richtlijn, zijn verplichtingen niet is nagekomen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, het Duits en het Nederlands.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer J. de Hemptinne tel (352) 4303 3205 fax (352) 4303 2500.