De communautaire merkenwetgeving verzet zich tegen nationale bepalingen volgens welke het aan een merk verbonden recht is uitgeput voor waren die onder dit merk door de houder of met zijn toestemming buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht (internationale uitputting).
De Oostenrijkse vennootschap Silhouette produceert duurdere modebrillen en verkoopt ze over de hele wereld onder het in Oostenrijk en in de meeste landen van de wereld geregistreerde merk "Silhouette". In Oostenrijk levert Silhouette de brillen zelf aan opticiens en in andere landen verkoopt zij ze via dochterondernemingen of distributeurs. Om haar imago van producent van duurdere producten te behouden, heeft Silhouette besloten geen brilmonturen aan de vennootschap Hartlauer te leveren, daar zij vond dat de distributie van haar producten door laatstgenoemde haar imago als producent van hoge kwaliteits- en modebrillen zou schaden, omdat Hartlauer haar "lage prijzen" als belangrijkste verkoopargument gebruikt.
In 1995 had Silhouette 21 000 uit de mode geraakte brilmonturen in Bulgarije verkocht. Hartlauer heeft die brilmonturen gekocht en is een perscampagne begonnen, waarin zij reclame maakte voor de verkoop daarvan in Oostenrijk.
Daarop vorderde Silhouette in kort geding voor het Landesgericht Steyr, Hartlauer te verbieden de brilmonturen onder haar merk te koop aan te bieden voor zover deze niet door haarzelf of door derden met haar toestemming in de EER in de handel waren gebracht.
Zowel het Landesgericht Steyr als in hoger beroep het Oberlandesgericht Linz wees de vordering af. Silhouette stelde daarop beroep in "Revision" in bij het Oberste Gerichtshof, dat de behandeling van de zaak heeft geschorst en het Hof van Justitie onder meer de vraag heeft gesteld, of de communautaire merkenwetgeving zich verzet tegen nationale bepalingen volgens welke het aan een merk verbonden recht is uitgeput voor waren die onder dit merk door de houder of met zijn toestemming buiten de EER in de handel zijn gebracht (internationale uitputting). Met andere woorden, moet de houder van een merk de parallelinvoer uit derde landen van producten die van zijn merk zijn voorzien, kunnen beperken of kunnen de lidstaten regelen, dat de houder dit recht verliest zodra hij ze in de handel heeft gebracht, ongeacht de plaats waar dit is geschied.
Het Hof beantwoordt deze vraag van het Oberste Gerichtshof bevestigend en verklaart, dat de communautaire merkenwetgeving zich verzet tegen nationale bepalingen volgens welke het aan een merk verbonden recht is uitgeput voor waren die onder dit merk door de houder of met zijn toestemming buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht.
De communautaire merkenwetgeving bevat een volledige harmonisatie van de regels betreffende de aan het merk verbonden rechten, waaronder die betreffende de uitputting van deze rechten. Volgens de tekst zelf van deze wetgeving is er slechts uitputting wanneer de waren binnen de EER in de handel zijn gebracht. De lidstaten kunnen derhalve in hun nationaal recht de uitputting van de aan het merk verbonden rechten niet regelen voor waren die in derde landen in de handel zijn gebracht.
Deze uitlegging is de enige die ten volle de werking van de interne markt verzekert. Een situatie waarin sommige lidstaten in internationale uitputting en andere slechts in communautaire uitputting kunnen voorzien, zou immers onvermijdelijk leiden tot belemmeringen van het vrije verkeer van goederen en van de vrije dienstverlening.
Het Hof herinnert ten slotte eraan, dat de bevoegde communautaire autoriteiten door het sluiten van internationale overeenkomsten de uitputting van het aan een merk verbonden recht kunnen uitbreiden, zoals dat in het kader van de EER-Overeenkomst is gebeurd.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in de officiële talen.
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int. heden vanaf ongeveer 15.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot de heer J. de Hemptinne tel (352) 4303 3205 fax (352) 4303 2500.