Afdeling pers en voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ NR. 51/98

15 september 1998

Arrest van het Gerecht in zaak T-95/96

Gestevisión Telecinco S.A. tegen Commissie

DE COMMISSIE WORDT VEROORDEELD, OMDAT ZIJ HET DOSSIER INZAKE DE AAN DE PUBLIEKE TELEVISIEOMROEPEN IN SPANJE VERLEENDE SUBSIDIES NIET BINNEN EEN REDELIJKE TERMIJN HEEFT BEHANDELD


In het belang van een behoorlijke toepassing van de verdragsregels inzake staatssteun moet de Commissie klachten voortvarend en onpartijdig onderzoeken

Onder de tien televisiemaatschappijen in Spanje zijn er drie particuliere en zeven publieke. Terwijl de particuliere televisie hoofdzakelijk uit reclame-inkomsten wordt gefinancierd, ontvangen de publieke televisiemaatschappijen naast reclame-inkomsten tevens subsidies van de overheidsinstanties waaronder zij vallen.

Verzoekster, Gestevisión Telecinco S.A., is een van de drie particuliere commerciële ondernemingen. Op 2 maart 1992 diende zij bij de Commissie een klacht in, teneinde te doen vaststellen, dat de subsidies die de regionale publieke televisiemaatschappijen van de respectieve autonome regio's ontvangen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Op 12 november 1993 diende verzoekster een nieuwe klacht in, teneinde te doen vaststellen, dat de door de Spaanse centrale overheid aan de openbare dienst RTVE verleende subsidie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Toen de Commissie niet op deze klachten reageerde, zond verzoekster haar op 6 februari 1996 een "aanmaningsbrief" om haar tot handelen uit te nodigen. Op 20 februari 1996 liet de Commissie Gestevisión Telecinco weten, dat zij de Spaanse autoriteiten gevraagd had om nadere inlichtingen die zij voor het onderzoek nodig had.

Tot dusver heeft de Commissie echter nog geen beschikking gegeven op verzoeksters klachten.

In haar beroep verzoekt Gestevisión Telecinco het Gerecht te verklaren, dat de Commissie de krachtens het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door geen beslissing te nemen op de twee ingediende klachten en door de in het Verdrag bedoelde procedure van grondig onderzoek van de steunmaatregelen niet in te leiden.

Na het beroep van Gestevisión Telecinco ontvankelijk te hebben verklaard, wijst het Gerecht wat de grond van de zaak betreft, er in de eerste plaats op, dat de Commissie, in het belang van een behoorlijke toepassing van de verdragsregels inzake staatssteun, een klacht over het bestaan van met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steun voortvarend en onpartijdig moet onderzoeken. Voorts herinnert het Gerecht eraan, dat het een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht is dat de Commissie een redelijke termijn in acht moet nemen bij het nemen van beslissingen op het gebied van het mededingingsbeleid.

Vervolgens merkt het op, dat verzoeksters eerste klacht op 2 maart 1992 en de tweede op 12 november 1993 is ingediend. Toen de Commissie door verzoekster tot handelen werd aangemaand, duurde het vooronderzoek van de subsidies derhalve reeds 47 maanden wat de eerste klacht betreft, en 26 maanden wat de tweede klacht betreft.

Het Gerecht constateert, dat daarmee meer dan voldoende tijd was verlopen om de Commissie in staat te stellen het vooronderzoek van de betrokken subsidie te voltooien en een beslissing erover te nemen Ä ofwel door te verklaren dat de betrokken overheidsmaatregel geen "steun" in de zin van het Verdrag was, ofwel door te beslissen dat die maatregel wel een steunmaatregel vormde, doch niettemin verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt, ofwel door de in het Verdrag bedoelde procedure van grondig onderzoek in te leiden Ä, tenzij de Commissie zou kunnen aantonen dat dat tijdsverloop door bijzondere omstandigheden werd gerechtvaardigd.

De Commissie heeft zich trachten te rechtvaardigen door te wijzen op de stappen die zij na de indiening van verzoeksters klachten had gedaan, en met name op de verzoeken om nadere inlichtingen die zij tot de Spaanse autoriteiten had gericht, en op de diepgaande studie van de financiering van de publieke televisieomroep in de Gemeenschap, die zij bij een consultantsbureau in opdracht heeft gegeven.

Het Gerecht is evenwel van oordeel, dat een en ander geenszins rechtvaardigt dat de Commissie het vooronderzoek van de betrokken maatregelen zolang heeft gerekt en daarmee de tijd die redelijkerwijs voor een eerste bezinning nodig is, verre heeft overschreden.

Derhalve beslist het Gerecht, dat de Commissie de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door geen beschikking te geven waarin wordt vastgesteld ofwel dat de betrokken overheidsmaatregelen geen steunmaatregelen waren, ofwel dat zij weliswaar als steunmaatregelen moesten worden aangemerkt, doch verenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt, ofwel dat de in het Verdrag bedoelde procedure van grondig onderzoek moest worden geopend.

N.B. Tegen dit arrest van het Gerecht kan binnen twee maanden na betekening hogere voorziening Ä beperkt tot rechtsvragen Ä worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht van eerste aanleg niet bindt. Beschikbare talen: alle officiële talen.

Voor de volledige tekst van het arrest kunt u vanaf ongeveer 15.00 u. vandaag onze internetpagina www.curia.eu.int. raadplegen.

Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot de heer J. de Hemptinne, tel. (352) 4303 3205 fax (352) 4303 2500.