A | Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar

B | Kerncijfers over de gerechtelijke werkzaamheden



Waarom is er een Hof van Justitie van de EU?
bekijk de video op Youtube


2020 was het jaar van de twintigste verjaardag van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest), waarin, net als in het Verdrag betreffende de Europese Unie, de rechtsstaat met zoveel woorden wordt genoemd als een van de gemeenschappelijke waarden van de lidstaten van de Unie waarop de Unie is gegrondvest.

Het Handvest waarborgt met name de waardigheid, de vrijheid en de gelijkheid voor de wet van eenieder, als mens, als werknemer, als burger of als partij bij een gerechtelijke procedure. De 54 artikelen van het Handvest weerspiegelen de overgang van een Europa van de Gemeenschappen waarin economische belangen de boventoon voerden, naar een Europa van de Unie waarin de waarde van de mens centraal staat.

Het Hof heeft in 2020 verschillende malen uitlegging gegeven aan het Handvest en aan het beginsel van de rechtsstaat, en daarmee een doorslaggevende rol gespeeld bij de bescherming van de fundamentele vrijheden, de bestrijding van discriminatie en het waarborgen van een eerlijke rechtspleging.

  • In een door een Italiaanse rechter ingediende prejudiciële zaak (zie blz. …) heeft het Hof de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep uitgelegd, die op dit gebied uitvoering geeft aan het in het Handvest neergelegde algemene non discriminatiebeginsel. Het Hof heeft geoordeeld dat homofobe uitspraken discriminatie op het gebied van arbeid en beroep vormen wanneer zij afkomstig zijn van iemand die een beslissende invloed heeft op het aanwervingsbeleid van een werkgever. Het nationale recht mag bepalen dat een vereniging in een dergelijk geval bevoegd is om schadevergoeding te vorderen bij de rechter, zelfs wanneer er geen identificeerbaar slachtoffer is. Arrest Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI van 23 april 2020, C-507/18

  • Een regeling van het Vlaamse Gewest in België heeft tot gevolg dat het in Vlaanderen verplicht wordt om dieren voorafgaand aan de slacht te verdoven. Wegens de gevolgen van deze verplichting voor rituele slachtingen hebben joodse en islamitische organisaties vernietiging van die regeling gevorderd. Naar aanleiding van een vraag van een Belgische rechter heeft het Hof vastgesteld dat de Vlaamse regeling, die zich niet verzet tegen een verdoving die omkeerbaar is en niet tot de dood van het dier kan leiden, en niet verhindert dat producten in de handel worden gebracht van dieren die buiten het Vlaamse Gewest ritueel zijn geslacht, zorgt voor een rechtvaardig evenwicht tussen de door het Handvest gewaarborgde vrijheid van godsdienst en het in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verankerde dierenwelzijn (zie het deel „Consumentenbescherming”). Arrest Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a.van 17 december 2020, C-336/19

  • In het kader van een beroep wegens niet-nakoming (zie blz. …) heeft het Hof geoordeeld dat de beperkingen die Hongarije had gesteld aan de financiering van maatschappelijke organisaties door personen die buiten deze lidstaat gevestigd zijn, onverenigbaar waren met het Unierecht. Die beperkingen waren volgens het Hof niet alleen in strijd met de verplichtingen die de in het VWEU gewaarborgde vrijheid van kapitaalverkeer voor de lidstaten meebrengt, maar ook met de verplichtingen die voor de lidstaten voortvloeien uit de bepalingen van het Handvest die betrekking hebben op de vrijheid van vereniging en op het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens (zie het deel „Bescherming van persoonsgegevens”). Arrest Commission/Hongrie (Transparantie van verenigingen) van 18 juni 2020, C-78/18

  • In een andere niet-nakomingsprocedure tegen Hongarije heeft het Hof de nationale wet op het hoger onderwijs getoetst aan het Handvest. Die wet bepaalde dat buiten de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde hogeronderwijsinstellingen slechts een met een diploma afgesloten opleiding in Hongarije mochten verstrekken indien deze lidstaat een internationale overeenkomst had gesloten met de staat buiten de EER waarin de instelling gevestigd was, en die instelling onderwijsactiviteiten verrichtte in haar vestigingsstaat. Het Hof heeft benadrukt dat dergelijke voorwaarden op gespannen voet staan met de academische vrijheid, de vrijheid om hogeronderwijsinstellingen op te richten en de vrijheid van ondernemerschap. Arrest Commission/Hongrie (Hoger onderwijs) van 6 october 2020, C-66/18

  • Een prejudiciële spoedprocedure bij het Hof ging over het beginsel van gelijke behandeling van eigen onderdanen en burgers van de (EER). Het Hof heeft verklaard dat het Handvest van toepassing is wanneer een lidstaat (in dit geval Kroatië) zich moet uitspreken over een verzoek van een derde staat (in dit geval Rusland) tot uitlevering van een onderdaan van een andere derde staat die is aangesloten bij de Europese Vrijhandelsassociatie en partij is bij de EER Overeenkomst (IJsland). Dit betekent dat de lidstaat die het uitleveringsverzoek heeft ontvangen, moet nagaan of de betrokken onderdaan niet zal worden onderworpen aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen in de derde staat die het uitleveringsverzoek heeft ingediend. Arrest Ruska Federacija van 2 april 2020, C-897/19 PPU

  • In het kader van twee prejudiciële spoedprocedures over de structurele of fundamentele gebreken met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen heeft het Hof geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van een door een Poolse rechter uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel (EAB) slechts mag worden geweigerd wanneer er, gelet op de individuele situatie van de betrokken persoon, de aard van het strafbare feit en de feitelijke context waarin het EAB is uitgevaardigd, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat die persoon na zijn overlevering aan de Poolse autoriteiten een reëel gevaar zal lopen dat zijn door het Handvest gewaarborgde recht op een eerlijk proces wordt geschonden. Arrest Openbaar Ministerie van 17 december 2020, C-354/20 PPU e.a.

  • Het Hof heeft twee prejudiciële vragen over de Poolse regeling van 2017 inzake tuchtprocedures ten aanzien van rechters niet-ontvankelijk verklaard. Het heeft echter benadrukt dat het feit dat nationale rechters prejudiciële vragen hebben gesteld die niet-ontvankelijk blijken te zijn, geen reden mag zijn om tegen die rechters een tuchtprocedure te starten. Het Hof heeft in herinnering gebracht dat nationale bepalingen op grond waarvan nationale rechters kunnen worden blootgesteld aan tuchtprocedures omdat zij het Hof om een prejudiciële beslissing hebben verzocht, niet toelaatbaar zijn. Het is immers inherent aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht dat rechters niet om die reden mogen worden blootgesteld aan tuchtrechtelijke procedures of sancties. Arrest Miasto Łowicz en Prokurator Generalny van 26 maart 2020, C-558/18 et C-563/18

Asielbeleid

De toenemende migratiestromen en de complexiteit van het beheer van de opvang van migranten vormen de achtergrond waartegen het Hof zich heeft uitgesproken over de verenigbaarheid van de wijze van afhandeling van asielprocedures in bepaalde lidstaten met de door het Unierecht geboden waarborgen. Het Handvest, de „procedurerichtlijn”, de „opvangrichtlijn”, de „terugkeerrichtlijn” en de Dublin III verordening leggen de lidstaten een aantal verplichtingen op, zoals de verplichting om een effectieve toegang tot de asielprocedure te waarborgen.

Het Hof heeft met zijn rechtspraak in 2020 wederom concrete antwoorden verstrekt met betrekking tot de wijze waarop aan de toepasselijke regelgeving uitvoering moet worden gegeven, waarbij het zowel oog heeft gehad voor het recht op asiel als voor de bescherming van de openbare orde en de legitieme belangen van de lidstaten.

  • Naar aanleiding van vragen van een Hongaarse rechter heeft het Hof in een prejudiciële spoedprocedure geoordeeld dat de onderbrenging van asielzoekers of derdelanders tegen wie een terugkeerbesluit was uitgevaardigd in de Röszke-transitzone aan de Servisch-Hongaarse grens, moest worden aangemerkt als bewaring. Indien op basis van een rechterlijke toetsing wordt vastgesteld dat de betrokkenen zonder geldige grond in bewaring zijn gehouden, moet de aangezochte rechter die personen onmiddellijk in vrijheid stellen of eventueel een alternatief voor de bewaring vaststellen. Arrest FMS e.a. van 14 mei 2020, C-924/19 PPU e.a.

  • Het Hof heeft verder vastgesteld dat Hongarije niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit de Unierechtelijke bepalingen inzake procedures voor de toekenning van internationale bescherming en voor de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders. Als inbreuken op het Unierecht moeten met name worden beschouwd de beperking van de toegang tot de procedure voor internationale bescherming, de onrechtmatige bewaring van personen die om deze bescherming verzoeken in transitzones, en de teruggeleiding van illegaal verblijvende derdelanders naar een grensgebied zonder dat de aan een terugkeerprocedure verbonden waarborgen in acht worden genomen. Arrest Commission/Hongrie van 17 december 2020, C-808/18

  • In het kader van drie beroepen wegens niet-nakoming die de Commissie had ingesteld tegen Polen, Hongarije en Tsjechië, heeft het Hof geoordeeld dat deze drie lidstaten hun verplichtingen op grond van het Unierecht niet waren nagekomen door te weigeren zich te houden aan het tijdelijke herplaatsingsmechanisme voor aanvragers van internationale bescherming. Die lidstaten kunnen zich niet beroepen op de handhaving van de openbare orde, de bescherming van de binnenlandse veiligheid of de vermeende slechte werking van het herplaatsingsmechanisme om zich in het algemeen aan de toepassing van dit mechanisme te onttrekken. Arrest Commission/Pologne, Hongrie en République tchèque van 2 april 2020, C-715/17 e.a.

Bescherming van persoonsgegevens



Het Hof van Justitie in de digitale wereld
bekijk de video op YouTube

De Europese Unie beschikt over een stevig en coherent pakket regels voor de bescherming van persoonsgegevens, ongeacht de wijze waarop en de context waarin deze gegevens worden verzameld (onlineaankopen, bankleningen, sollicitaties, verzoeken om inlichtingen van de overheid). Die regels gelden voor binnen en buiten de Unie gevestigde personen en publieke of particuliere organisaties, waaronder ondernemingen die goederen of diensten aanbieden, zoals Facebook of Amazon, wanneer zij persoonsgegevens van Unieburgers opvragen of opnieuw gebruiken.

In 2020 heeft het Hof zich meerdere malen uitgesproken over de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het verzamelen en verwerken van die gegevens door met name nationale autoriteiten, waaronder inlichtingendiensten.

  • Het Hof heeft de nietigverklaring uitgesproken (zie blz. …) van het besluit van de Commissie betreffende de gepastheid van het mechanisme ter bescherming van de persoonsgegevens die vanuit de Unie worden doorgegeven naar de Verenigde Staten („privacyschild”). Dat besluit was vastgesteld naar aanleiding van het arrest Schrems uit 2015 (C 362/14), waarbij het Hof het besluit waarin de Commissie had geconstateerd dat de Verenigde Staten een passend beschermingsniveau voor de betrokken gegevens waarborgden („Safe Harbour”), ongeldig had verklaard. Het Hof heeft de Commissie met name verweten dat zij in haar nieuwe besluit de toegang tot en het gebruik van die gegevens door Amerikaanse overheidsdiensten, waaronder de Amerikaanse inlichtingendiensten, niet tot het strikt noodzakelijke heeft beperkt. Arrest Schrems en Facebook Ireland van 16 juli 2020, C-311/18

  • Wat de verwerking van persoonsgegevens betreft, heeft het Hof bevestigd dat het recht van de Unie zich in beginsel verzet tegen nationale regelingen waarbij in het kader van criminaliteitsbestrijding aan aanbieders van elektronische-communicatiediensten een verplichting wordt opgelegd tot algemene en ongedifferentieerde doorzending van de verkeers- en locatiegegevens van de gebruikers aan overheidsinstanties, of een verplichting tot algemene en ongedifferentieerde bewaring van die gegevens. Het Hof heeft echter gepreciseerd dat er uitzonderingen mogelijk zijn om het hoofd te bieden aan ernstige bedreigingen voor de nationale veiligheid, om zware criminaliteit te bestrijden of om ernstige bedreigingen voor de openbare veiligheid te voorkomen. Arresten Privacy International en La Quadrature du Net e.a. van 6 october 2020, C-623/17, C-511/18, C-512/18 et C-520/18.


  • Tot slot heeft het Hof vastgesteld dat Hongarije zijn Unierechtelijke verplichtingen niet was nagekomen door beperkingen te stellen aan de financiering van maatschappelijke organisaties door buiten zijn grondgebied gevestigde personen. Een Hongaarse wet legt namelijk, op straffe van sancties, registratie-, kennisgevings- en bekendmakingsverplichtingen op aan maatschappelijke organisaties die buitenlandse steun ontvangen die een bepaalde drempel overschrijdt. Het Hof heeft geoordeeld dat die beperkingen discriminerend zijn en niet alleen strijdig zijn met de vrijheid van kapitaalverkeer en de vrijheid van vereniging, maar ook met het recht op eerbiediging van het privéleven (zie het deel „Een Unie die is gegrondvest op de waarde van de mens en op de rechtsstaat”) en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Arrest Commission/Hongrie van 18 juni 2020, C-78/18

Consumentenbescherming

Consumentenbescherming is een belangrijk aandachtspunt van de Unie. De Unie ziet het als haar taak om de gezondheid en de veiligheid van de consument te bevorderen, de toepassing van de regels ter bescherming van de consument te verzekeren en de kennis van consumentenrechten te vergroten, ongeacht waar in de Unie de consument woont, reist of zijn aankopen verricht.

In 2020 heeft het Hof zich verschillende malen uitgesproken over de reikwijdte van de rechten van de consument.

 Het Hof van Justitie: een gelijke behandeling waarborgen en de rechten van minderheden beschermen
bekijk de video op YouTube

  • Het Hof heeft voor het eerst de verordening van de Unie uitgelegd waarin de „neutraliteit van het internet” is verankerd, namelijk in twee Hongaarse zaken over commerciële praktijken die inhouden dat voor het gebruik van bepaalde „geprivilegieerde” toepassingen een „voorkeurstarief” („nultarief”) geldt, terwijl tegelijkertijd het gebruik van andere toepassingen wordt geblokkeerd of vertraagd. Het Hof heeft geoordeeld dat dergelijke praktijken in strijd zijn met de vereisten inzake bescherming van de rechten van internetgebruikers en niet-discriminerende behandeling van het verkeer. Arrest Telenor Magyarország Zrtvan 15 september 2020, C-807/18 e.a.

  • In zaken over gemeubileerde woningen die via de website Airbnb te huur worden aangeboden, heeft het Hof geoordeeld dat een nationale regeling die een vergunning vereist voor de herhaalde kortstondige verhuur van woonruimte aan incidentele klanten die daar niet hun woonplaats kiezen, verenigbaar is met het Unierecht. Het Hof is namelijk van mening dat de bestrijding van het tekort aan woningen voor langdurige verhuur een dwingende reden van algemeen belang vormt die zo’n regeling rechtvaardigt. Arrest Cali Apartments van 22 september 2020, C-724/18 e.a.

  • Wat betreft oneerlijke voorwaarden in consumentenovereenkomsten heeft het Hof geoordeeld dat een clausule in een hypotheekovereenkomst die voorziet in de toepassing van een variabele rentevoet die gebaseerd is op een referentie-index van de nationale spaarbanken, oneerlijk is wanneer die niet duidelijk en begrijpelijk is. Als dat het geval is, mag de nationale rechter die clausule vervangen door een clausule die gebaseerd is op andere door de wet voorgeschreven criteria, om uiterst nadelige gevolgen voor de consument te vermijden, zoals de ontbinding van de hypotheekovereenkomst.Wat betreft oneerlijke voorwaarden in consumentenovereenkomsten heeft het Hof geoordeeld dat een clausule in een hypotheekovereenkomst die voorziet in de toepassing van een variabele rentevoet die gebaseerd is op een referentie-index van de nationale spaarbanken, oneerlijk is wanneer die niet duidelijk en begrijpelijk is. Als dat het geval is, mag de nationale rechter die clausule vervangen door een clausule die gebaseerd is op andere door de wet voorgeschreven criteria, om uiterst nadelige gevolgen voor de consument te vermijden, zoals de ontbinding van de hypotheekovereenkomst. Arrest Gómez del Moral Guasch van 3 maart 2020, C-125/18, C-125/18

  • Het Hof heeft ook duidelijk gemaakt dat een nationale regeling natuurlijk mag voorzien in een verjaringstermijn voor de door de consument in te stellen vordering tot terugbetaling, maar dat deze termijn niet ongunstiger mag zijn dan de termijn die voor soortgelijke nationale vorderingen geldt en het voor de consument niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag maken om zijn rechten uit te oefenen. Arrest Raiffeisen Bank van 9 juli 2020, C-698/18 e.a.

  • Over de etikettering van een cosmetisch product heeft het Hof gezegd dat de verplichte aanduiding van de „functie” van het product op de verpakking de consument duidelijk over het gebruik en de wijze van gebruik van het product moet informeren. De aanduidingen die betrekking hebben op de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik van het cosmetische product, de functie van dit product en de ingrediënten ervan, kunnen niet worden vermeld in een bedrijfscatalogus waarnaar wordt verwezen met het symbool van een hand met een open boek dat op de verpakking van het product is aangebracht. Arrest A.M./E.M. van 17 december 2020, C-667/19

  • Inzake bescherming van de consument en het milieu heeft het Hof geoordeeld dat een autofabrikant in zijn voertuigen geen software mag inbouwen die de resultaten van de tijdens de goedkeuringsfase uitgevoerde controles op de uitstoot van verontreinigende gassen kan vervalsen. Consumenten die schade hebben geleden als gevolg van de aanschaf van onrechtmatig gemanipuleerde voertuigen, kunnen de autofabrikant dagvaarden voor de gerechten van de lidstaten waar die voertuigen aan hen zijn verkocht. De schade voor de koper treedt immers in in de lidstaat waar het voertuig is gekocht tegen een hogere prijs dan de werkelijke waarde ervan. Arrest CLCV e.a. van 17 december 2020, C-693/18 / Arrest Verein für Konsumenteninformation van 9 juli 2020, C-343/19

  • Een betere bescherming van de consument en het milieu vloeit ook voort uit een arrest van het Gerecht waarbij het beroep van PlasticsEurope, een organisatie die de belangen vertegenwoordigt en verdedigt van ondernemingen die kunststofproducten produceren en importeren, is verworpen en het besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen om bisfenol A, als stof die hormoonontregelende eigenschappen bezit en waarschijnlijk ernstige gevolgen heeft voor het milieu, te onderwerpen aan de autorisatieprocedure, in stand is gelaten. Arrest PlasticsEurope van 16 december 2020, T-207/18

  • Twee arresten uit 2020 gaan over vleesconsumptie. In het ene arrest heeft het Hof geoordeeld dat het Unierecht zich niet verzet tegen een nationale regeling die voorschrijft dat dieren voorafgaand aan de slacht worden verdoofd (zie het deel „Een Unie die is gegrondvest op de waarde van de mens en op de rechtsstaat”). In het andere arrest heeft het Gerecht het beroep tot nietigverklaring verworpen dat twee van ’s werelds grootste vleesproducenten en -distributeurs hadden ingesteld tegen een verordening waarbij hun om redenen van volksgezondheid was verboden bepaalde producten van dierlijke oorsprong uit te voeren naar de Unie. De Braziliaanse autoriteiten boden namelijk voor bepaalde nationale inrichtingen niet de door de Unie verlangde garanties op het gebied van de volksgezondheid. Arrest Centraal Israëlitisch Consistorie van België van 17 december 2020, C-336/19 / Arrest BRF et SHB Comercio e Industria de Alimentos van 8 juli 2020, T-429/18

Luchtvervoer

Het afgelopen jaar heeft het Hof de gelegenheid gehad zijn rechtspraak op het gebied van het luchtvervoer verder uit te bouwen. Een terugkerend thema is de compensatie waar passagiers in bepaalde situaties recht op hebben. De verduidelijkingen van het Hof hebben geleid tot een versterking van de rechten van de consument op dit gebied.


Wat heb ik aan het Hof van Justitie?
bekijk de video op YouTube

  • Het Hof heeft geoordeeld dat een vliegtuigpassagier wiens vlucht is geannuleerd of aanzienlijke vertraging heeft opgelopen, betaling van de volgens het Unierecht verschuldigde compensatie kan eisen in de nationale valuta van zijn woonplaats. Volgens het Hof verbiedt het Unierecht dat een door een vliegtuigpassagier ingestelde vordering tot compensatie wordt afgewezen enkel en alleen omdat zij in die nationale valuta is gesteld. Een afwijzing van de vordering op die grond zou immers onverenigbaar zijn met het vereiste dat de rechten van vliegtuigpassagiers ruim worden uitgelegd, alsook met het beginsel dat benadeelde passagiers gelijk moeten worden behandeld. Arrest Delfly van 3 september 2020, C-356/19

  • Tussen de luchtvaartmaatschappij TAP en een passagier was een geschil ontstaan over de vraag of die passagier recht had op compensatie wegens een vertraging bij aankomst van bijna 24 uur van een vlucht van Fortaleza (Brazilië) naar Oslo (Noorwegen) via Lissabon (Portugal). Die vertraging was te wijten aan het feit dat het vliegtuig dat de vlucht van Lissabon naar Oslo had uitgevoerd, tijdens een eerdere vlucht moest worden omgeleid om een passagier van boord te zetten die fysiek agressief gedrag had vertoond tegenover anderen. Het Hof heeft geoordeeld dat het storende gedrag van een vliegtuigpassagier ertoe kan leiden dat de vervoerder wordt vrijgesteld van zijn verplichting om compensatie te betalen wegens annulering of langdurige vertraging van de betrokken vlucht of van een volgende door hemzelf met hetzelfde vliegtuig uitgevoerde vlucht. Arrest Transportes Aéreos Portugueses van 11 juni 2020, C-74/19

  • Een passagier uit Kazachstan was in Larnaca (Cyprus) de toegang tot een vlucht van de Roemeense vliegtuigmaatschappij Blue Air naar Boekarest geweigerd omdat zijn reisdocumenten ontoereikend werden geacht. Naar aanleiding van vragen van een Cypriotische rechter heeft het Hof zich op het standpunt gesteld dat het niet aan de luchtvaartmaatschappij is om de ontoereikendheid van die documenten definitief vast te stellen en dat het dus, wanneer de passagier de instapweigering betwist, aan de nationale rechter moet worden overgelaten om te beoordelen of die weigering gebaseerd was op redelijke gronden. Wanneer dat niet het geval is, heeft de passagier recht op de compensatie en bijstand waarin het Unierecht voorziet. Arrest Blue Air van 30 april 2020, C-584/18

  • Ryanair had van de Italiaanse mededingingsautoriteit het verwijt gekregen dat zij op haar website prijzen van luchtdiensten had vermeld die niet al bij de eerste bekendmaking bepaalde essentiële elementen omvatten. Naar aanleiding van een vraag hierover heeft het Hof geoordeeld dat een luchtvaartmaatschappij meteen bij de eerste bekendmaking van haar prijzen op internet melding moet maken van het btw-bedrag voor nationale vluchten, de creditcardkosten en de incheckkosten wanneer er geen gratis incheckmogelijkheid wordt aangeboden als alternatief. Arrest Ryanair van 23 april 2020, C-28/19

  • Naar aanleiding van een vraag van het gerechtshof te Helsinki (Finland) heeft het Hof geoordeeld dat een vliegtuigpassagier die bij annulering van een vlucht een aan hem aangeboden andere vlucht heeft aanvaard, recht heeft op compensatie wegens langdurige vertraging van de andere vlucht wanneer de luchtvaartmaatschappij die deze vlucht heeft uitgevoerd, dezelfde is als de luchtvaartmaatschappij van de geannuleerde vlucht. Arrest Finnair van 12 maart 2020, C-832/18

Werknemers en sociale zekerheid

Om het vrije verkeer van werknemers en hun gezinsleden te vergemakkelijken, heef t de Europese Unie de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten gecoördineerd. Het Unierecht tornt natuurlijk niet aan de bevoegdheid van elke lidstaat om zijn eigen socialezekerheidsstelsel te organiseren, maar dit neemt niet weg dat het met name omwille van het beginsel van gelijke behandeling ernaar streeft de arbeidsvoorwaarden en omstandigheden van gedetacheerde werknemers en die van werknemers van de in de ontvangende lidstaat gevestigde ondernemingen zo veel mogelijk op één lijn te brengen, dit om ervoor te zorgen dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zo goed mogelijk worden beschermd.

Elk jaar wordt het Hof meerdere malen gevraagd het Unierecht op dit gebied uit te leggen. Dit was in 2020 niet anders.


Het Hof van Justitie op de werkvloer – de rechten van werknemers beschermen
bekijk de video op YouTube

  • Op een vraag over door het Groothertogdom Luxemburg uitgekeerde kinderbijslag heeft het Hof geantwoord dat een lidstaat die kinderbijslag toekent voor alle op zijn grondgebied wonende kinderen, de kinderen van de echtgenoot van een grensarbeider met wie deze laatste geen afstammingsband heeft, maar in wier levensonderhoud hij voorziet, niet van het recht op kinderbijslag mag uitsluiten. Voor een dergelijke toelage, die een sociaal voordeel en een socialezekerheidsuitkering vormt, geldt namelijk het beginsel van de gelijke behandeling waarop grensarbeiders en, indirect, hun gezinsleden recht hebben. Arrest Caisse pour l'avenir des enfants van 2 april 2020, C-802/18

  • In het kader van een geding tussen een in Frankrijk woonachtige Duitse leerling en de deelstaat Rijnland-Palts, waar die leerling op een middelbare school zit, heeft het Hof geoordeeld dat het feit dat de vergoeding van de kosten van leerlingenvervoer door een deelstaat afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat de leerling in die deelstaat woont, een in beginsel door het Unierecht verboden vorm van indirecte discriminatie van grensarbeiders en hun gezinsleden oplevert. In het geval van het leerlingenvervoer in de deelstaat Rijnland-Palts kan een dergelijke woonplaatsvoorwaarde niet worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang die verband houdt met de organisatie van het schoolwezen. Arrest Landkreis Südliche Weinstraße/PF e.a. du 2 avril 2020, C-830/18

  • Het Hof heeft de door Hongarije en Polen ingestelde beroepen verworpen waarbij de nietigverklaring werd gevorderd van de richtlijn die de rechten van gedetacheerde werknemers versterkt. Het heeft verklaard dat, met name gelet op de wijze waarop de interne markt zich na de opeenvolgende uitbreidingen van de Unie heeft ontwikkeld, de Uniewetgever de belangen van ondernemingen die gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting, en de belangen van hun naar een andere lidstaat gedetacheerde werknemers opnieuw mocht beoordelen om te waarborgen dat er in het kader van die vrijheid van dienstverrichting een gelijk speelveld geldt voor die ondernemingen en de ondernemingen die gevestigd zijn in de ontvangende lidstaat. Arrest Hongrie en Pologne/Parlement en Conseil van 8 december 2020, C-620 et 626/18

  • In het kader van een zaak over een Nederlands transportbedrijf dat chauffeurs uit Duitsland en Hongarije inzet, heeft het Hof geoordeeld dat de detacheringsrichtlijn in beginsel van toepassing is op het - met name internationale - wegvervoer. Dit betekent dat de in de ontvangende lidstaat geldende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn op de aldaar gedetacheerde werknemers. Het feit dat een chauffeur die werkzaam is in het internationaal vervoer en ter beschikking is gesteld van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, de instructies voor zijn opdrachten ontvangt en deze opdrachten begint of beëindigt in die andere lidstaat, is echter op zich ontoereikend om te stellen dat die chauffeur naar die lidstaat is gedetacheerd. Arrest Federatie Nederlandse Vakbeweging van 1 december 2020, C-815/18

  • De Spaanse luchtvaartmaatschappij Vueling is in Frankrijk strafrechtelijk veroordeeld voor sociale fraude omdat zij haar vliegend personeel dat gedetacheerd was op de luchthaven Roissy – Charles de Gaulle (Frankrijk), had aangesloten bij de Spaanse in plaats van bij de Franse sociale zekerheid. Het Hof is echter van mening dat de Franse civiele gerechten waarbij schadevorderingen zijn ingesteld, niet aan die definitieve vaststelling van fraude kunnen zijn gebonden wanneer die vaststelling, in strijd met het Unierecht, niet is voorafgegaan door een dialoog met de bevoegde Spaanse instantie op basis waarvan deze het dossier opnieuw heeft kunnen onderzoeken en eventueel de verklaringen waaruit bleek dat de werknemers aan de Spaanse wetgeving waren onderworpen, nietig heeft kunnen verklaren of heeft kunnen intrekken. Arrest CRPNPAC en Vueling Airlines van 2 april 2020, C-370/17 e.a.

  • Over jaarlijkse vakantie met behoud van loon heeft het Hof gezegd dat een werknemer die onrechtmatig is ontslagen en vervolgens opnieuw in dienst is genomen, recht heeft op die doorbetaalde vakantie voor de periode tussen die twee gebeurtenissen, ook al heeft hij tijdens deze periode geen daadwerkelijke arbeid verricht. Is de werknemer echter tijdens de betrokken periode elders gaan werken, dan zal hij zijn rechten op jaarlijkse vakantie met behoud van loon voor de periode waarin hij in die nieuwe baan werkzaam is geweest, uitsluitend kunnen doen gelden ten aanzien van de nieuwe werkgever. Arrest Varhoven kasatsionen sad na Republika Bulgaria et Iccrea Banca van 25 juni 2020, C-762/18 e.a.

Staatssteun

De bij de toekenning van staatssteun op het spel staande belangen doen ingewikkelde strategische vragen rijzen over de uitlegging en de toepassing van de Unierechtelijke regels.

In 2020 hebben het Hof en het Gerecht zich in verschillende zaken gebogen over staatssteunmaatregelen ten behoeve van cruciale sectoren van de economie van de lidstaten. Die zaken laten zien welke moeilijkheden komen kijken bij de toepassing van de staatssteunregels op gebieden als de belastingen, het energiebeleid, de bescherming van het milieu of de verplichte ziektekostenverzekering.

  • De door Oostenrijk gestelde vraag of de staatssteun ten behoeve van de bouw van de kerncentrale Hinkley Point C in het Verenigd Koninkrijk door de Commissie kon worden goedgekeurd op grond van de overweging dat daarmee de ontwikkeling van bepaalde vormen van bedrijvigheid of van bepaalde regio’s werd vergemakkelijkt, is door het Hof bevestigend beantwoord. Het Hof heeft ook opgemerkt dat het Verenigd Koninkrijk de samenstelling van zijn energiemix vrijelijk kon bepalen, mits daarbij de Unierechtelijke milieubeschermingsregels in acht werden genomen. Arrest Autriche/Commission van 22 september 2020, C-594/18 P

  • Het Hof heeft ook de rechtmatigheid onderzocht van staatssteun die was verleend aan twee ziektekostenverzekeringsinstanties die onder toezicht van de Slowaakse autoriteiten opereren in het kader van een stelsel van verplichte ziektekostenverzekering. Het heeft vastgesteld dat ondanks het bestaan van enige concurrentie tussen de – zowel publieke als private – actoren die binnen dat verplichte ziektekostenverzekeringsstelsel actief zijn, dit stelsel een sociaal doel nastreeft en uitvoering geeft aan het solidariteitsbeginsel. Het Hof heeft dan ook geoordeeld dat de twee betrokken ziektekostenverzekeringsinstanties niet onder de Unierechtelijke staatssteunregels vielen, en daarmee het besluit van de Commissie bevestigd. Arrest Commission en Slovaquie/Dôvera zdravotná poistʼovňa van 11 juni 2020, C-262/18 P e.a.

  • Het Hof heeft zich ook gebogen over de aard van de steun die Frankrijk in de vorm van een verlichting van de werknemersbijdragen had toegekend aan de vissers en viskwekers die in 1999 waren getroffen door de schipbreuk van de tanker Erika en door hevige stormen. Het heeft vastgesteld dat die verlichting betrekking had op lasten die niet op de betrokken ondernemingen drukten, maar op de werknemers van die ondernemingen. Dit betekende volgens het Hof dat die verlichting die ondernemingen geen enkel voordeel verschafte, zodat de Unierechtelijke staatssteunregels, die uitsluitend gelden voor steun aan ondernemingen, niet op die situatie van toepassing waren. Het Hof heeft het besluit waarbij de Commissie Frankrijk had opgedragen om de betrokken steun terug te vorderen, dan ook deels ongeldig verklaard. Arrest Ministre de l'Agriculture et de l'Alimentation/Compagnie des pêches de Saint-Malo van 17 september 2020, C-212/19

  • Het Hof heeft daarentegen Italië veroordeeld tot betaling van een forfaitaire som van 7,5 miljoen EUR wegens het niet terugvorderen van ongeveer 13,7 miljoen EUR aan onrechtmatige steun die was verleend aan de hotelsector van Sardinië, en tot betaling van een dwangsom van 80 000 EUR per dag dat deze steun niet werd teruggevorderd. Hoewel de Commissie Italië in 2008 had opgedragen om die steun terug te vorderen, en het Hof in 2012 had vastgesteld dat Italië op dat punt in gebreke was gebleven, heeft deze lidstaat namelijk nog altijd niet aan zijn terugvorderingsplicht voldaan. De Commissie heeft dan ook een tweede beroep wegens niet-nakoming ingesteld om financiële sancties aan Italië te laten opleggen, dat door het Hof is toegewezen. Arrest Commission/Italie van 12 maart 2020, C-576/18

  • Het Gerecht heeft het besluit van de Commissie nietig verklaard waarbij Ierse tax rulings ten gunste van Apple als ongeoorloofde staatssteun waren aangemerkt. Volgens de Commissie had Ierland aan Apple fiscale voordelen toegekend voor een bedrag van ongeveer 13 miljard EUR, dat dus door die lidstaat van de begunstigde moest worden teruggevorderd. Volgens het Gerecht had de Commissie echter niet afdoende bewezen dat de betrokken tax rulings Apple een selectief voordeel opleverden en staatssteun ten gunste van deze onderneming vormden. Arrest Irlande/Commission et Apple Sales International van 15 juli 2020, T-778/16 et T-892/16

  • Het Gerecht heeft ook de nietigverklaring uitgesproken van het besluit van de Commissie waarbij de steun van de autonome regio Valencia (Spanje) ten gunste van de Spaanse voetbalclubs Valencia CF en Elche CF onrechtmatig was verklaard. Volgens de Commissie was die steun verleend in de vorm van garanties ten gunste van aan die clubs gelieerde organisaties, ter dekking van de kosten van de bankleningen die deze organisaties waren aangegaan om te kunnen deelnemen in de verhoging van het kapitaal van de club waaraan zij gelieerd waren. Het Gerecht was van oordeel dat het besluit van de Commissie meerdere onjuistheden vertoonde, met name met betrekking tot de vraag of op de markt vergelijkbare garanties hadden kunnen worden verkregen. Arrest Valencia Club de Fútbol en Elche Club de Fútbol van 12 maart 2020, T-732/16 et T-901/16

  • Daarentegen heeft het Gerecht de beroepen verworpen die strekten tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie waarbij de steun van de autonome regio Sardinië ten gunste van verschillende luchtvaartmaatschappijen die vliegen op Sardinië, onrechtmatig was verklaard. Die steun, die was bedoeld om de luchtverbindingen van en naar het eiland te verbeteren en het eiland als toeristische bestemming te promoten, was aan de begunstigden ter beschikking gesteld via de exploitanten van de belangrijkste luchthavens op Sardinië. Het Gerecht heeft bevestigd dat de steun niet was verleend aan die exploitanten, maar aan de betrokken luchtvaartmaatschappijen, die de steun dus moeten terugbetalen. Arrest Volotea, Germanwings et easyJet van 13 mei 2020, T-607/17, T-716/17 en T-8/18

  • Het Gerecht heeft ook het besluit bevestigd waarin de Commissie had vastgesteld dat de Spaanse belastingregeling voor bepaalde door scheepswerven met economische samenwerkingsverbanden (ESV’s) gesloten leaseovereenkomsten, als investeringsinstrument om belastingvoordelen te genereren, een staatssteunregeling ten gunste van de leden van de ESV’s vormde. Volgens de Commissie was die regeling, in het kader waarvan een scheepvaartmaatschappij een schip niet rechtstreeks bij een scheepswerf koopt, maar via een ESV, gedeeltelijk onverenigbaar met de interne markt omdat zij het scheepvaartmaatschappijen mogelijk maakte om door Spaanse scheepswerven gebouwde schepen te kopen met een korting van 20 tot 30%. Arrest Espagne/Commission van 23 september 2020, T-515/13 RENV e.a.

  • Tot slot heeft het Gerecht het besluit bevestigd waarin de Commissie had vastgesteld dat de onbeperkte staatsgarantie die Frankrijk had verleend aan het IFP Énergies nouvelles (IFPEN), een Franse overheidsinstelling die met name belast is met onderzoek en ontwikkeling op energiegebied, voor een deel staatssteun vormde. Volgens het Gerecht waren het IFPEN en Frankrijk er niet in geslaagd het vermoeden te weerleggen dat een dergelijke garantie de begunstigde een economisch voordeel opleverde ten opzichte van zijn concurrenten. Arrest France/Commission e.a. van 5 october 2020, T-479/11 RENV e.a

Mededinging

Vrije mededinging vergroot het welzijn van de burgers van de Unie door hun een ruimere keuze aan producten en diensten van de hoogste kwaliteit te bieden tegen gunstiger prijzen. De regelgeving van de Unie is er dan ook op gericht om beperkingen en verstoringen van de mededinging op de interne markt te voorkomen. De belangrijkste regels op dit gebied zijn vastgesteld in het VWEU: zij verbieden zowel kartels die de vrije mededinging kunnen belemmeren, als misbruik van machtspositie.

In 2020 hebben het Hof en het Gerecht die regels uitgelegd en toegepast in een groot aantal zaken die betrekking hebben op verschillende sectoren van de economie.

The General Court – Ensuring EU Institutions Respect EU Law

bekijk de video op YouTube

  • Het Gerecht heeft de gedeeltelijke nietigverklaring uitgesproken van de inspectiebesluiten die de Commissie had vastgesteld naar aanleiding van vermoedens dat verschillende in de distributiesector actieve Franse ondernemingen zich schuldig hadden gemaakt aan mededingingsverstorende praktijken. Volgens het Gerecht had de Commissie niet aangetoond over voldoende ernstige aanwijzingen te beschikken om te vermoeden dat informatie werd uitgewisseld over toekomstige commerciële strategieën van de betrokken ondernemingen. Arrest Casino e.a. van 5 october 2020, T-249/17, T-254/17 et T-255/17

  • Het Gerecht heeft het door de Commissie vastgestelde bestaan van een kartel op de markt van smartcardchips, in het kader waarvan verschillende ondernemingen hun prijsbeleid onderling hadden afgestemd, bevestigd. Het heeft echter de door de Commissie aan de onderneming Infineon opgelegde geldboete verlaagd, gelet op het beperkte aantal mededingingsbeperkende contacten dat deze onderneming had gehad met haar concurrenten, en op het feit dat één van de door de Commissie in aanmerking genomen contacten niet afdoende was bewezen. Arrest Infineon Technologies van 8 juli 2020, T-758/14 RENV

  • Het Gerecht heeft zich voor het eerst uitgesproken over de rechtmatigheid van een door een internationale sportbond vastgestelde regeling. Het heeft geoordeeld dat de regeling van de International Skating Union (ISU) de vrije mededinging belemmerde door te voorzien in sancties tegen atleten die deelnamen aan schaatswedstrijden waarvoor die schaatsbond geen toestemming had verleend. Volgens het Gerecht konden de beperkingen die voortvloeiden uit het systeem van voorafgaande toestemming waarin de betrokken regeling voorzag, niet worden gerechtvaardigd door het doel om de integriteit van de sport te beschermen. Arrest International Skating Union van 16 december 2020, T-93/18

  • Het Gerecht heeft het besluit van de Commissie bevestigd waarin was vastgesteld dat Lietuvos geležinkeliai AB (LG), de nationale spoorwegmaatschappij van Litouwen, misbruik had gemaakt van haar machtspositie op de Litouwse markt van het goederenvervoer per spoor. LG had met de onderneming Orlen een overeenkomst inzake goederenvervoer per spoor gesloten met het oog op het vervoer van olieproducten naar West-Europa. Na een geschil met LG had Orlen besloten om voor dat vervoer gebruik te gaan maken van de diensten van de Letse nationale spoorwegmaatschappij. Doordat LG de spoorlijn tussen de in Litouwen gelegen plaats van vertrek van de goederen en Letland had ontmanteld, had zij het voor haar Letse concurrent onmogelijk gemaakt de overeenkomst met Orlen te sluiten. Dat gedrag is als misbruik van machtspositie bestempeld. Arrest Lietuvos geležinkeliai AB van 18 november 2020, T-814/17

  • In het kader van een geding tussen een vennootschap die een hotel exploiteert in Duitsland en de vennootschap naar Nederlands recht Booking.com BV, die een platform voor het reserveren van accommodatie exploiteert, heeft de Duitse rechter zich tot het Hof gewend. Het Hof heeft geoordeeld dat een hotel dat gebruikmaakt van het platform Booking.com, bij een gerecht van zijn lidstaat van vestiging een zaak kan aanspannen tegen dat platform om een eventueel misbruik van machtspositie te doen beëindigen. Booking.com had betoogd dat zij moest worden gedagvaard voor een gerecht van de lidstaat waar zij is gevestigd, waarin het Hof dus niet is meegegaan. Arrest Wikingerhof GmbH & Co. KG/Booking.com BV. van 24 november 2020, C-59/19

  • Een machtspositie op de elektronische-communicatiemarkt én de mediamarkt kan een bedreiging vormen voor het pluralisme op informatiegebied. Die overweging lag aan de basis van een Italiaanse regeling waarbij het ondernemingen die al een aanmerkelijke marktmacht hadden in de elektronische-communicatiesector, werd verboden een aanzienlijke economische omvang te verwerven in de mediasector. In het kader van een rechtszaak over de vijandige overname van aandelen van de Italiaanse vennootschap Mediaset door de Franse vennootschap Vivendi en het daardoor ontstane geschil heeft het Hof echter geoordeeld dat zo’n regeling een verboden belemmering van de vrijheid van vestiging oplevert wanneer zij niet het pluralisme op informatiegebied beschermt. Arrest Vivendi SA van 3 september 2020, C-719/18

  • Op het gebied van concentraties van ondernemingen heeft het Gerecht het besluit nietig verklaard waarbij de Commissie had geweigerd in te stemmen met de voorgenomen overname van Telefónica UK door Hutchison 3G UK. Volgens het Gerecht had de Commissie niet aangetoond dat die overname zou leiden tot een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging op de Britse markt voor mobiele telefonie. Het Gerecht heeft ook opgemerkt dat de Commissie niet had aangetoond dat die overname zou leiden tot een verhoging van de prijzen van de diensten en tot een vermindering van de kwaliteit ervan. Arrest CK Telecoms UK Investments van 28 mei 2020, T-399/16

Bankensector en belastingen

De regels betreffende de interne markt van de Unie maken het mogelijk goederen en diensten binnen de Unie vrij te verhandelen. Met name om te voorkomen dat de mededinging tussen ondernemingen wordt verstoord, zijn de lidstaten overeengekomen hun regels inzake belasting van goederen en diensten op elkaar af te stemmen. Ook zijn er op Unieniveau maatregelen genomen om het economisch beleid en de regelgeving op het gebied van de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting tot op zekere hoogte te coördineren, en er zo voor te zorgen dat dat beleid en die regelgeving billijk en doeltreffend zijn en de groei bevorderen. De lidstaten blijven echter bevoegd om de hoogte van de door particulieren te betalen belastingen te bepalen en om te beslissen waaraan het belastinggeld wordt besteed.

  • In een zaak over de vennootschap Google Ireland heeft het Hof geoordeeld dat de Hongaarse regeling waarbij aan in een andere lidstaat gevestigde aanbieders van advertentiediensten met het oog op de heffing van de Hongaarse advertentiebelasting een registratieverplichting werd opgelegd, verenigbaar is met het Unierecht, meer bepaald met het beginsel van het vrij verrichten van diensten. Het Hof heeft daarentegen verklaard dat ditzelfde beginsel en het evenredigheidsbeginsel in de weg staan aan een andere Hongaarse regeling op grond waarvan de dienstverrichters die niet aan die registratieverplichting hebben voldaan, boetes opgelegd krijgen waarvan het totaalbedrag binnen enkele dagen kan oplopen tot meerdere miljoenen euro’s. Arrest Google Ireland van 3 maart 2020, C-482/18

  • In een andere Hongaarse zaak heeft het Hof geoordeeld dat de bijzondere belasting die in Hongarije wordt geheven over de omzet van telecomoperatoren en van ondernemingen die actief zijn in de detailhandelssector, verenigbaar zijn met het Unierecht. Die belasting treft vooral ondernemingen die in handen zijn van natuurlijke of rechtspersonen uit andere lidstaten. Zij behalen op de betrokken Hongaarse markten de grootste omzet en dragen dus hoofdzakelijk die bijzondere belastingen. Volgens het Hof weerspiegelt die omstandigheid echter de economische realiteit op die markten en is er dus geen sprake van discriminatie van die ondernemingen. Arresten Vodafone Magyarország en Tesco-Global Áruházak van 3 maart 2020, C-75/18 et C-323/18

  • In 2020 heeft het Gerecht zijn eerste vier arresten gewezen over besluiten van de Europese Centrale Bank (ECB) tot oplegging van geldelijke sancties in het kader van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Het heeft drie besluiten gedeeltelijknietig verklaard wegens ontoereikende motivering. In die besluiten werd namelijk niet duidelijk gemaakt welke werkwijze de ECB had gehanteerd om de hoogte van de opgelegde sancties vast te stellen. Arresten VQ/BCE van 8 juli 2020, T-203/18,T-576/18,T-577/18,T-578/18

Intellectuele eigendom

Het Hof en het Gerecht zorgen voor de uitlegging en toepassing van de regels die de Unie ter bescherming van intellectuele eigendom (auteursrecht, merkenrecht, bescherming van tekeningen en modellen, octrooirecht) heeft vastgesteld om het concurrentievermogen van ondernemingen te versterken.

In 2020 hebben de twee rechterlijke instanties van de Unie zich herhaaldelijk over deze materie gebogen. Zij hebben de aansprakelijkheid wegens inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten afgebakend en ook de voorwaarden voor bescherming van intellectuele eigendom verduidelijkt. Op merkengebied hebben zij bijzondere aandacht besteed aan de begrippen „onderscheidend vermogen” en „verwarringsgevaar”.

  • Met betrekking tot de aansprakelijkheid van personen en ondernemingen voor inbreuken op rechten die aan een Uniemerk zijn verbonden, heeft het Hof geoordeeld dat het enkele feit dat Amazon, dat een onlineverkoopplatform exploiteert (Amazon-Marketplace), producten opslaat die inbreuk maken op een merkrecht, niet betekent dat zij zich schuldig maakt aan merkinbreuk. Een onderneming die voor rekening van een derde verkoper namaakproducten opslaat, zonder ervan op de hoogte te zijn dat die producten inbreuk maken op een merkrecht, maakt namelijk niet zelf op ongeoorloofde wijze gebruik van het betrokken merk, tenzij zij net als de verkoper het oogmerk heeft de producten te koop aan te bieden of in de handel te brengen. Arrest Coty Germany du 2 avril 2020, C-567/18

  • Met betrekking tot het onderscheidende vermogen waarvan de geldigheid van een merk afhankelijk is, heeft het Gerecht eraan herinnerd dat een vorm waarvoor een aanvraag tot inschrijving als driedimensionaal merk is ingediend, onderscheidend vermogen mist wanneer hij niet op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is. In het geval van een schoenveter rechtvaardigen volgens het Gerecht de nieuwe vorm en het mooie ontwerp ervan op zichzelf nog niet de conclusie dat er sprake is van onderscheidend vermogen. Een merk heeft namelijk als functie om de commerciële herkomst van het product aan te duiden en daarmee de consument in staat te stellen bepaalde producten in verband te brengen met een bepaalde onderneming. Arrest Hickies van 5 februari 2020, T-573/18

  • In dezelfde geest, maar dan in verband met een beeldmerk, heeft het Gerecht opgemerkt dat de figuur van een leeuwenkop omgeven door ringen die een ketting vormen veelvuldig en typisch wordt gebruikt voor knopen en sieraden, en voor die producten dus onderscheidend vermogen mist. In een andere zaak heeft het Gerecht daarentegen het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) verweten dat het bepaalde bewijzen had genegeerd bij de beoordeling van de vraag of een merk dat bestaat in een ruitmotief voor tassen en koffers, door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen. Arrest Pierre Balmain van 5 februari 2020, T-331/19 en T-332/19 / Arrest Louis Vuitton Malletier van 10 juni 2020, T-105/19

  • Een woordmerk mist eveneens onderscheidend vermogen wanneer het uitsluitend een kenmerk beschrijft van het product waarvoor de registratie wordt aangevraagd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het woordmerk WAVE voor aquariumverlichting onderscheidend vermogen kan hebben, aangezien het woord „wave” niet een kenmerk van die verlichting beschrijft. Arrest Tetra GmbH van 23 september 2020, T-869/19

  • Het is juist wegens het geringe onderscheidende vermogen van twee tekens die een hoorn afbeelden ter aanduiding van postdiensten, dat het Gerecht verwarringsgevaar tussen die tekens heeft uitgesloten. De afbeelding van een posthoorn tegen een veelal gele achtergrond wordt van oudsher door nationale postbedrijven in de Unie gebruikt. Het publiek zal de posthoorn of de kleur geel dus niet associëren met een bepaald bedrijf, maar meer in het algemeen met een onbepaald aantal nationale postbedrijven. Arrest Deutsche Post van 11 november 2020, T-25/20

  • Eveneens met betrekking tot het verwarringsgevaar tussen twee merken – in dit geval twee merken die waren gedeponeerd voor sportartikelen en kleding – heeft het Hof geoordeeld dat de bekendheid van de voetballer Lionel Messi elk gevaar voor verwarring tussen diens merk MESSI en het aan een Spaanse onderneming toebehorende oudere merk MASSI wegneemt. Arrest Messi van 17 september 2020, C-449/18 e.a.

  • In een andere zaak over de beoordeling van verwarringsgevaar heeft het Gerecht ook benadrukt dat het feit dat in twee merken dezelfde term voorkomt (in dit geval de term „Teruel” in de merken AIRESANO BLACK EL IBERICO DE TERUEL en JAMON DE TERUEL CONSEJO REGULADOR DE LA DENOMINACION DE ORIGEN), onvoldoende is om verwarringsgevaar te doen ontstaan. Arrest Consejo Regulador van 28 maart 2020, T-696/18

  • Met betrekking tot het criterium van overeenstemming tussen twee merken heeft het Gerecht vastgesteld dat het voor industriële diensten gedeponeerde woordmerk LOTTOLAND een sterke gelijkenis vertoont met de voor kansspelen gedeponeerde oudere beeldmerken LOTTO en lotto. Het Gerecht heeft echter opgemerkt dat er geen verband bestaat tussen de betrokken merken, met name omdat de betrokken diensten en ook het doelpubliek heel verschillend zijn. Wegens dat ontbrekend verband wordt door het gebruik van het merk LOTTOLAND geen ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidende vermogen of de reputatie van de oudere merken. Arrest Lottoland van 11 november 2020, T-820/19

  • Soms staan in een rechtszaak over onderscheidende tekens geen particulieren of ondernemingen tegenover elkaar, maar lidstaten, zoals het geval was in de zaak die betrekking had op het gebruik van de term „Teran” voor een wijndruivenras dat wordt gekweekt in Slovenië en Kroatië. Na de toetreding van Slovenië tot de Unie in 2004 werd die benaming erkend als beschermde oorsprongsbenaming (BOB). In 2017 werd in een verordening bepaald dat de term „Teran” vanaf de toetreding van Kroatië tot de Unie in 2013 ook kon worden gebruikt voor bepaalde Kroatische wijnen. Het door Slovenië ingestelde beroep tot nietigverklaring van die verordening, die het mogelijk maakt dat BOB’s probleemloos naast elkaar bestaan zonder dat het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel worden geschonden, is door het Gerecht verworpen. Arrest Slovénie/Commission van 9 september 2020, T-626/17

Werking van de Europese instellingen

Het is de taak van de twee rechterlijke instanties van de Unie om na te gaan of de handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie (of hun verzuim om te handelen) in overeenstemming zijn met het Unierecht. Het Hof en het Gerecht staan daarmee in voor de rechterlijke bescherming van de rechten van de justitiabelen wanneer die rechtstreeks en individueel worden geraakt door op het niveau van de Unie genomen besluiten. Daarentegen zijn alleen de nationale rechterlijke instanties bevoegd om het handelen van nationale autoriteiten te toetsen aan nationaal recht.

  • De rechterlijke instanties van de Unie zijn meerdere malen aangezocht door O. Junqueras i Vies, vicepresident van de Gobierno autonómico de Cataluña (autonome regering van Catalonië, Spanje), in verband met diens verkiezing in het Europees Parlement in 2019. Zijn verzoek in kort geding om zijn parlementaire immuniteit te beschermen, is afgewezen door de vicepresident van het Gerecht, en later, in hogere voorziening, door de vicepresident van het Hof. Het Gerecht heeft bovendien zijn verzoek tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement waarbij werd vastgesteld dat zijn zetel vacant was, niet-ontvankelijk verklaard. Het Europees Parlement kon namelijk niet de besluiten van de Spaanse autoriteiten waarbij op grond van het nationale recht het mandaat van Junqueras i Vies en zijn zetel in het Europees Parlement vervallen respectievelijk vacant waren verklaard, opnieuw ter discussie stellen. Beschikking Junqueras i Vies van 3 maart 2020, T-24/20 R / Beschikking Junqueras i Vies van 8 october 2020, C-201/20 P(R) / Beschikking Junqueras i Vies van 15 december 2020, T-24/20

  • Het Gerecht heeft een beroep verworpen dat ertoe diende om te laten vaststellen dat de Europese Raad op onwettige wijze had geweigerd de Tsjechische premier wegens een vermeend belangenconflict uit te sluiten van de bijeenkomsten van deze instelling over de vaststelling van het meerjarig financieel kader 2021/2027 van de Unie. Volgens het Gerecht zijn namelijk alleen de lidstaten bevoegd om te bepalen of zij zich op bijeenkomsten van de Europese Raad laten vertegenwoordigen door hun staatshoofd of door hun regeringsleider, en om de redenen vast te stellen die een van deze personen kunnen beletten om zijn lidstaat te vertegenwoordigen op die bijeenkomsten. Beschikking Wagenknecht van 17 juli 2020, T-715/19

  • Harry Shindler en andere staatsburgers van het Verenigd Koninkrijk wonen al geruime tijd in respectievelijk Italië en Frankrijk. Daarom mochten zij niet deelnemen aan het referendum over de brexit en aan de parlementsverkiezingen van 2017, ook al waren die stemmingen van doorslaggevend belang voor het behoud van hun hoedanigheid van Unieburger. Om die reden hebben zij bij het Gerecht een beroep ingesteld om te laten „vaststellen dat de Commissie nalatig was geweest” doordat zij „op onrechtmatige wijze had verzuimd om hun Europees burgerschap te beschermen”. Het Gerecht heeft het beroep verworpen omdat de Commissie niet bevoegd is om een bindende handeling vast te stellen tot behoud van het Europees burgerschap van bepaalde staatsburgers van het Verenigd Koninkrijk na de terugtrekking van dit land uit de Unie. Beschikking Shindler van 14 juli 2020, T-627/19

B | KERNCIJFERS OVER DE GERECHTELIJKE WERKZAAMHEDEN

Hof van justitie

Tot het Hof van Justitie kan men zich hoofdzakelijk wenden met:

  • verzoeken om een prejudiciële beslissing, wanneer een nationale rechter twijfelt over de interpretatie van de wetgeving of besluiten van de Unie of over de geldigheid daarvan. De nationale rechter schorst dan de behandeling van de bij hem lopende zaak en wendt zich tot het Hof van Justitie, dat zich uitspreekt over de uitlegging van de betrokken bepalingen of over de geldigheid daarvan. Op basis van de informatie in de beslissing van het Hof van Justitie kan de nationale rechter het aan hem voorgelegde geschil dan beslechten. In zaken waarin een antwoord op zeer korte termijn noodzakelijk is (bijvoorbeeld asielzaken of zaken over grenscontroles of kinderontvoering, etc.), kan een prejudiciële spoedprocedure(„PPU”) worden gevolgd;
  • hogere voorzieningen, dat wil zeggen beroepen tegen de beslissingen van het Gerecht: indien nodig, kan het Hof van Justitie dan een beslissing van het Gerecht vernietigen;
  • rechtstreekse beroepen, die meestal gericht zijn op:
    • de ongeldigverklaring van wetgeving of besluiten van de Unie („beroep tot nietigverklaring”) of
    • de vaststelling dat een lidstaat het Unierecht niet heeft nageleefd („beroep wegens niet-nakoming”). Wanneer een lidstaat niet de nodige maatregelen treft om te voldoen aan een arrest waarbij een niet-nakoming is vastgesteld, kan dit ertoe leiden dat het Hof van Justitie hem een geldstraf oplegt in een tweede beroep, de zogenoemde „dubbele niet-nakoming”;
  • verzoeken om advies over de verenigbaarheid met de EU-Verdragen van een overeenkomst die de Unie met een derde land of een internationale organisatie wil sluiten. Dit verzoek kan worden ingediend door een lidstaat of door een Europese instelling (Parlement, Raad of Commissie).

735 Nieuwe zaken

Prejudiciële procedures 556 waarvan 9 PPU

Lidstaten waarvan de meeste verzoeken afkomstig zijn Duitsland 139 Oostenrijk 50 Italië 44 Polen 41 België 36

37 Rechtstreekse beroepen waarvan 18 niet-nakomingsberoepen en 2 „dubbele niet-nakomingsberoepen”

131 Hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht

1 Verzoek om advies

8 Aanvragen voor rechtsbijstand

Een partij die niet in staat is om de proceskosten te dragen, kan kosteloze rechtsbijstand aanvragen.

792 Afgesloten zaken

Prejudiciële procedures

534 waarvan 9 PPU

37 Rechtstreekse beroepen

waarbij 26 niet-nakomingen zijn vastgesteld

3 arresten inzake een „dubbele niet- nakoming” tegen 14 lidstaten

204 Hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht

waarvan 40 tot vernietiging van de beslissing van het Gerecht hebben geleid

15.4 maanden Gemiddelde procesduur

3.9 maanden Gemiddelde duur van de prejudiciële spoedprocedures

1 045 Aanhangige zaken op 31 december 2020

Materiële principes

Belastingen95

Consumentenbescherming56

Douane-unie 24

Intellectuele en industriële eigendom 27

Landbouw 26

Milieu 48

Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht 119

Sociaal recht 56

Staatssteun en mededinging 104

Vervoer 86

Vrijheden van verkeer en vestiging en interne markt 96

Gerecht

Natuurlijke personen of rechtspersonen (bedrijven, verenigingen etc.) en de lidstaten kunnen in eerste aanleg bij het Gerecht rechtstreekse beroepen instellen tegen wetgeving of besluiten van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie. Het Gerecht neemt ook kennis van rechtstreekse beroepen ter vergoeding van schade die door de instellingen of hun personeelsleden is veroorzaakt. Een groot deel van de rechtszaken bij het Gerecht is van economische aard: intellectuele eigendom (merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie), mededinging, staatssteun, bankentoezicht en toezicht op de financiële sector.

Het Gerecht is ook bevoegd om in ambtenarenzaken uitspraak te doen over geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden.

Tegen de beslissingen van het Gerecht kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie. In zaken die reeds tweemaal zijn onderzocht (door een onafhankelijke kamer van beroep en vervolgens door het Gerecht), laat het Hof van Justitie de hogere voorziening uitsluitend toe wanneer daarbij een vraag aan de orde komt die belangrijk is voor de eenheid, de samenhang of de ontwikkeling van het Unierecht.

847 Nieuwe zaken

729 Rechtstreekse beroepen

waarvan 69 Staatssteun- en mededingingszaken (waaronder 2 beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld)

282 Intellectuele en industriële-eigendomszaken

118 EU-ambtenarenzaken

260 andere rechtstreekse beroepen (waaronder 10 beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld)

75 Aanvragen voor rechtsbijstand

Een partij die niet in staat is om de proceskosten te dragen, kan kosteloze rechtsbijstand aanvragen.

748 Afgesloten zaken

631 Rechtstreekse beroepen

waarvan 41 Staatssteun- en mededingingszaken

237 Intellectuele en industriële-eigendomszaken

79 EU-ambtenarenzaken

274 andere rechtstreekse beroepen

15.4 maanden Gemiddelde procesduur

23% Percentage beslissingen waartegen hogere voorziening bij het Hof van Justitie is ingesteld

1 497 Aanhangige zaken op 31 december 2020

Hoofdzakelijk behandelde onderwerpen

Toegang tot documenten 24

Landbouw21

Mededinging78

Economisch en monetair beleid156

Milieu14

Intellectuele en industriële eigendom 319

Aanbestedingen21

Beperkende maatregelen 65

EU-Ambtenarenstatuut182

Staatssteun 292