A | Het Hof van Justitie in 2023
Bij het Hof van Justitie kunnen voornamelijk de volgende procedures aanhangig worden gemaakt:
- verzoeken om een prejudiciële beslissing
Wanneer een nationale rechter twijfel koestert omtrent de uitlegging of de geldigheid van een bepaling van Unierecht, schorst hij de behandeling van de bij hem aanhangige zaak en wendt hij zich tot het Hof van Justitie. Wanneer hij is voorgelicht door de beslissing van het Hof van Justitie, kan hij het aan hem voorgelegde geschil beslechten. In zaken die een antwoord binnen een zeer korte termijn vergen (bijvoorbeeld zaken op het gebied van asiel, grenscontroles, kinderontvoering etc.), kan een prejudiciële spoedprocedure („PPU”) worden gevolgd;
-
rechtstreekse beroepen, die strekken tot:
- nietigverklaring van een handeling van de Unie („beroep tot nietigverklaring”) of
- vaststelling dat een lidstaat het recht van de Unie niet naleeft („beroep wegens niet-nakoming”). Wanneer de lidstaat niet voldoet aan het arrest waarin de niet-nakoming is vastgesteld, kan het Hof van Justitie hem een financiële sanctie opleggen in het kader van een tweede beroep, het zogeheten beroep wegens „dubbele niet-nakoming”;
- hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht, die ertoe kunnen leiden dat het Hof van Justitie de beslissing van het Gerecht vernietigt;
- verzoeken (van een lidstaat of een Europese instelling) om advies over de verenigbaarheid met de Verdragen van een overeenkomst die de Unie voornemens is te sluiten met een derde staat of een internationale organisatie.
Werkzaamheden en ontwikkeling van het Hof van Justitie
De laatste maanden van 2023 stonden in het teken van de onderhandelingen over het wetgevingsverzoek dat het Hof van Justitie in november 2022 aan het Europees Parlement en de Raad heeft gericht. Dit verzoek had tot doel de prejudiciële bevoegdheid van het Hof op zes specifieke gebieden (de belasting over de toegevoegde waarde, accijns, het douanewetboek, de tariefindeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur, compensatie voor en bijstand aan reizigers en de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten) naar het Gerecht over te hevelen en de werkingssfeer van het in mei 2019 in werking getreden mechanisme van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht te verruimen. Die wijzigingen zouden ervoor moeten zorgen dat in het belang van de rechtzoekenden, die moeten kunnen rekenen op kwalitatief hoogwaardige en tijdige uitspraken, de werklast beter wordt verdeeld tussen het Hof van Justitie en het Gerecht, dat sinds juli 2022 twee rechters per lidstaat heeft (dus 54 in totaal).
Het Hof van Justitie zal zich zo meer kunnen toeleggen op zijn kerntaken als constitutionele en hoogste rechterlijke instantie van de Unie. Zoals in de afgelopen jaren gaan de zaken die voor het Hof worden gebracht, of dat nu door middel van prejudiciële vragen dan wel via rechtstreekse beroepen (met name niet-nakomingsberoepen) is, namelijk vaak over gevoelige thema’s zoals het behoud van de waarden van de rechtsstaat in de context van nationale hervormingen van de rechterlijke macht, asiel- en immigratiebeleid, bescherming van persoonsgegevens en toepassing van de mededingingsregels in het digitale tijdperk, bestrijding van discriminatie en milieu-, energie- en klimaatproblematiek. In dergelijke zaken wordt regelmatig uitspraak gedaan door de Grote kamer.
Om redenen van rechtszekerheid, snelheid en transparantie zullen voor de gedeeltelijke overdracht van de prejudiciële bevoegdheid aan het Gerecht twee basisbeginselen gelden: het „één loket”-beginsel, dat inhoudt dat alle verzoeken om een prejudiciële beslissing nog steeds zullen worden gestuurd naar het Hof, dat zal uitmaken of een prejudiciële zaak al dan niet uitsluitend betrekking heeft op een of meer van de hierboven genoemde specifieke aangelegenheden, en het beginsel dat alle prejudiciële zaken die uitsluitend betrekking hebben op een of meer van die aangelegenheden, integraal worden overgedragen. Zaken die niet uitsluitend over een of meer van die aangelegenheden gaan en met name zaken die opzichzelfstaande vragen over de uitlegging van het primaire recht of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie doen rijzen, zullen daarentegen worden behandeld door het Hof.
Maar ook wanneer een prejudiciële zaak aan het Gerecht wordt overgedragen, zal deze instantie de zaak naar het Hof van Justitie kunnen verwijzen wanneer het van oordeel is dat een principiële beslissing vereist is. Ook heeft het Hof van Justitie bij wijze van uitzondering de mogelijkheid om de beslissing van het Gerecht te heroverwegen wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Unierecht wordt aangetast.
Na verschillende maanden van onderzoek en onderhandelingen werd er in december 2023 een politiek akkoord bereikt over dat wetgevingsverzoek. Daarbij is onder meer overeengekomen dat de memories of schriftelijke opmerkingen die zijn ingediend door een partij die heeft deelgenomen aan een prejudiciële procedure, op de website van het Hof zullen worden gepubliceerd binnen een redelijke termijn nadat de zaak is afgesloten, tenzij die partij daar bezwaar tegen maakt.
Het precieze tijdschema voor de formele vaststelling van de wijzigingen van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de datum van inwerkingtreding van die wijzigingen zijn op het moment van schrijven nog niet definitief bekend. Bovendien is er nog werk te doen, met name wat betreft de wijzigingen die in de Reglementen voor de procesvoering van het Hof van Justitie en het Gerecht moeten worden aangebracht om de hervorming te kunnen doorvoeren. Dit neemt niet weg dat het bereikte principeakkoord de deur openzet om de contouren van de werking van de rechterlijke instanties van de Unie voor de komende jaren opnieuw te definiëren.
De samenstelling van het Hof is in 2023 gewijzigd als gevolg van het vertrek van advocaat-generaal Pitruzzella, die is benoemd tot rechter in het Italiaanse grondwettelijke hof.
De statistieken van het afgelopen jaar weerspiegelen, zoals de vorige jaren, de grote bedrijvigheid van het Hof van Justitie. Zo zijn er in 2023 821 zaken aanhangig gemaakt bij het Hof, dat wil zeggen enkele zaken meer dan in 2022, en zijn er 783 zaken afgedaan, ongeveer evenveel als in de drie voorgaande jaren. De gemiddelde procesduur van alles soorten zaken bij elkaar genomen bedroeg 16,1 maanden, en op 31 december 2023 waren er 1 149 zaken aanhangig.
Koen Lenaerts
President van het Hof van Justitie van de Europese Unie
![](../assets/img/photos-2023/signature-lenaerts_2.jpg)
De leden van het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie bestaat uit 27 rechters en 11 advocaten-generaal.
De rechters en advocaten-generaal worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat een advies moet geven over de geschiktheid van de voorgestelde kandidaten voor de uitoefening van de betrokken ambten. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd.
Zij worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden.
De rechters oefenen hun ambt in volstrekte onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit.
De rechters van het Hof van Justitie kiezen uit hun midden de president en de vicepresident. De rechters en de advocaten-generaal benoemen de griffier voor een ambtstermijn van zes jaar.
De advocaten-generaal hebben tot taak om in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid rechtsgeleerde adviezen, „conclusies” genaamd, te formuleren in de zaken die hun zijn toegewezen. Deze adviezen zijn niet bindend, maar verschaffen een extra visie op het voorwerp van het geschil.
In 2023 zijn in het Hof van Justitie geen nieuwe leden benoemd.
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-1.jpg)
K. Lenaerts
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-2.jpg)
L. Bay Larsen
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-3.jpg)
A. Arabadjiev
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-4.jpg)
A. Prechal
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-5.jpg)
K. Jürimäe
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-6.jpg)
C. Lycourgos
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-7.jpg)
E. Regan
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-8.jpg)
M. Szpunar
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-9.jpg)
T. von Danwitz
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-10.jpg)
F. Biltgen
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-11.jpg)
N. J. Cardoso da Silva Piçarra
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-12.jpg)
Z. Csehi
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-13.jpg)
O. Spineanu-Matei
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-14.jpg)
J. Kokott
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-15.jpg)
M. Ilešič
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-16.jpg)
J.-C. Bonichot
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-17.jpg)
M. Safjan
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-18.jpg)
S. Rodin
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-19.jpg)
M. Campos Sánchez-Bordona
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-20.jpg)
P. G. Xuereb
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-21.png)
L. S. Rossi
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-22.jpg)
I. Jarukaitis
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-23.png)
P. Pikamäe
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-24.jpg)
A. Kumin
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-25.jpg)
N. Jääskinen
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-26.jpg)
N. Wahl
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-27.jpg)
J. Richard de la Tour
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-28.jpg)
A. Rantos
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-29.png)
I. Ziemele
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-30.png)
J. Passer
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-31.png)
D. Gratsias
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-32.jpg)
M. L. Arastey Sahún
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-33.jpg)
A. M. Collins
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-34.jpg)
M. Gavalec
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-35.jpg)
N. Emiliou
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-36.jpg)
T. Ćapeta
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-37.jpg)
L. Medina
![](../assets/img/members/member-s1/mb-s1-38.jpg)
A. Calot Escobar
Protocollaire rangorde per 15 november 2023
B | Het Gerecht in 2023
Het Gerecht is in hoofdzaak bevoegd om in eerste aanleg kennis te nemen van rechtstreekse beroepen tegen handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie die worden ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen (individuen, ondernemingen, verenigingen enz.), mits zij door die handelingen rechtstreeks en individueel worden geraakt, en door lidstaten. Het Gerecht neemt ook kennis van rechtstreekse beroepen tot vergoeding van schade die door de instellingen of hun personeelsleden is veroorzaakt.
Een groot deel van de rechtszaken bij het Gerecht is van economische aard: intellectuele eigendom (merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie), mededinging, staatssteun, bankentoezicht en toezicht op de financiële sector.
Het Gerecht is ook bevoegd om in ambtenarenzaken uitspraak te doen over geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden.
Tegen de beslissingen van het Gerecht kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie. In zaken die reeds tweemaal zijn onderzocht (door een onafhankelijke kamer van beroep en vervolgens door het Gerecht), laat het Hof van Justitie de hogere voorziening uitsluitend toe wanneer daarbij een vraag aan de orde komt die belangrijk is voor de eenheid, de samenhang of de ontwikkeling van het Unierecht.
Werkzaamheden en ontwikkeling van het Gerecht
![](../assets/img/Van-der-Woude.jpg)
Marc van der Woude
President van het Gerecht
De hervorming waarbij het aantal rechters in het Gerecht is verdubbeld (verordening 2015/2422), heeft in 2023 ten volle effect gesorteerd, zoals blijkt uit de gerechtelijke statistieken van deze rechterlijke instantie. Het Gerecht heeft 904 zaken afgehandeld terwijl er 868 nieuwe zaken waren (afgezien van 404 identieke zaken die aan het eind van het jaar aanhangig zijn gemaakt), en heeft daarmee het aantal lopende zaken verminderd. Bovendien is de gemiddelde procesduur op een bevredigend niveau gebleven, namelijk 18,2 maanden, wat een indicator is voor een efficiënt beheer van de zaken.
Tegelijkertijd is het Gerecht meer zaken naar uitgebreide kamers blijven verwijzen. In 2023 is 13,6 % van de afgesloten zaken beslecht door een uitgebreide kamer en zijn er maar liefst 120 zaken verwezen naar zo’n kamer. Het Gerecht aarzelt niet langer om bepaalde zaken die van uitzonderlijk belang zijn, te verwijzen naar zijn Grote kamer, die bestaat uit 15 rechters. Zo heeft de Grote kamer van het Gerecht een arrest gewezen in de zaak Venezuela / Raad, die ging over de beperkende maatregelen die de Raad van de Europese Unie had genomen tegen Venezolaanse bedrijven en burgers (T-65/18 RENV; zie het hoofdstuk „Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar”). Ook vier door Europese rechtersorganisaties aangespannen zaken over het Poolse herstel en veerkrachtplan (T-530/22–T-533/22) zijn verwezen naar de Grote kamer, en hetzelfde geldt voor twee zaken die verband houden met de beperkende maatregelen die de Europese Unie heeft ingesteld tegen Rusland wegens de oorlog in Oekraïne (T-635/22 en T-644/22).
Deze bevredigende resultaten zijn voor een deel toe te schrijven aan de stabiliteit van de samenstelling van de rechterlijke instantie. In 2023 hebben namelijk maar twee van haar rechters hun ambt neergelegd, te weten de heren Frimodt Nielsen en Valančius, die respectievelijk zijn vervangen door de heer Kalėda en mevrouw Spangsberg Grønfeldt. Ik wil hen hier bedanken voor de bijdrage die zij hebben geleverd aan de goede rechtsbedeling in de Unie. 2023 was ook het jaar waarin griffier Coulon ons na 18 jaar trouwe dienst heeft verlaten en we zijn opvolger, de heer Di Bucci, hebben verwelkomd. Ter gelegenheid van het vertrek van de heer Coulon werd een colloquium over het procesrecht van de Unie georganiseerd, met een mix van eerbetuigingen en toespraken op hoog niveau.
Het Gerecht heeft in 2023 verdere stappen gezet in zijn moderniseringsproces, met name om de behandeling van de meest omvangrijke en ingewikkelde zaken te verbeteren. Deze zaken, die in het algemeen over economisch en financieel recht gaan, verdienen een proactieve en op maat gesneden aanpak, zowel wat de toewijzing van middelen als wat de planning van de werkzaamheden betreft. Dankzij deze aanpak, waarbij de vertegenwoordigers van de partijen worden betrokken, zal de procesduur kunnen worden verkort en zal gerichter kunnen worden tegemoetgekomen aan de verwachtingen van de partijen.
Om ten volle tegemoet te komen aan de legitieme verwachtingen van de rechtzoekenden met het oog op een gedeeltelijke overdracht van de prejudiciële bevoegdheid voor bepaalde specifieke aangelegenheden en de verruiming van de werkingssfeer van het mechanisme van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen, heeft het Gerecht bovendien het hele afgelopen jaar gewerkt aan de noodzakelijke aanpassingen van de wijze waarop het is georganiseerd, en aan zijn toekomstige procedureregels.
![](../assets/img/photos-2023/signature-woude.jpg)
Nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak
![](../assets/img/Papasavvas.jpg)
Savvas S. Papasavvas
Vicepresident van het Gerecht
Het Gerecht krijgt voortdurend nieuwe soorten zaken te behandelen. Met elk arrest dat naar aanleiding van een aanhangig gemaakte zaak wordt gewezen, wordt verder gebouwd aan het jurisprudentiële bouwwerk. 2023 was wat dit betreft geen uitzondering: het Gerecht heeft het afgelopen jaar niet alleen nieuwe vragen op traditionele gebieden behandeld, maar ook richtinggevende uitspraken gedaan op gebieden waar de rechtspraak volop in ontwikkeling is. 2023 was ook het jaar waarin de Grote kamer zich heeft gebogen over een buitengewone vraag op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Het Gerecht is sinds zijn oprichting belast met de behandeling van mededingingszaken en heeft dus een bijzondere expertise op dit gebied. Aangezien echter net als op andere gebieden ook op mededingingsgebied het rechtslandschap voortdurend verandert, zijn er steeds nieuwe kwesties waarover het Gerecht zich moet buigen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het arrest van 24 mei 2023, Meta Platforms Ireland / Commissie (T-451/20), waarin het Gerecht voor het eerst heeft onderzocht of een verzoek om inlichtingen op grond van verordening nr. 1/2003 waarbij gebruik wordt gemaakt van zoektermen, en een procedure waarbij een virtuele dataroom wordt opgezet voor de behandeling van documenten die gevoelige persoonsgegevens bevatten, rechtmatig zijn. Het Gerecht diende zich ervan te vergewissen dat de Commissie haar verzoek had beperkt tot de inlichtingen die zij nodig had bij de verificatie van de vermoedens omtrent het bestaan van inbreuken die haar onderzoek rechtvaardigden (zie het focusartikel).
Ook de regeling inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie heeft interessante en nieuwe vragen doen rijzen, ook al gaat het om een klassiek en duidelijk omlijnd rechtsgebied. Er is bij het Gerecht namelijk een beroep ingesteld tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die International Management Group zou hebben geleden doordat een door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) opgesteld onderzoeksverslag over haar juridische status naar de pers was gelekt. De verzoekende partij stelde dat de Commissie, waarmee zij verschillende overeenkomsten had gesloten, en OLAF onrechtmatig hadden gehandeld. Het Gerecht is in een arrest van 28 juni 2023, IMG / Commissie (T-752/20), nader ingegaan op de voorwaarden die moeten zijn vervuld om te kunnen vaststellen dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren.
Bovenaan op de lijst van rechtsgebieden die in toenemende mate de aandacht van het Gerecht vragen, staat het bank- en financieel recht. Meer bepaald krijgt het Gerecht steeds meer zaken te behandelen die voortvloeien uit de invoering van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme (GAM) in 2014. Dit mechanisme voorziet in een kader voor bankencrisisbeheer met het oog op de afwikkeling van belangrijke banken in bepaalde lidstaten. Het steunt met name op de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), die verantwoordelijk is voor de voorbereiding en uitvoering van de afwikkeling van banken die falen of waarschijnlijk zullen falen. In het bijzonder heeft het Gerecht in enkele arresten van 22 november 2023 voor het eerst uitspraak gedaan op een beroep tot nietigverklaring van een besluit van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad over de eventuele toekenning van compensatie aan de aandeelhouders en crediteuren die zijn getroffen door de afwikkeling van een bank (gevoegde zaken T-302/20, T-303/20 en T-307/20, Del Valle Ruíz e.a. / GAR, alsmede de zaken T-304/20, Molina Fernández / GAR, T-330/20, ACMO e.a. / GAR, en T-340/20, Galván Fernández-Guillén / GAR).
Tot slot mag bij de bespreking van de nieuwe ontwikkelingen die zich het afgelopen jaar in de rechtspraak hebben voorgedaan, het arrest van 13 september 2023, Venezuela / Raad (T-65/18 RENV; zie het hoofdstuk „Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar”), beslist niet onvermeld blijven. De Grote kamer van het Gerecht heeft zich uitgesproken over de rechtmatigheid van beperkende maatregelen die tegen een derde land, Venezuela, waren ingesteld wegens de voortdurende verslechtering van de situatie in dat land op het vlak van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten. Het Gerecht heeft zich daarbij moeten buigen over de delicate kwestie of dit derde land het recht had om te worden gehoord, en over de vermeende schendingen van het internationaal recht waarop dit land zich had beroepen.
![](../assets/img/photos-2023/signature-papasavvas.jpg)
De leden van het Gerecht
Het Gerecht bestaat uit twee rechters per lidstaat.
De rechters worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en over de nodige bekwaamheid beschikken om een hoog rechterlijk ambt te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat een advies moet geven over de geschiktheid van de kandidaten. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd. Zij kiezen uit hun midden voor drie jaar de president en de vicepresident. Zij benoemen een griffier voor een mandaat van zes jaar.
De rechters oefenen hun ambt in volstrekte onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit.
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-1.jpg)
M. van der Woude
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-2.jpg)
S. S. Papasavvas
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-3.jpg)
D. Spielmann
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-4.png)
A. Marcoulli
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-5.jpg)
F. Schalin
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-6.png)
R. da Silva Passos
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-7.jpg)
J. Svenningsen
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-8.png)
M. J. Costeira
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-9.jpg)
K. Kowalik-Bańczyk
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-10.jpg)
A. Kornezov
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-11.png)
L. Truchot
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-12.jpg)
O. Porchia
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-13.jpg)
M. Jaeger
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-14.png)
H. Kanninen
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-15.png)
J. Schwarcz
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-16.png)
M. Kancheva
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-17.jpg)
E. Buttigieg
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-18.jpg)
V. Tomljenović
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-19.jpg)
S. Gervasoni
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-20.jpg)
L. Madise
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-21.jpg)
N. Półtorak
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-22.jpg)
I. Reine
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-23.jpg)
P. Nihoul
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-24.jpg)
U. Öberg
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-25.jpg)
C. Mac Eochaidh
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-26.jpg)
G. De Baere
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-27.jpg)
R. Frendo
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-28.png)
T. R. Pynnä
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-29.jpg)
J. C. Laitenberger
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-30.jpg)
R. Mastroianni
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-31.png)
J. Martín y Pérez de Nanclares
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-32.jpg)
G. Hesse
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-33.jpg)
M. Sampol Pucurull
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-34.jpg)
M. Stancu
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-35.jpg)
P. Škvařilová-Pelzl
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-36.png)
I. Nõmm
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-37.jpg)
G. Steinfatt
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-38.png)
R. Norkus
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-39.jpg)
T. Perišin
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-40.jpg)
D. Petrlík
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-41.jpg)
M. Brkan
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-42.png)
P. Zilgalvis
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-43.jpg)
K. Kecsmár
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-44.jpg)
I. Gâlea
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-45.jpg)
I. Dimitrakopoulos
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-46.jpg)
D. Kukovec
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-47.jpg)
S. Kingston
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-48.jpg)
T. Tóth
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-49.jpg)
B. Ricziová
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-50.jpg)
E. Tichy-Fisslberger
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-51.jpg)
W. Valasidis
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-52.jpg)
S. Verschuur
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-53.jpg)
S. L. Kalėda
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-54.jpg)
L. Spangsberg Grønfeldt
![](../assets/img/members/member-s2/mb-s2-55.jpg)
V. Di Bucci
Protocollaire rangorde per 27 september 2023
C | De rechtspraak in 2023
- Focus Wisselwerking tussen bescherming van persoonsgegevens en mededingingsrecht
- Focus De regelgevende bevoegdheid van de FIFA en de UEFA en het Unierecht
- Focus Bescherming van persoonsgegevens en bestrijding van inbreuken op de mededingingsregels
- Focus Bescherming van het Europese bedrijfsleven tegen extraterritoriale sancties van de Verenigde Staten
- Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar
![](../assets/img/photos-2023/focus_courte_icon.jpg)
Focus
Wisselwerking tussen bescherming van persoonsgegevens en mededingingsrecht
![](../assets/img/photos-2023/Focus/shutterstock_2065679765.jpg)
Arrest Meta Platforms e.a. van 4 juli 2023 (C-252/21)
De Duitse federale mededingingsautoriteit heeft de ondernemingen van het Meta-concern verboden om het gebruik van het online sociale netwerk Facebook door in Duitsland wonende gebruikers afhankelijk te stellen van de verwerking van hun „off-Facebook”-gegevens zonder hun toestemming. Zij was van oordeel dat de verwerking van die gegevens niet in overeenstemming was met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en dus misbruik van machtspositie door het Meta-concern opleverde.
Het Meta-concern is bij een Duitse rechter opgekomen tegen dat verbod. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van die rechter heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een mededingingsautoriteit van een lidstaat in het kader van een onderzoek naar misbruik van machtspositie kan vaststellen dat de AVG is geschonden. Zij moet daarbij wel loyaal samenwerken met de bij deze verordening ingestelde toezichthoudende autoriteiten. Wanneer zo’n toezichthoudende autoriteit of het Hof reeds een besluit of een beslissing heeft genomen over het onderzochte gedrag, is de nationale mededingingsautoriteit gebonden aan hun beoordelingen met betrekking tot de AVG.
Het Hof heeft zich ook uitgesproken over de vraag of het verwerken van „gevoelige” gegevens, wat volgens de AVG in beginsel verboden is, bij wijze van uitzondering kan worden toegestaan wanneer die gegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt. Het heeft geoordeeld dat het enkele feit dat een gebruiker websites of apps bezoekt die gevoelige informatie aan het licht kunnen brengen, zoals ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze overtuigingen of seksuele gerichtheid, niet betekent dat hij die informatie kennelijk openbaar maakt in de zin van de AVG. Hetzelfde geldt wanneer een gebruiker gegevens invoert of geïntegreerde selectieknoppen aanklikt, tenzij hij vooraf uitdrukkelijk zijn keuze kenbaar heeft gemaakt om die gegevens openbaar te maken voor een onbeperkt aantal personen.
De omstandigheid dat de exploitant van het netwerk een machtspositie inneemt, sluit niet uit dat de gebruiker rechtsgeldig en vrijelijk toestemming kan geven voor de verwerking van zijn gegevens. Aangezien die machtspositie afbreuk kan doen aan de keuzevrijheid van de gebruikers, vormt zij wel een belangrijk element om te bepalen of die toestemming daadwerkelijk rechtsgeldig is gegeven. Volgens het Hof staat het aan de exploitant om dat te bewijzen.
AVG
De algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een uniform Europees wetgevingskader op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens.
De AVG legt verplichtingen op aan elk publiek- of privaatrechtelijk orgaan dat persoonsgegevens verzamelt op het grondgebied van de Unie. Organen die niet aan de verplichtingen van de AVG voldoen, riskeren verschillende soorten sancties.
In het digitale tijdperk legt de Unie met de AVG tal van rechten vast ten gunste van personen, zoals het recht op informatie, het recht op vergetelheid en het recht op inzage in of verwijdering van verzamelde persoonsgegevens, die ertoe bijdragen dat hun persoonlijke levenssfeer beter wordt beschermd. De in de AVG opgenomen regels worden beschouwd als de strengste regels voor gegevensbescherming ter wereld.
„Off-Facebook”-gegevens
Meta Platforms Ireland exploiteert in de Unie het online sociale netwerk Facebook. Door zich bij Facebook te registreren, stemmen de gebruikers van dit platform in met de door die onderneming opgestelde algemene voorwaarden die het gegevens- en cookiebeleid bevatten. Op grond daarvan verzamelt Meta Platforms Ireland gegevens over de gebruikersactiviteiten binnen en buiten het sociale netwerk en koppelt zij deze gegevens aan de Facebookaccounts van de betrokken gebruikers. Bij de gegevens over de activiteiten buiten het sociale netwerk, ook wel „off-Facebook”-gegevens genoemd, gaat het met name om gegevens over bezoeken aan websites en apps van derden en om gegevens over het gebruik van andere onlinediensten van het Meta-concern (zoals Instagram en WhatsApp). Dankzij het verzamelen van die gegevens kunnen de voor de gebruikers van Facebook bestemde reclameboodschappen worden gepersonaliseerd.
![](../assets/img/photos-2023/focus_courte_icon.jpg)
Focus
De regelgevende bevoegdheid van de FIFA en de UEFA en het Unierecht
![](../assets/img/photos-2023/Focus/The_Super_League_Logo.jpg)
Arrest European Superleague Company van 21 december 2023 (C-333/21)
De FIFA en de UEFA zijn internationale voetbalbonden die de kaders vaststellen voor het profvoetbal in Europa. Zij hebben regels vastgesteld op grond waarvan zij bevoegd zijn om Europese voetbalcompetities tussen clubs goed te keuren en de verschillende daaraan verbonden mediarechten te exploiteren. De UEFA organiseert ook competities tussen Europese clubs, zoals de Champions League.
Twaalf Europese voetbalclubs wilden een nieuwe voetbalcompetitie opzetten: de Superleague. Dit project kon gevolgen hebben voor het verloop van de door de UEFA georganiseerde competities tussen clubs en voor de exploitatie van de daaraan verbonden mediarechten. De FIFA en de UEFA hebben bezwaar gemaakt tegen het project en gedreigd met sancties tegen clubs en spelers die zouden besluiten eraan deel te nemen.
Het voor het project verantwoordelijke bedrijf, European Superleague Company, heeft de FIFA- en UEFA-regels aangevochten bij een Madrileense rechter, die het Hof van Justitie heeft gevraagd of die regels verenigbaar zijn met het Unierecht, dat belemmeringen van de vrije mededinging en de vrijheid van dienstverrichting verbiedt.
Het Hof heeft in lijn met zijn „Bosman”-rechtspraak benadrukt dat de organisatie van sportcompetities en de exploitatie van de daaraan verbonden mediarechten economische activiteiten zijn waarop het Unierecht van toepassing is.
Het heeft geoordeeld dat de regelgevende, toezichthoudende en sanctiebevoegdheden van de FIFA en de UEFA ten aanzien van de organisatie van potentieel concurrerende voetbalcompetities als de Superleague op transparante, objectieve, niet-discriminerende en evenredige wijze moeten worden uitgeoefend, willen zij niet in strijd zijn met het mededingingsrecht van de Unie en de vrijheid van dienstverrichting.
Het Hof heeft verder verklaard dat de FIFA- en UEFA-regels over de exploitatie van de mediarechten in strijd zijn met het mededingingsrecht van de Unie indien zij niet aan de verschillende bij het voetbal betrokken actoren ten goede komen, bijvoorbeeld door een eerlijke herverdeling van de gegenereerde winsten te waarborgen. Het heeft opgemerkt dat die regels Europese voetbalclubs, ondernemingen die actief zijn op de mediamarkten alsook de consument en de televisiekijker kunnen schaden, doordat zij hun beletten te profiteren van nieuwe en potentieel vernieuwende of interessante competities.
De „Bosman”-rechtspraak
In zijn historische Bosman-arrest van 15 december 1995 (C-415/93), heeft het Hof verklaard dat sportbeoefening in het algemeen een economische activiteit is waarop het Unierecht van toepassing is. Ook heeft het geoordeeld dat het vrije werknemersverkeer zich verzet
- tegen door sportbonden vastgestelde nationaliteitsclausules volgens welke sportclubs maar een beperkt aantal beroepsspelers mogen opstellen die onderdaan zijn van een andere lidstaat, en
- tegen door die bonden opgestelde transferregels volgens welke een beroepsspeler die onderdaan is van een lidstaat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club van een andere lidstaat slechts in dienst kan worden genomen indien deze club aan de club van herkomst een vergoeding heeft betaald.
Het Hof en de sport
Het Hof is sinds het Bosman-arrest meermaals in de gelegenheid geweest om de voorwaarden voor sportbeoefening te toetsen aan het economische recht van de Unie:
- de in het Bosman–arrest bedoelde nationaliteitsclausules met betrekking tot sporters die onderdaan zijn van een lidstaat kunnen evenmin worden toegepast ten aanzien van sporters die afkomstig zijn uit een staat waarmee de Unie een associatie of partnerschapsovereenkomst heeft gesloten [arresten Deutscher Handballbund van 8 mei 2003 (C-438/00) en Simutenkov van 12 april 2005 (C-265/03)],
- de antidopingregelgeving van het Internationaal Olympisch Comité valt onder het mededingingsrecht van de Unie, maar is niet met dit recht in strijd omdat zij noodzakelijk is om het goede verloop van sportcompetities te verzekeren [arrest Meca-Medina en Majcen / Commissie van 18 juli 2006 (C-519/04 P)],
- voetbalclubs kunnen een evenredige opleidingsvergoeding voor door hen opgeleide jonge spelers verlangen wanneer die spelers hun eerste profcontract willen tekenen bij een club van een andere lidstaat [arrest Olympique Lyonnais van 16 maart 2010 (C-325/08)].
![](../assets/img/photos-2023/focus_tribunal-icon.jpg)
Focus
Bescherming van persoonsgegevens en bestrijding van inbreuken op de mededingingsregels
![](../assets/img/photos-2023/Focus/shutterstock_2066476382.jpg)
Arrest Meta Platforms Ireland / Commissie van 24 mei 2023 (T-451/20)
Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De mededingingsregels van de Europese Unie verbieden overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe kunnen leiden dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst [artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)]. Diezelfde regels verbieden ondernemingen met een machtspositie op een markt om misbruik te maken van die positie, bijvoorbeeld door onbillijke prijzen te hanteren, de productie te beperken of te weigeren te innoveren ten nadele van de consument (artikel 102 VWEU).
EU-verordening nr. 1/2003 speelt een cruciale rol bij de toepassing van de mededingingsregels. Zij kent ruime onderzoeksbevoegdheden toe aan de Europese Commissie, die onder meer inspecties kan verrichten en iedereen kan horen die mogelijk over nuttige informatie beschikt.
In het kader van een onderzoek naar vermeend mededingingsverstorend gedrag van het Facebook-concern bij het gebruik van persoonsgegevens en bij het beheer van zijn socialenetwerkplatform heeft de Commissie Meta Platforms Ireland in 2020 verzocht om haar alle documenten te bezorgen die door drie van de leidinggevenden van deze onderneming waren opgesteld of ontvangen en een of meer specifieke zoektermen bevatten.
Het ging daarbij onder meer om de uitdrukkingen „big question” (grote vraag), „for free” (kosteloos), „not good for us” (ongunstig voor ons) en „shut* down” (sluiten).
Als Meta die inlichtingen niet zou verstrekken, zou zij een dwangsom van 8 miljoen EUR per dag riskeren.
Meta heeft voor het Gerecht van de Europese Unie de rechtmatigheid van dat verzoek om inlichtingen van de Europese Commissie betwist. Volgens Meta waren de betrokken zoektermen duidelijk te vaag en te algemeen en maakten zij deel uit van een grootschalige operatie van „hengelen naar informatie”.
Meta heeft tegelijkertijd een verzoek in kort geding ingediend dat ertoe strekte het verzoek van de Commissie te doen opschorten in afwachting van het arrest van het Gerecht in de bodemprocedure.
Bij beschikking van 29 oktober 2020 heeft de president van het Gerecht uitspraak gedaan op het verzoek in kort geding. Hij gelastte dat de uitvoering van het besluit van de Commissie werd opgeschort totdat er een bijzondere procedure zou zijn vastgesteld voor de overlegging van de opgevraagde documenten die geen verband hielden met Meta’s commerciële activiteiten en bovendien gevoelige persoonsgegevens bevatten („beschermde documenten”). De Commissie heeft gevolg gegeven aan die beschikking door voor die beschermde documenten een „virtuele dataroom”-procedure vast te stellen, die inhield dat de documenten pas aan het onderzoeksdossier konden worden toegevoegd nadat zij in die virtuele dataroom waren onderzocht door een beperkt aantal leden van het onderzoeksteam en door de advocaten van Meta.
Op 24 mei 2023 heeft het Gerecht uitspraak gedaan in de bodemprocedure en het beroep van Meta in zijn geheel verworpen.
Het Gerecht heeft in zijn arrest herinnerd aan de ruime onderzoeksbevoegdheden waarover de Commissie beschikt om inbreuken op de mededingingsregels te kunnen opsporen. Het kan daarbij nuttig zijn om specifieke zoektermen te gebruiken.
META
Meta is een in de Verenigde Staten gevestigd multinationaal technologiebedrijf. Naast Instagram en WhatsApp is een van Meta’s paradepaardjes het sociale netwerk Facebook, dat geregistreerde gebruikers de mogelijkheid biedt om profielen aan te maken, foto’s en video’s te uploaden, berichten te versturen en in contact te zijn met anderen. Meta biedt ook een online-advertentiedienst aan, Facebook Marketplace, een platform waar gebruikers spullen kunnen kopen en verkopen.
Het kort geding
Het verzoek in kort geding strekt ertoe onmiddellijk opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een EU-instelling te verkrijgen, in afwachting van de behandeling van het beroep en van het uiteindelijke arrest. Deze voorlopige maatregel kan door de president van het Gerecht alleen worden gelast indien het beroep op het eerste gezicht niet volstrekt ongegrond lijkt. Ook moet de verzoeker aantonen dat hij zonder opschorting van de tenuitvoerlegging ernstige en onherstelbare schade zou lijden. Tot slot moet in de beslissing het belang van de verzoeker worden afgewogen tegen de belangen van de andere partijen en het algemeen belang.
Op het argument van Meta dat het onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van zoektermen, een inmenging in het privéleven van de betrokken werknemers opleverde, heeft het Gerecht geantwoord dat dat onderzoek een geschikte maatregel was om de nagestreefde doelstelling van algemeen belang, namelijk instandhouding van het door de EU-Verdragen gewenste mededingingsstelsel, te bereiken.
Het Gerecht heeft daarbij gewezen op de begeleidende maatregelen die waren genomen. De beschermde documenten moesten namelijk op een aparte elektronische gegevensdrager aan de Commissie worden toegezonden en vervolgens worden geplaatst in een virtuele dataroom, die alleen toegankelijk was voor een beperkt aantal leden van het onderzoeksteam. De selectie van de in het dossier op te nemen documenten moest plaatsvinden in aanwezigheid van de advocaten van Meta. Bij aanhoudende onenigheid over de kwalificatie van een document was er arbitrage mogelijk.
Zaak T-452/20
Bij een besluit van dezelfde datum heeft de Commissie Meta Platforms Ireland verzocht om inlichtingen te verstrekken in het kader van haar parallelle onderzoek naar bepaalde praktijken in verband met het platform Facebook Marketplace. Het door Meta Platforms Ireland ingestelde beroep tot nietigverklaring van dat besluit is door het Gerecht bij arrest van dezelfde datum in zaak T-452/20 in zijn geheel verworpen.
Meta heeft bij het Hof van Justitie hogere voorziening ingesteld tegen zowel het in zaak T-451/20 als het in zaak T-452/20 gewezen arrest van het Gerecht (aanhangige zaken C-497/23 P en C-496/23 P).
![](../assets/img/photos-2023/focus_tribunal-icon.jpg)
Focus
Bescherming van het Europese bedrijfsleven tegen extraterritoriale sancties van de Verenigde Staten
![](../assets/img/photos-2023/Focus/IFIC.jpg)
Arrest IFIC Holding / Commissie van 12 juli 2023 (T-8/21)
Extraterritoriale werking van wetgeving van derde landen
Men spreekt van extraterritorialiteit van wetgeving wanneer de werking van wetgeving zich uitstrekt tot buiten de landsgrenzen. De blokkeringswetgeving van de Europese Unie [verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad] beschermt het Europese bedrijfsleven tegen de extraterritoriale toepassing van wetgeving van derde landen. De Unie heeft die wetgeving in 1996 aangenomen ter bescherming van Europese ondernemingen waarvan de handelsactiviteiten met Cuba, Iran of Libië het mikpunt waren van Amerikaanse sancties.
In 2018 heeft de Unie in reactie op de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het nucleaire akkoord met Iran haar blokkeringswetgeving geactualiseerd om de opnieuw ingestelde extraterritoriale Amerikaanse sancties daaronder te laten vallen. Die actualisering past in het kader van de steun van de Unie aan de voortgezette en volledige tenuitvoerlegging van dat nucleaire akkoord, onder meer door instandhouding van de handels- en economische betrekkingen tussen de Unie en Iran.
In 2018 hebben de Verenigde Staten zich teruggetrokken uit het nucleaire akkoord met Iran, dat tot doel had om toezicht te houden op het Iraanse nucleaire programma in ruil voor de opheffing van de economische sancties tegen Iran. Na die terugtrekking hebben de Verenigde Staten besloten opnieuw sancties in te stellen tegen Iran en tegen op een lijst geplaatste personen van wie de tegoeden en middelen werden geblokkeerd. Het werd ook opnieuw verboden om zaken te doen met personen of entiteiten die op de door de Amerikaanse autoriteiten opgestelde lijst stonden. Dat verbod gold ook voor buiten de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen, waaronder Europese ondernemingen.
In reactie op die herinvoering van de sancties heeft de Europese Unie ter bescherming van de belangen van het Europese bedrijfsleven haar zogeheten blokkeringswetgeving geactualiseerd. Om Europese ondernemingen te beschermen tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van de Amerikaanse sancties, is het hun verboden om die sancties na te leven, tenzij de Europese Commissie daarvoor toestemming verleent. Die toestemming kan worden verleend indien de niet-naleving van de buitenlandse sancties de belangen van de betrokken onderneming of van de Unie ernstig zou schaden.
IFIC Holding AG is een Duitse vennootschap waarvan de aandelen indirect in handen zijn van de Iraanse Staat en die in 2018 op de lijst is geplaatst. Naar aanleiding daarvan heeft Clearstream Banking AG, de enige bank in Duitsland waar waardepapieren mogen worden gedeponeerd, de dividenden die IFIC ontvangt van verschillende Duitse ondernemingen waarin zij een belang heeft, niet langer uitgekeerd, maar op een aparte rekening geblokkeerd.
Verder heeft Clearstream de Commissie verzocht haar toestemming te verlenen om gevolg te geven aan de Amerikaanse sancties wat betreft de waardepapieren of middelen van IFIC. In april 2020 heeft de Commissie die toestemming in eerste instantie verleend voor een periode van twaalf maanden. Die toestemming is vervolgens in 2021 en 2022 verlengd. IFIC heeft bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van die besluiten ingesteld.
Het Gerecht heeft dat beroep verworpen en daarmee aan Clearstream Banking AG toestemming verleend om de Amerikaanse sancties tegen Iran na te leven. Het heeft geoordeeld dat de Commissie rekening diende te houden met de belangen van de onderneming die om toestemming verzocht (Clearstream), maar niet verplicht was om rekening te houden met de belangen van de op de lijst geplaatste onderneming (IFIC) of om na te gaan of er alternatieven waren die minder belastend waren voor deze onderneming. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de doelstellingen die door de Europese Unie worden nagestreefd in het kader van extraterritoriale sancties die door een derde land worden opgelegd, rechtvaardigden dat het recht van IFIC om te worden gehoord tijdens het besluitvormingsproces dat voorafging aan het verlenen van toestemming door de Commissie, werd beperkt.
Het beroep tot nietigverklaring
Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het Unierecht strijdige handelingen van de EU-instellingen. De lidstaten, de Europese instellingen en particulieren kunnen onder bepaalde voorwaarden bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. Wanneer de nietigverklaring van de handeling een rechtsvacuüm doet ontstaan, moet dit door de betrokken instelling worden opgevuld.
Zaak Bank Melli Iran (C-124/20)
In deze andere zaak heeft BMI, een Iraanse staatsbank, zich voor de Duitse rechter op de Europese blokkeringswetgeving beroepen om de toepassing van de Amerikaanse sancties in Duitsland aan te vechten. Het Hof van Justitie, dat zich voor het eerst moest uitspreken over die blokkeringswetgeving, heeft geoordeeld dat het Unierechtelijke verbod om de door de Verenigde Staten tegen Iran ingestelde sancties na te leven, kan worden ingeroepen in een civiele procedure bij de nationale rechter.
Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar
Consumenten
Het Europese consumentenbeleid is gericht op het beschermen van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van consumenten, ongeacht waar in de Unie zij wonen, reizen of aankopen doen.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Het Hof van Justitie: de rechten van EU-consumenten waarborgen
Milieu
De Unie zet zich in voor de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en voor de bescherming van de volksgezondheid. Zij laat zich daarbij leiden door het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, alsmede door het beginsel dat de vervuiler betaalt.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Het Hof van Justitie en het milieu
Persoonsgegevens
De Europese Unie beschikt over een stevig en coherent pakket regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Bij het verwerken en bewaren van die gegevens moet worden voldaan aan de in die regels vastgestelde rechtmatigheidsvoorwaarden. Met name mogen die gegevens slechts worden verwerkt of bewaard voor zover dat strikt noodzakelijk is en daarbij geen onevenredige inbreuk op het recht op privéleven wordt gemaakt.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Het Hof van Justitie in de digitale wereld
Gelijke behandeling en arbeidsrecht
De Europese Unie telt meer dan 240 miljoen werknemers. Een groot aantal burgers profiteert dus rechtstreeks van het Europese arbeidsrecht, dat minimumnormen op het gebied van arbeidsvoorwaarden bevat en zo een aanvulling vormt op het beleid van de lidstaten.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Het Hof van Justitie: gelijke behandeling waarborgen en de rechten van minderheden beschermen
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Het Hof van Justitie op de werkvloer – de rechten van werknemers beschermen
Europees burgerschap
Iedereen die de nationaliteit van een EU-land heeft, is automatisch ook EU-burger. Het EU-burgerschap vult het nationale burgerschap aan en treedt niet in de plaats ervan. EU-burgers genieten specifieke, door de Europese Verdragen gewaarborgde rechten.
Migratie
De Europese Unie heeft een pakket regels vastgesteld om tot een effectief, humanitair en veilig Europees migratiebeleid te komen. Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel legt minimumnormen vast voor de behandeling van alle asielzoekers en hun aanvragen in de gehele Unie.
Rechtsstaat
In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt, net als in het Verdrag betreffende de Europese Unie, de rechtsstaat met zoveel woorden genoemd als een van de gemeenschappelijke waarden van de lidstaten. Een wezenlijk onderdeel van de rechtsstaat is dat de rechter onafhankelijk en onpartijdig is.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Handhaving van de rechtsstaat in de Unie
Intellectuele eigendom
De regelgeving die de Unie heeft vastgesteld ter bescherming van de intellectuele en industriële eigendom (auteursrecht respectievelijk merkenrecht en bescherming van tekeningen en modellen) verbetert het concurrentievermogen van ondernemingen door een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor creativiteit en innovatie.
![](../assets/img/photos/youtube-logo.png)
Intellectuele eigendom en het Gerecht van de Europese Unie
Beperkende maatregelen en buitenlands beleid
Beperkende maatregelen of „sancties” zijn een essentieel instrument van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie om de waarden, de fundamentele belangen en de veiligheid van de Unie te beschermen. Sancties hebben tot doel om een verandering in het beleid of de handelwijze van de betrokken personen of entiteiten teweeg te brengen.
Handelsbeleid
Het handelsbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. De Unie maakt wetgeving over handelskwesties en sluit internationale handelsovereenkomsten. Het feit dat de Unie als één blok optreedt en met één stem spreekt op het wereldtoneel, geeft haar een sterke positie op het gebied van de internationale handel.
Tax rulings
Hoewel directe belastingen in beginsel onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, moeten zij in overeenstemming zijn met de basisregels van de Europese Unie, zoals het staatssteunverbod. De Unie ziet dan ook toe op de rechtmatigheid van de tax rulings van lidstaten die ondernemingen een bijzondere fiscale behandeling gunnen.
Mededinging
De Europese Unie zorgt ervoor dat regels ter bescherming van de vrije mededinging worden nageleefd. Praktijken die tot doel of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt belemmerd, beperkt of vervalst, zijn verboden en kunnen worden bestraft met een geldboete.
Toegang tot documenten
Transparantie van het openbaar bestuur is een kernbeginsel van de Unie. Iedere burger of rechtspersoon van de Unie kan in principe toegang krijgen tot documenten van de instellingen. In bepaalde gevallen kan het echter gerechtvaardigd zijn om die toegang te weigeren.
De directie Onderzoek en Documentatie biedt juridische beroepsbeoefenaren, als onderdeel van haar Verzameling samenvattingen, een „Selectie van belangrijke arresten” en een „Maandelijks bulletin van de rechtspraak” van het Hof van Justitie en het Gerecht aan.