Gerechtelijke werkzaamheden

A | Het Hof van Justitie in 2023
B | Het Gerecht in 2023
C | De rechtspraak in 2023

 
Start Scroll

A | Het Hof van Justitie in 2023

Bij het Hof van Justitie kunnen voornamelijk de volgende procedures aanhangig worden gemaakt:

  • verzoeken om een prejudiciële beslissing

Wanneer een nationale rechter twijfel koestert omtrent de uitlegging of de geldigheid van een bepaling van Unierecht, schorst hij de behandeling van de bij hem aanhangige zaak en wendt hij zich tot het Hof van Justitie. Wanneer hij is voorgelicht door de beslissing van het Hof van Justitie, kan hij het aan hem voorgelegde geschil beslechten. In zaken die een antwoord binnen een zeer korte termijn vergen (bijvoorbeeld zaken op het gebied van asiel, grenscontroles, kinderontvoering etc.), kan een prejudiciële spoedprocedure („PPU”) worden gevolgd;

  • rechtstreekse beroepen, die strekken tot:
    • nietigverklaring van een handeling van de Unie („beroep tot nietigverklaring”) of
    • vaststelling dat een lidstaat het recht van de Unie niet naleeft („beroep wegens niet-nakoming”). Wanneer de lidstaat niet voldoet aan het arrest waarin de niet-nakoming is vastgesteld, kan het Hof van Justitie hem een financiële sanctie opleggen in het kader van een tweede beroep, het zogeheten beroep wegens „dubbele niet-nakoming”;
  • hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht, die ertoe kunnen leiden dat het Hof van Justitie de beslissing van het Gerecht vernietigt;
  • verzoeken (van een lidstaat of een Europese instelling) om advies over de verenigbaarheid met de Verdragen van een overeenkomst die de Unie voornemens is te sluiten met een derde staat of een internationale organisatie.

Werkzaamheden en ontwikkeling van het Hof van Justitie

De laatste maanden van 2023 stonden in het teken van de onderhandelingen over het wetgevingsverzoek dat het Hof van Justitie in november 2022 aan het Europees Parlement en de Raad heeft gericht. Dit verzoek had tot doel de prejudiciële bevoegdheid van het Hof op zes specifieke gebieden (de belasting over de toegevoegde waarde, accijns, het douanewetboek, de tariefindeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur, compensatie voor en bijstand aan reizigers en de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten) naar het Gerecht over te hevelen en de werkingssfeer van het in mei 2019 in werking getreden mechanisme van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht te verruimen. Die wijzigingen zouden ervoor moeten zorgen dat in het belang van de rechtzoekenden, die moeten kunnen rekenen op kwalitatief hoogwaardige en tijdige uitspraken, de werklast beter wordt verdeeld tussen het Hof van Justitie en het Gerecht, dat sinds juli 2022 twee rechters per lidstaat heeft (dus 54 in totaal).

Het Hof van Justitie zal zich zo meer kunnen toeleggen op zijn kerntaken als constitutionele en hoogste rechterlijke instantie van de Unie. Zoals in de afgelopen jaren gaan de zaken die voor het Hof worden gebracht, of dat nu door middel van prejudiciële vragen dan wel via rechtstreekse beroepen (met name niet-nakomingsberoepen) is, namelijk vaak over gevoelige thema’s zoals het behoud van de waarden van de rechtsstaat in de context van nationale hervormingen van de rechterlijke macht, asiel- en immigratiebeleid, bescherming van persoonsgegevens en toepassing van de mededingingsregels in het digitale tijdperk, bestrijding van discriminatie en milieu-, energie- en klimaatproblematiek. In dergelijke zaken wordt regelmatig uitspraak gedaan door de Grote kamer.

Om redenen van rechtszekerheid, snelheid en transparantie zullen voor de gedeeltelijke overdracht van de prejudiciële bevoegdheid aan het Gerecht twee basisbeginselen gelden: het „één loket”-beginsel, dat inhoudt dat alle verzoeken om een prejudiciële beslissing nog steeds zullen worden gestuurd naar het Hof, dat zal uitmaken of een prejudiciële zaak al dan niet uitsluitend betrekking heeft op een of meer van de hierboven genoemde specifieke aangelegenheden, en het beginsel dat alle prejudiciële zaken die uitsluitend betrekking hebben op een of meer van die aangelegenheden, integraal worden overgedragen. Zaken die niet uitsluitend over een of meer van die aangelegenheden gaan en met name zaken die opzichzelfstaande vragen over de uitlegging van het primaire recht of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie doen rijzen, zullen daarentegen worden behandeld door het Hof.

Maar ook wanneer een prejudiciële zaak aan het Gerecht wordt overgedragen, zal deze instantie de zaak naar het Hof van Justitie kunnen verwijzen wanneer het van oordeel is dat een principiële beslissing vereist is. Ook heeft het Hof van Justitie bij wijze van uitzondering de mogelijkheid om de beslissing van het Gerecht te heroverwegen wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Unierecht wordt aangetast.

Na verschillende maanden van onderzoek en onderhandelingen werd er in december 2023 een politiek akkoord bereikt over dat wetgevingsverzoek. Daarbij is onder meer overeengekomen dat de memories of schriftelijke opmerkingen die zijn ingediend door een partij die heeft deelgenomen aan een prejudiciële procedure, op de website van het Hof zullen worden gepubliceerd binnen een redelijke termijn nadat de zaak is afgesloten, tenzij die partij daar bezwaar tegen maakt.

Het precieze tijdschema voor de formele vaststelling van de wijzigingen van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de datum van inwerkingtreding van die wijzigingen zijn op het moment van schrijven nog niet definitief bekend. Bovendien is er nog werk te doen, met name wat betreft de wijzigingen die in de Reglementen voor de procesvoering van het Hof van Justitie en het Gerecht moeten worden aangebracht om de hervorming te kunnen doorvoeren. Dit neemt niet weg dat het bereikte principeakkoord de deur openzet om de contouren van de werking van de rechterlijke instanties van de Unie voor de komende jaren opnieuw te definiëren.

De samenstelling van het Hof is in 2023 gewijzigd als gevolg van het vertrek van advocaat-generaal Pitruzzella, die is benoemd tot rechter in het Italiaanse grondwettelijke hof.

De statistieken van het afgelopen jaar weerspiegelen, zoals de vorige jaren, de grote bedrijvigheid van het Hof van Justitie. Zo zijn er in 2023 821 zaken aanhangig gemaakt bij het Hof, dat wil zeggen enkele zaken meer dan in 2022, en zijn er 783 zaken afgedaan, ongeveer evenveel als in de drie voorgaande jaren. De gemiddelde procesduur van alles soorten zaken bij elkaar genomen bedroeg 16,1 maanden, en op 31 december 2023 waren er 1 149 zaken aanhangig.

Koen Lenaerts

President van het Hof van Justitie van de Europese Unie

 
821
nieuwe zaken
518
prejudiciële procedures, waaronder
2
PPU’s
Lidstaten waarvan de meeste verzoeken afkomstig zijn:
Duitsland
94
Bulgarije
51
Polen
48
Italië
43
Roemenië
40
60
rechtstreekse beroepen, waaronder
49
niet-nakomingsberoepen en
3
„dubbele niet-nakomingsberoepen”
231
hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht
8
aanvragen voor rechtsbijstand
Een partij die niet in staat is om de proceskosten te dragen, kan rechtsbijstand aanvragen.
 
783
afgesloten zaken
532
prejudiciële procedures, waaronder
4
PPU’s
36
rechtstreekse beroepen, waarbij
18
niet-nakomingen zijn vastgesteld tegen
13
lidstaten
3
arresten wegens „dubbele niet-nakoming”
201
hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht, waarvan er
37
hebben geleid tot vernietiging van de beslissing van het Gerecht
Gemiddelde procesduur:
16,1 maanden
Gemiddelde duur van
de prejudiciële spoedprocedure:
4,3 maanden
 
1 149
aanhangige zaken op 31 december 2023
Voornaamste behandelde onderwerpen
Staatssteun en mededinging
143
Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
118
Onderlinge aanpassing van de wetgevingen
88
Belastingen
83
Consumentenbescherming
76
Vervoer
63
Milieu
51
Unierechtelijke beginselen
50
Sociaal beleid
47
Intellectuele eigendom
47

De leden van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie bestaat uit 27 rechters en 11 advocaten-generaal.

De rechters en advocaten-generaal worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat een advies moet geven over de geschiktheid van de voorgestelde kandidaten voor de uitoefening van de betrokken ambten. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd.

Zij worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden.

De rechters oefenen hun ambt in volstrekte onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit.

De rechters van het Hof van Justitie kiezen uit hun midden de president en de vicepresident. De rechters en de advocaten-generaal benoemen de griffier voor een ambtstermijn van zes jaar.

De advocaten-generaal hebben tot taak om in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid rechtsgeleerde adviezen, „conclusies” genaamd, te formuleren in de zaken die hun zijn toegewezen. Deze adviezen zijn niet bindend, maar verschaffen een extra visie op het voorwerp van het geschil.

In 2023 zijn in het Hof van Justitie geen nieuwe leden benoemd.

K. Lenaerts

President

L. Bay Larsen

Vicepresident

A. Arabadjiev

President van de Eerste kamer

A. Prechal

President van de Tweede kamer

K. Jürimäe

President van de Derde kamer

C. Lycourgos

President van de Vierde kamer

E. Regan

President van de Vijfde kamer

M. Szpunar

Eerste advocaat-generaal

T. von Danwitz

President van de Zesde kamer

F. Biltgen

President van de Zevende kamer

N. J. Cardoso da Silva Piçarra

President van de Achtste kamer

Z. Csehi

President van de Tiende kamer

O. Spineanu-Matei

President van de Negende kamer

J. Kokott

Advocaat-generaal

M. Ilešič

Rechter

J.-C. Bonichot

Rechter

M. Safjan

Rechter

S. Rodin

Rechter

M. Campos Sánchez-Bordona

Advocaat-generaal

P. G. Xuereb

Rechter

L. S. Rossi

Rechter

I. Jarukaitis

Rechter

P. Pikamäe

Advocaat-generaal

A. Kumin

Rechter

N. Jääskinen

Rechter

N. Wahl

Rechter

J. Richard de la Tour

Advocaat-generaal

A. Rantos

Advocaat-generaal

I. Ziemele

Rechter

J. Passer

Rechter

D. Gratsias

Rechter

M. L. Arastey Sahún

Rechter

A. M. Collins

Advocaat-generaal

M. Gavalec

Rechter

N. Emiliou

Advocaat-generaal

T. Ćapeta

Advocaat-generaal

L. Medina

Advocaat-generaal

A. Calot Escobar

Griffier

Protocollaire rangorde per 15 november 2023

B | Het Gerecht in 2023

Het Gerecht is in hoofdzaak bevoegd om in eerste aanleg kennis te nemen van rechtstreekse beroepen tegen handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie die worden ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen (individuen, ondernemingen, verenigingen enz.), mits zij door die handelingen rechtstreeks en individueel worden geraakt, en door lidstaten. Het Gerecht neemt ook kennis van rechtstreekse beroepen tot vergoeding van schade die door de instellingen of hun personeelsleden is veroorzaakt.

Een groot deel van de rechtszaken bij het Gerecht is van economische aard: intellectuele eigendom (merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie), mededinging, staatssteun, bankentoezicht en toezicht op de financiële sector.

Het Gerecht is ook bevoegd om in ambtenarenzaken uitspraak te doen over geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden.

Tegen de beslissingen van het Gerecht kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie. In zaken die reeds tweemaal zijn onderzocht (door een onafhankelijke kamer van beroep en vervolgens door het Gerecht), laat het Hof van Justitie de hogere voorziening uitsluitend toe wanneer daarbij een vraag aan de orde komt die belangrijk is voor de eenheid, de samenhang of de ontwikkeling van het Unierecht.

Werkzaamheden en ontwikkeling van het Gerecht

Marc van der Woude

President van het Gerecht

De hervorming waarbij het aantal rechters in het Gerecht is verdubbeld (verordening 2015/2422), heeft in 2023 ten volle effect gesorteerd, zoals blijkt uit de gerechtelijke statistieken van deze rechterlijke instantie. Het Gerecht heeft 904 zaken afgehandeld terwijl er 868 nieuwe zaken waren (afgezien van 404 identieke zaken die aan het eind van het jaar aanhangig zijn gemaakt), en heeft daarmee het aantal lopende zaken verminderd. Bovendien is de gemiddelde procesduur op een bevredigend niveau gebleven, namelijk 18,2 maanden, wat een indicator is voor een efficiënt beheer van de zaken.

Tegelijkertijd is het Gerecht meer zaken naar uitgebreide kamers blijven verwijzen. In 2023 is 13,6 % van de afgesloten zaken beslecht door een uitgebreide kamer en zijn er maar liefst 120 zaken verwezen naar zo’n kamer. Het Gerecht aarzelt niet langer om bepaalde zaken die van uitzonderlijk belang zijn, te verwijzen naar zijn Grote kamer, die bestaat uit 15 rechters. Zo heeft de Grote kamer van het Gerecht een arrest gewezen in de zaak Venezuela / Raad, die ging over de beperkende maatregelen die de Raad van de Europese Unie had genomen tegen Venezolaanse bedrijven en burgers (T-65/18 RENV; zie het hoofdstuk „Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar”). Ook vier door Europese rechtersorganisaties aangespannen zaken over het Poolse herstel en veerkrachtplan (T-530/22–T-533/22) zijn verwezen naar de Grote kamer, en hetzelfde geldt voor twee zaken die verband houden met de beperkende maatregelen die de Europese Unie heeft ingesteld tegen Rusland wegens de oorlog in Oekraïne (T-635/22 en T-644/22).

Deze bevredigende resultaten zijn voor een deel toe te schrijven aan de stabiliteit van de samenstelling van de rechterlijke instantie. In 2023 hebben namelijk maar twee van haar rechters hun ambt neergelegd, te weten de heren Frimodt Nielsen en Valančius, die respectievelijk zijn vervangen door de heer Kalėda en mevrouw Spangsberg Grønfeldt. Ik wil hen hier bedanken voor de bijdrage die zij hebben geleverd aan de goede rechtsbedeling in de Unie. 2023 was ook het jaar waarin griffier Coulon ons na 18 jaar trouwe dienst heeft verlaten en we zijn opvolger, de heer Di Bucci, hebben verwelkomd. Ter gelegenheid van het vertrek van de heer Coulon werd een colloquium over het procesrecht van de Unie georganiseerd, met een mix van eerbetuigingen en toespraken op hoog niveau.

Het Gerecht heeft in 2023 verdere stappen gezet in zijn moderniseringsproces, met name om de behandeling van de meest omvangrijke en ingewikkelde zaken te verbeteren. Deze zaken, die in het algemeen over economisch en financieel recht gaan, verdienen een proactieve en op maat gesneden aanpak, zowel wat de toewijzing van middelen als wat de planning van de werkzaamheden betreft. Dankzij deze aanpak, waarbij de vertegenwoordigers van de partijen worden betrokken, zal de procesduur kunnen worden verkort en zal gerichter kunnen worden tegemoetgekomen aan de verwachtingen van de partijen.

Om ten volle tegemoet te komen aan de legitieme verwachtingen van de rechtzoekenden met het oog op een gedeeltelijke overdracht van de prejudiciële bevoegdheid voor bepaalde specifieke aangelegenheden en de verruiming van de werkingssfeer van het mechanisme van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen, heeft het Gerecht bovendien het hele afgelopen jaar gewerkt aan de noodzakelijke aanpassingen van de wijze waarop het is georganiseerd, en aan zijn toekomstige procedureregels.

 
1 271 *
nieuwe zaken
1 148
rechtstreekse beroepen, waaronder:
Intellectuele en industriële eigendom
309
EU-ambtenarenzaken
75
Staatssteun en mededinging
23
13
rechtstreekse beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld
65
aanvragen voor rechtsbijstand
Een partij die niet in staat is om de proceskosten te dragen, kan rechtsbijstand aanvragen.
* Eind 2023 werd bij het Gerecht een uitzonderlijke reeks van 404 in wezen identieke zaken aanhangig gemaakt betreffende rechten die zijn verworven of worden opgebouwd in het kader van de aanvullende pensioenregeling voor leden van het Europees Parlement. Deze zaken zijn gevoegd. Als ze als één zaak worden beschouwd, zijn er netto 868 nieuwe zaken (745 rechtstreekse beroepen) en 1 438 aanhangige zaken.

Nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak

Savvas S. Papasavvas

Vicepresident van het Gerecht

Het Gerecht krijgt voortdurend nieuwe soorten zaken te behandelen. Met elk arrest dat naar aanleiding van een aanhangig gemaakte zaak wordt gewezen, wordt verder gebouwd aan het jurisprudentiële bouwwerk. 2023 was wat dit betreft geen uitzondering: het Gerecht heeft het afgelopen jaar niet alleen nieuwe vragen op traditionele gebieden behandeld, maar ook richtinggevende uitspraken gedaan op gebieden waar de rechtspraak volop in ontwikkeling is. 2023 was ook het jaar waarin de Grote kamer zich heeft gebogen over een buitengewone vraag op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Het Gerecht is sinds zijn oprichting belast met de behandeling van mededingingszaken en heeft dus een bijzondere expertise op dit gebied. Aangezien echter net als op andere gebieden ook op mededingingsgebied het rechtslandschap voortdurend verandert, zijn er steeds nieuwe kwesties waarover het Gerecht zich moet buigen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het arrest van 24 mei 2023, Meta Platforms Ireland / Commissie (T-451/20), waarin het Gerecht voor het eerst heeft onderzocht of een verzoek om inlichtingen op grond van verordening nr. 1/2003 waarbij gebruik wordt gemaakt van zoektermen, en een procedure waarbij een virtuele dataroom wordt opgezet voor de behandeling van documenten die gevoelige persoonsgegevens bevatten, rechtmatig zijn. Het Gerecht diende zich ervan te vergewissen dat de Commissie haar verzoek had beperkt tot de inlichtingen die zij nodig had bij de verificatie van de vermoedens omtrent het bestaan van inbreuken die haar onderzoek rechtvaardigden (zie het focusartikel).

Ook de regeling inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie heeft interessante en nieuwe vragen doen rijzen, ook al gaat het om een klassiek en duidelijk omlijnd rechtsgebied. Er is bij het Gerecht namelijk een beroep ingesteld tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die International Management Group zou hebben geleden doordat een door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) opgesteld onderzoeksverslag over haar juridische status naar de pers was gelekt. De verzoekende partij stelde dat de Commissie, waarmee zij verschillende overeenkomsten had gesloten, en OLAF onrechtmatig hadden gehandeld. Het Gerecht is in een arrest van 28 juni 2023, IMG / Commissie (T-752/20), nader ingegaan op de voorwaarden die moeten zijn vervuld om te kunnen vaststellen dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren.

Bovenaan op de lijst van rechtsgebieden die in toenemende mate de aandacht van het Gerecht vragen, staat het bank- en financieel recht. Meer bepaald krijgt het Gerecht steeds meer zaken te behandelen die voortvloeien uit de invoering van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme (GAM) in 2014. Dit mechanisme voorziet in een kader voor bankencrisisbeheer met het oog op de afwikkeling van belangrijke banken in bepaalde lidstaten. Het steunt met name op de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), die verantwoordelijk is voor de voorbereiding en uitvoering van de afwikkeling van banken die falen of waarschijnlijk zullen falen. In het bijzonder heeft het Gerecht in enkele arresten van 22 november 2023 voor het eerst uitspraak gedaan op een beroep tot nietigverklaring van een besluit van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad over de eventuele toekenning van compensatie aan de aandeelhouders en crediteuren die zijn getroffen door de afwikkeling van een bank (gevoegde zaken T-302/20, T-303/20 en T-307/20, Del Valle Ruíz e.a. / GAR, alsmede de zaken T-304/20, Molina Fernández / GAR, T-330/20, ACMO e.a. / GAR, en T-340/20, Galván Fernández-Guillén / GAR).

Tot slot mag bij de bespreking van de nieuwe ontwikkelingen die zich het afgelopen jaar in de rechtspraak hebben voorgedaan, het arrest van 13 september 2023, Venezuela / Raad (T-65/18 RENV; zie het hoofdstuk „Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar”), beslist niet onvermeld blijven. De Grote kamer van het Gerecht heeft zich uitgesproken over de rechtmatigheid van beperkende maatregelen die tegen een derde land, Venezuela, waren ingesteld wegens de voortdurende verslechtering van de situatie in dat land op het vlak van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten. Het Gerecht heeft zich daarbij moeten buigen over de delicate kwestie of dit derde land het recht had om te worden gehoord, en over de vermeende schendingen van het internationaal recht waarop dit land zich had beroepen.

 
904
afgesloten zaken
786
rechtstreekse beroepen, waaronder:
Intellectuele en industriële eigendom
278
Staatssteun en mededinging
163
EU-ambtenarenzaken
66
14
rechtstreekse beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld
Gemiddelde procesduur:
18,2 maanden
Percentage beslissingen waartegen hogere voorziening
is ingesteld bij het Hof van Justitie:
31 %
 
1 841
aanhangige zaken (op 31 december 2023)
Voornaamste behandelde onderwerpen
Institutioneel recht
543
Intellectuele en industriële eigendom
330
Economisch en monetair beleid
238
Staatssteun en mededinging
176
Beperkende maatregelen
116
EU-ambtenarenzaken
111
Toegang tot documenten
35
Volksgezondheid
32
Landbouw
30
Handelspolitiek
29

De leden van het Gerecht

Het Gerecht bestaat uit twee rechters per lidstaat.

De rechters worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en over de nodige bekwaamheid beschikken om een hoog rechterlijk ambt te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat een advies moet geven over de geschiktheid van de kandidaten. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd. Zij kiezen uit hun midden voor drie jaar de president en de vicepresident. Zij benoemen een griffier voor een mandaat van zes jaar.

De rechters oefenen hun ambt in volstrekte onpartijdigheid en onafhankelijkheid uit.

In juni 2023 is Vittorio Di Bucci benoemd als griffier van het Gerecht.

In september 2023 hebben Saulius Lukas Kalėda (Litouwen) en Louise Spangsberg Grønfeldt (Denemarken) het ambt van rechter in het Gerecht aanvaard.

M. van der Woude

President

S. S. Papasavvas

Vicepresident

D. Spielmann

President van de Eerste kamer

A. Marcoulli

President van de Tweede kamer

F. Schalin

President van de Derde kamer

R. da Silva Passos

President van de Vierde kamer

J. Svenningsen

President van de Vijfde kamer

M. J. Costeira

President van de Zesde kamer

K. Kowalik-Bańczyk

President van de Zevende kamer

A. Kornezov

President van de Achtste kamer

L. Truchot

President van de Negende kamer

O. Porchia

President van de Tiende kamer

M. Jaeger

Rechter

H. Kanninen

Rechter

J. Schwarcz

Rechter

M. Kancheva

Rechter

E. Buttigieg

Rechter

V. Tomljenović

Rechter

S. Gervasoni

Rechter

L. Madise

Rechter

N. Półtorak

Rechter

I. Reine

Rechter

P. Nihoul

Rechter

U. Öberg

Rechter

C. Mac Eochaidh

Rechter

G. De Baere

Rechter

R. Frendo

Rechter

T. R. Pynnä

Rechter

J. C. Laitenberger

Rechter

R. Mastroianni

Rechter

J. Martín y Pérez de Nanclares

Rechter

G. Hesse

Rechter

M. Sampol Pucurull

Rechter

M. Stancu

Rechter

P. Škvařilová-Pelzl

Rechter

I. Nõmm

Rechter

G. Steinfatt

Rechter

R. Norkus

Rechter

T. Perišin

Rechter

D. Petrlík

Rechter

M. Brkan

Rechter

P. Zilgalvis

Rechter

K. Kecsmár

Rechter

I. Gâlea

Rechter

I. Dimitrakopoulos

Rechter

D. Kukovec

Rechter

S. Kingston

Rechter

T. Tóth

Rechter

B. Ricziová

Rechter

E. Tichy-Fisslberger

Rechter

W. Valasidis

Rechter

S. Verschuur

Rechter

S. L. Kalėda

Rechter

L. Spangsberg Grønfeldt

Rechter

V. Di Bucci

Griffier

Protocollaire rangorde per 27 september 2023

C | De rechtspraak in 2023

Focus

Wisselwerking tussen bescherming van persoonsgegevens en mededingingsrecht

Arrest Meta Platforms e.a. van 4 juli 2023 (C-252/21)

De Duitse federale mededingingsautoriteit heeft de ondernemingen van het Meta-concern verboden om het gebruik van het online sociale netwerk Facebook door in Duitsland wonende gebruikers afhankelijk te stellen van de verwerking van hun „off-Facebook”-gegevens zonder hun toestemming. Zij was van oordeel dat de verwerking van die gegevens niet in overeenstemming was met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en dus misbruik van machtspositie door het Meta-concern opleverde.

Het Meta-concern is bij een Duitse rechter opgekomen tegen dat verbod. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van die rechter heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een mededingingsautoriteit van een lidstaat in het kader van een onderzoek naar misbruik van machtspositie kan vaststellen dat de AVG is geschonden. Zij moet daarbij wel loyaal samenwerken met de bij deze verordening ingestelde toezichthoudende autoriteiten. Wanneer zo’n toezichthoudende autoriteit of het Hof reeds een besluit of een beslissing heeft genomen over het onderzochte gedrag, is de nationale mededingingsautoriteit gebonden aan hun beoordelingen met betrekking tot de AVG.

Het Hof heeft zich ook uitgesproken over de vraag of het verwerken van „gevoelige” gegevens, wat volgens de AVG in beginsel verboden is, bij wijze van uitzondering kan worden toegestaan wanneer die gegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt. Het heeft geoordeeld dat het enkele feit dat een gebruiker websites of apps bezoekt die gevoelige informatie aan het licht kunnen brengen, zoals ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze overtuigingen of seksuele gerichtheid, niet betekent dat hij die informatie kennelijk openbaar maakt in de zin van de AVG. Hetzelfde geldt wanneer een gebruiker gegevens invoert of geïntegreerde selectieknoppen aanklikt, tenzij hij vooraf uitdrukkelijk zijn keuze kenbaar heeft gemaakt om die gegevens openbaar te maken voor een onbeperkt aantal personen.

De omstandigheid dat de exploitant van het netwerk een machtspositie inneemt, sluit niet uit dat de gebruiker rechtsgeldig en vrijelijk toestemming kan geven voor de verwerking van zijn gegevens. Aangezien die machtspositie afbreuk kan doen aan de keuzevrijheid van de gebruikers, vormt zij wel een belangrijk element om te bepalen of die toestemming daadwerkelijk rechtsgeldig is gegeven. Volgens het Hof staat het aan de exploitant om dat te bewijzen.

AVG

De algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een uniform Europees wetgevingskader op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens.

De AVG legt verplichtingen op aan elk publiek- of privaatrechtelijk orgaan dat persoonsgegevens verzamelt op het grondgebied van de Unie. Organen die niet aan de verplichtingen van de AVG voldoen, riskeren verschillende soorten sancties.

In het digitale tijdperk legt de Unie met de AVG tal van rechten vast ten gunste van personen, zoals het recht op informatie, het recht op vergetelheid en het recht op inzage in of verwijdering van verzamelde persoonsgegevens, die ertoe bijdragen dat hun persoonlijke levenssfeer beter wordt beschermd. De in de AVG opgenomen regels worden beschouwd als de strengste regels voor gegevensbescherming ter wereld.

„Off-Facebook”-gegevens

Meta Platforms Ireland exploiteert in de Unie het online sociale netwerk Facebook. Door zich bij Facebook te registreren, stemmen de gebruikers van dit platform in met de door die onderneming opgestelde algemene voorwaarden die het gegevens- en cookiebeleid bevatten. Op grond daarvan verzamelt Meta Platforms Ireland gegevens over de gebruikersactiviteiten binnen en buiten het sociale netwerk en koppelt zij deze gegevens aan de Facebookaccounts van de betrokken gebruikers. Bij de gegevens over de activiteiten buiten het sociale netwerk, ook wel „off-Facebook”-gegevens genoemd, gaat het met name om gegevens over bezoeken aan websites en apps van derden en om gegevens over het gebruik van andere onlinediensten van het Meta-concern (zoals Instagram en WhatsApp). Dankzij het verzamelen van die gegevens kunnen de voor de gebruikers van Facebook bestemde reclameboodschappen worden gepersonaliseerd.

Focus

Arrest European Superleague Company van 21 december 2023 (C-333/21)

De FIFA en de UEFA zijn internationale voetbalbonden die de kaders vaststellen voor het profvoetbal in Europa. Zij hebben regels vastgesteld op grond waarvan zij bevoegd zijn om Europese voetbalcompetities tussen clubs goed te keuren en de verschillende daaraan verbonden mediarechten te exploiteren. De UEFA organiseert ook competities tussen Europese clubs, zoals de Champions League.

Twaalf Europese voetbalclubs wilden een nieuwe voetbalcompetitie opzetten: de Superleague. Dit project kon gevolgen hebben voor het verloop van de door de UEFA georganiseerde competities tussen clubs en voor de exploitatie van de daaraan verbonden mediarechten. De FIFA en de UEFA hebben bezwaar gemaakt tegen het project en gedreigd met sancties tegen clubs en spelers die zouden besluiten eraan deel te nemen.

Het voor het project verantwoordelijke bedrijf, European Superleague Company, heeft de FIFA- en UEFA-regels aangevochten bij een Madrileense rechter, die het Hof van Justitie heeft gevraagd of die regels verenigbaar zijn met het Unierecht, dat belemmeringen van de vrije mededinging en de vrijheid van dienstverrichting verbiedt.

Het Hof heeft in lijn met zijn „Bosman”-rechtspraak benadrukt dat de organisatie van sportcompetities en de exploitatie van de daaraan verbonden mediarechten economische activiteiten zijn waarop het Unierecht van toepassing is.

Het heeft geoordeeld dat de regelgevende, toezichthoudende en sanctiebevoegdheden van de FIFA en de UEFA ten aanzien van de organisatie van potentieel concurrerende voetbalcompetities als de Superleague op transparante, objectieve, niet-discriminerende en evenredige wijze moeten worden uitgeoefend, willen zij niet in strijd zijn met het mededingingsrecht van de Unie en de vrijheid van dienstverrichting.

Het Hof heeft verder verklaard dat de FIFA- en UEFA-regels over de exploitatie van de mediarechten in strijd zijn met het mededingingsrecht van de Unie indien zij niet aan de verschillende bij het voetbal betrokken actoren ten goede komen, bijvoorbeeld door een eerlijke herverdeling van de gegenereerde winsten te waarborgen. Het heeft opgemerkt dat die regels Europese voetbalclubs, ondernemingen die actief zijn op de mediamarkten alsook de consument en de televisiekijker kunnen schaden, doordat zij hun beletten te profiteren van nieuwe en potentieel vernieuwende of interessante competities.

De „Bosman”-rechtspraak

In zijn historische Bosman-arrest van 15 december 1995 (C-415/93), heeft het Hof verklaard dat sportbeoefening in het algemeen een economische activiteit is waarop het Unierecht van toepassing is. Ook heeft het geoordeeld dat het vrije werknemersverkeer zich verzet

  • tegen door sportbonden vastgestelde nationaliteitsclausules volgens welke sportclubs maar een beperkt aantal beroepsspelers mogen opstellen die onderdaan zijn van een andere lidstaat, en
  • tegen door die bonden opgestelde transferregels volgens welke een beroepsspeler die onderdaan is van een lidstaat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club van een andere lidstaat slechts in dienst kan worden genomen indien deze club aan de club van herkomst een vergoeding heeft betaald.

Het Hof en de sport

Het Hof is sinds het Bosman-arrest meermaals in de gelegenheid geweest om de voorwaarden voor sportbeoefening te toetsen aan het economische recht van de Unie:

  • de in het Bosman–arrest bedoelde nationaliteitsclausules met betrekking tot sporters die onderdaan zijn van een lidstaat kunnen evenmin worden toegepast ten aanzien van sporters die afkomstig zijn uit een staat waarmee de Unie een associatie of partnerschapsovereenkomst heeft gesloten [arresten Deutscher Handballbund van 8 mei 2003 (C-438/00) en Simutenkov van 12 april 2005 (C-265/03)],
  • de antidopingregelgeving van het Internationaal Olympisch Comité valt onder het mededingingsrecht van de Unie, maar is niet met dit recht in strijd omdat zij noodzakelijk is om het goede verloop van sportcompetities te verzekeren [arrest Meca-Medina en Majcen / Commissie van 18 juli 2006 (C-519/04 P)],
  • voetbalclubs kunnen een evenredige opleidingsvergoeding voor door hen opgeleide jonge spelers verlangen wanneer die spelers hun eerste profcontract willen tekenen bij een club van een andere lidstaat [arrest Olympique Lyonnais van 16 maart 2010 (C-325/08)].

Focus

Bescherming van persoonsgegevens en bestrijding van inbreuken op de mededingingsregels

Arrest Meta Platforms Ireland / Commissie van 24 mei 2023 (T-451/20)

Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie

De mededingingsregels van de Europese Unie verbieden overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe kunnen leiden dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst [artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)]. Diezelfde regels verbieden ondernemingen met een machtspositie op een markt om misbruik te maken van die positie, bijvoorbeeld door onbillijke prijzen te hanteren, de productie te beperken of te weigeren te innoveren ten nadele van de consument (artikel 102 VWEU).

EU-verordening nr. 1/2003 speelt een cruciale rol bij de toepassing van de mededingingsregels. Zij kent ruime onderzoeksbevoegdheden toe aan de Europese Commissie, die onder meer inspecties kan verrichten en iedereen kan horen die mogelijk over nuttige informatie beschikt.

In het kader van een onderzoek naar vermeend mededingingsverstorend gedrag van het Facebook-concern bij het gebruik van persoonsgegevens en bij het beheer van zijn socialenetwerkplatform heeft de Commissie Meta Platforms Ireland in 2020 verzocht om haar alle documenten te bezorgen die door drie van de leidinggevenden van deze onderneming waren opgesteld of ontvangen en een of meer specifieke zoektermen bevatten.

Het ging daarbij onder meer om de uitdrukkingen „big question” (grote vraag), „for free” (kosteloos), „not good for us” (ongunstig voor ons) en „shut* down” (sluiten).

Als Meta die inlichtingen niet zou verstrekken, zou zij een dwangsom van 8 miljoen EUR per dag riskeren.

Meta heeft voor het Gerecht van de Europese Unie de rechtmatigheid van dat verzoek om inlichtingen van de Europese Commissie betwist. Volgens Meta waren de betrokken zoektermen duidelijk te vaag en te algemeen en maakten zij deel uit van een grootschalige operatie van „hengelen naar informatie”.

Meta heeft tegelijkertijd een verzoek in kort geding ingediend dat ertoe strekte het verzoek van de Commissie te doen opschorten in afwachting van het arrest van het Gerecht in de bodemprocedure.

Bij beschikking van 29 oktober 2020 heeft de president van het Gerecht uitspraak gedaan op het verzoek in kort geding. Hij gelastte dat de uitvoering van het besluit van de Commissie werd opgeschort totdat er een bijzondere procedure zou zijn vastgesteld voor de overlegging van de opgevraagde documenten die geen verband hielden met Meta’s commerciële activiteiten en bovendien gevoelige persoonsgegevens bevatten („beschermde documenten”). De Commissie heeft gevolg gegeven aan die beschikking door voor die beschermde documenten een „virtuele dataroom”-procedure vast te stellen, die inhield dat de documenten pas aan het onderzoeksdossier konden worden toegevoegd nadat zij in die virtuele dataroom waren onderzocht door een beperkt aantal leden van het onderzoeksteam en door de advocaten van Meta.

Op 24 mei 2023 heeft het Gerecht uitspraak gedaan in de bodemprocedure en het beroep van Meta in zijn geheel verworpen.

Het Gerecht heeft in zijn arrest herinnerd aan de ruime onderzoeksbevoegdheden waarover de Commissie beschikt om inbreuken op de mededingingsregels te kunnen opsporen. Het kan daarbij nuttig zijn om specifieke zoektermen te gebruiken.

META

Meta is een in de Verenigde Staten gevestigd multinationaal technologiebedrijf. Naast Instagram en WhatsApp is een van Meta’s paradepaardjes het sociale netwerk Facebook, dat geregistreerde gebruikers de mogelijkheid biedt om profielen aan te maken, foto’s en video’s te uploaden, berichten te versturen en in contact te zijn met anderen. Meta biedt ook een online-advertentiedienst aan, Facebook Marketplace, een platform waar gebruikers spullen kunnen kopen en verkopen.

Het kort geding

Het verzoek in kort geding strekt ertoe onmiddellijk opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een EU-instelling te verkrijgen, in afwachting van de behandeling van het beroep en van het uiteindelijke arrest. Deze voorlopige maatregel kan door de president van het Gerecht alleen worden gelast indien het beroep op het eerste gezicht niet volstrekt ongegrond lijkt. Ook moet de verzoeker aantonen dat hij zonder opschorting van de tenuitvoerlegging ernstige en onherstelbare schade zou lijden. Tot slot moet in de beslissing het belang van de verzoeker worden afgewogen tegen de belangen van de andere partijen en het algemeen belang.

Op het argument van Meta dat het onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van zoektermen, een inmenging in het privéleven van de betrokken werknemers opleverde, heeft het Gerecht geantwoord dat dat onderzoek een geschikte maatregel was om de nagestreefde doelstelling van algemeen belang, namelijk instandhouding van het door de EU-Verdragen gewenste mededingingsstelsel, te bereiken.

Het Gerecht heeft daarbij gewezen op de begeleidende maatregelen die waren genomen. De beschermde documenten moesten namelijk op een aparte elektronische gegevensdrager aan de Commissie worden toegezonden en vervolgens worden geplaatst in een virtuele dataroom, die alleen toegankelijk was voor een beperkt aantal leden van het onderzoeksteam. De selectie van de in het dossier op te nemen documenten moest plaatsvinden in aanwezigheid van de advocaten van Meta. Bij aanhoudende onenigheid over de kwalificatie van een document was er arbitrage mogelijk.

Zaak T-452/20

Bij een besluit van dezelfde datum heeft de Commissie Meta Platforms Ireland verzocht om inlichtingen te verstrekken in het kader van haar parallelle onderzoek naar bepaalde praktijken in verband met het platform Facebook Marketplace. Het door Meta Platforms Ireland ingestelde beroep tot nietigverklaring van dat besluit is door het Gerecht bij arrest van dezelfde datum in zaak T-452/20 in zijn geheel verworpen.

Meta heeft bij het Hof van Justitie hogere voorziening ingesteld tegen zowel het in zaak T-451/20 als het in zaak T-452/20 gewezen arrest van het Gerecht (aanhangige zaken C-497/23 P en C-496/23 P).

Focus

Bescherming van het Europese bedrijfsleven tegen extraterritoriale sancties van de Verenigde Staten

Arrest IFIC Holding / Commissie van 12 juli 2023 (T-8/21)

Extraterritoriale werking van wetgeving van derde landen

Men spreekt van extraterritorialiteit van wetgeving wanneer de werking van wetgeving zich uitstrekt tot buiten de landsgrenzen. De blokkeringswetgeving van de Europese Unie [verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad] beschermt het Europese bedrijfsleven tegen de extraterritoriale toepassing van wetgeving van derde landen. De Unie heeft die wetgeving in 1996 aangenomen ter bescherming van Europese ondernemingen waarvan de handelsactiviteiten met Cuba, Iran of Libië het mikpunt waren van Amerikaanse sancties.

In 2018 heeft de Unie in reactie op de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het nucleaire akkoord met Iran haar blokkeringswetgeving geactualiseerd om de opnieuw ingestelde extraterritoriale Amerikaanse sancties daaronder te laten vallen. Die actualisering past in het kader van de steun van de Unie aan de voortgezette en volledige tenuitvoerlegging van dat nucleaire akkoord, onder meer door instandhouding van de handels- en economische betrekkingen tussen de Unie en Iran.

In 2018 hebben de Verenigde Staten zich teruggetrokken uit het nucleaire akkoord met Iran, dat tot doel had om toezicht te houden op het Iraanse nucleaire programma in ruil voor de opheffing van de economische sancties tegen Iran. Na die terugtrekking hebben de Verenigde Staten besloten opnieuw sancties in te stellen tegen Iran en tegen op een lijst geplaatste personen van wie de tegoeden en middelen werden geblokkeerd. Het werd ook opnieuw verboden om zaken te doen met personen of entiteiten die op de door de Amerikaanse autoriteiten opgestelde lijst stonden. Dat verbod gold ook voor buiten de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen, waaronder Europese ondernemingen.

In reactie op die herinvoering van de sancties heeft de Europese Unie ter bescherming van de belangen van het Europese bedrijfsleven haar zogeheten blokkeringswetgeving geactualiseerd. Om Europese ondernemingen te beschermen tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van de Amerikaanse sancties, is het hun verboden om die sancties na te leven, tenzij de Europese Commissie daarvoor toestemming verleent. Die toestemming kan worden verleend indien de niet-naleving van de buitenlandse sancties de belangen van de betrokken onderneming of van de Unie ernstig zou schaden.

IFIC Holding AG is een Duitse vennootschap waarvan de aandelen indirect in handen zijn van de Iraanse Staat en die in 2018 op de lijst is geplaatst. Naar aanleiding daarvan heeft Clearstream Banking AG, de enige bank in Duitsland waar waardepapieren mogen worden gedeponeerd, de dividenden die IFIC ontvangt van verschillende Duitse ondernemingen waarin zij een belang heeft, niet langer uitgekeerd, maar op een aparte rekening geblokkeerd.

Verder heeft Clearstream de Commissie verzocht haar toestemming te verlenen om gevolg te geven aan de Amerikaanse sancties wat betreft de waardepapieren of middelen van IFIC. In april 2020 heeft de Commissie die toestemming in eerste instantie verleend voor een periode van twaalf maanden. Die toestemming is vervolgens in 2021 en 2022 verlengd. IFIC heeft bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van die besluiten ingesteld.

Het Gerecht heeft dat beroep verworpen en daarmee aan Clearstream Banking AG toestemming verleend om de Amerikaanse sancties tegen Iran na te leven. Het heeft geoordeeld dat de Commissie rekening diende te houden met de belangen van de onderneming die om toestemming verzocht (Clearstream), maar niet verplicht was om rekening te houden met de belangen van de op de lijst geplaatste onderneming (IFIC) of om na te gaan of er alternatieven waren die minder belastend waren voor deze onderneming. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de doelstellingen die door de Europese Unie worden nagestreefd in het kader van extraterritoriale sancties die door een derde land worden opgelegd, rechtvaardigden dat het recht van IFIC om te worden gehoord tijdens het besluitvormingsproces dat voorafging aan het verlenen van toestemming door de Commissie, werd beperkt.

Het beroep tot nietigverklaring

Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het Unierecht strijdige handelingen van de EU-instellingen. De lidstaten, de Europese instellingen en particulieren kunnen onder bepaalde voorwaarden bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. Wanneer de nietigverklaring van de handeling een rechtsvacuüm doet ontstaan, moet dit door de betrokken instelling worden opgevuld.

Zaak Bank Melli Iran (C-124/20)

In deze andere zaak heeft BMI, een Iraanse staatsbank, zich voor de Duitse rechter op de Europese blokkeringswetgeving beroepen om de toepassing van de Amerikaanse sancties in Duitsland aan te vechten. Het Hof van Justitie, dat zich voor het eerst moest uitspreken over die blokkeringswetgeving, heeft geoordeeld dat het Unierechtelijke verbod om de door de Verenigde Staten tegen Iran ingestelde sancties na te leven, kan worden ingeroepen in een civiele procedure bij de nationale rechter.

Terugblik op de belangrijkste arresten van het jaar

Consumenten


Het Europese consumentenbeleid is gericht op het beschermen van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van consumenten, ongeacht waar in de Unie zij wonen, reizen of aankopen doen.


Het Hof van Justitie: de rechten van EU-consumenten waarborgen

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • Een particulier is een procedure gestart tegen Mercedes-Benz Group wegens de schade die deze hem zou hebben berokkend door zijn voertuig uit te rusten met software (een „manipulatie-instrument”) die ertoe leidt dat het uitlaatgasrecirculatiepercentage vermindert bij koud weer. Die software is volgens hem schadelijk voor het milieu en in strijd met het Unierecht. Naar Duits recht kan een eenvoudige nalatigheid een recht op schadevergoeding doen ontstaan wanneer inbreuk is gemaakt op een wet die ertoe strekt een ander te beschermen. Een Duitse rechter heeft daarom aan het Hof van Justitie gevraagd of het Unierecht de bijzondere belangen van de individuele koper van een dergelijk voertuig beschermt. Het Hof heeft geoordeeld dat er volgens het Unierecht een rechtstreekse relatie tot stand wordt gebracht tussen de autofabrikant en de individuele koper van een motorvoertuig, zodat de koper van een voertuig dat is uitgerust met een verboden manipulatie-instrument recht heeft op schadevergoeding van de autofabrikant wanneer hij door dit instrument schade heeft geleden.

    Arrest Mercedes-Benz Group van 21 maart 2023 (C-100/21)

  • Een Spaanse rechter heeft het Hof van Justitie gevraagd of de lokale regelgeving inzake diensten voor de verhuur van personenvoertuigen met chauffeur („PHV”) in de agglomeratie Barcelona verenigbaar is met het Unierecht. Die regelgeving verlangt van ondernemingen die reeds beschikken over een vergunning om die diensten te verlenen op nationaal niveau, dat zij een extra vergunning verkrijgen om actief te kunnen zijn in de agglomeratie Barcelona. Daarnaast beperkt die regelgeving het aantal vergunningen voor PHV-diensten tot één per dertig voor die agglomeratie verleende vergunningen voor taxidiensten. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het verkrijgen van zo’n extra vergunning voor de agglomeratie Barcelona noodzakelijk kan zijn met het oog op een goed beheer van het vervoer, maar dat de beperking van het aantal vergunningen voor PHV-diensten een ongerechtvaardigde beperking van de vrijheid van vestiging oplevert en dus in strijd is met het Unierecht.

    Arrest Prestige and Limousine van 8 juni 2023 (C-50/21)

  • Een fietser die met een elektrische fiets reed op de openbare weg in de buurt van Brugge (België), werd geschept door een auto en overleed enkele maanden later. Tijdens de gerechtelijke procedure waarin moest worden vastgesteld of er een recht op schadevergoeding bestond, bleken de partijen het niet eens te zijn over de vraag of een elektrische fiets moet worden gekwalificeerd als „voertuig”. Deze kwalificatie (die afhankelijk is van de aan een Europese richtlijn gegeven uitlegging) was cruciaal om te bepalen of het slachtoffer een „motorrijtuig” bestuurde dan wel als „zwakke weggebruiker” overeenkomstig het Belgische recht aanspraak kon maken op een automatische schadeloosstelling. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest geoordeeld dat elektrische fietsen zijn ontheven van de wettelijke verzekeringsplicht voor motorrijtuigen omdat zij niet uitsluitend door mechanische kracht worden aangedreven. Vervoermiddelen die niet uitsluitend door mechanische kracht worden aangedreven, zoals een elektrische fiets die kan versnellen tot een snelheid van 20 km/u nadat er spierkracht is gebruikt, kunnen derden namelijk geen lichamelijke of materiële schade berokkenen die qua ernst of omvang vergelijkbaar is met de schade die kan worden veroorzaakt door motorfietsen, auto’s, vrachtwagens of andere voertuigen die wél uitsluitend door mechanische kracht worden aangedreven en veel sneller kunnen rijden.

    Arrest KBC Verzekeringen van 12 oktober 2023 (C-286/22)

  • Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie hebben verschillende lidstaten, waaronder Slowakije, maatregelen genomen met betrekking tot de terugbetaling door reisbureaus van reizen die om gezondheidsredenen werden geannuleerd. Die nationale regelingen boden de mogelijkheid om vouchers te verstrekken die 18 maanden geldig waren en waarvan de waarde pas na afloop van die termijn zou worden terugbetaald. Ter rechtvaardiging van die maatregelen werd gewezen op de insolventierisico’s en op de moeilijke situatie waarin reisorganisaties verkeerden. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de lidstaten reisorganisaties niet met een beroep op overmacht konden vrijstellen van de in de pakketreizenrichtlijn vastgestelde verplichting tot volledige terugbetaling. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de reis moet worden terugbetaald in de vorm van een geldbedrag: reisbureaus mogen geen vouchers aanbieden, tenzij de reiziger daar vrijwillig mee instemt. Door een wetswijziging aan te nemen op grond waarvan reizigers tijdelijk niet het recht hebben om een pakketreisovereenkomst kosteloos en met volledige terugbetaling van de door hen betaalde bedragen te beëindigen, is Slowakije dus zijn Unierechtelijke verplichtingen niet nagekomen.

    Arresten UFC que Choisir en CLCV (C-407/21) en Commissie / Slowakije van 8 juni 2023 (C-540/21)

Milieu

De Unie zet zich in voor de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en voor de bescherming van de volksgezondheid. Zij laat zich daarbij leiden door het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, alsmede door het beginsel dat de vervuiler betaalt.


Het Hof van Justitie en het milieu

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • In 2018 heeft het Hof geoordeeld dat Roemenië verplicht was om een einde te maken aan het illegaal storten van afval en om 68 niet-vergunde stortplaatsen te sluiten. In 2022 heeft de Commissie een nieuw beroep wegens niet-nakoming ingesteld omdat zij van mening was dat Roemenië nog steeds niet aan het arrest van 2018 had voldaan. Het Hof stelde vast dat Roemenië nog steeds 31 niet-vergunde stortplaatsen in stand hield. Het heeft Roemenië dan ook veroordeeld tot betaling van 1,5 miljoen EUR en 600 EUR per dag vertraging voor elke stortplaats waarvoor geen vergunning was verleend. Bij de vaststelling van deze boete heeft het Hof rekening gehouden met de ernst van de inbreuk, de duur ervan en de financiële draagkracht van Roemenië. De niet-uitvoering van het arrest van 2018 brengt een aanzienlijk risico van verontreiniging en ernstige gevolgen voor de volksgezondheid met zich mee doordat schadelijke stoffen in de bodem, de lucht en het water vrijkomen.

    Arrest Commissie / Roemenië van 14 december 2023 (C-109/22)

Persoonsgegevens

De Europese Unie beschikt over een stevig en coherent pakket regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Bij het verwerken en bewaren van die gegevens moet worden voldaan aan de in die regels vastgestelde rechtmatigheidsvoorwaarden. Met name mogen die gegevens slechts worden verwerkt of bewaard voor zover dat strikt noodzakelijk is en daarbij geen onevenredige inbreuk op het recht op privéleven wordt gemaakt.


Het Hof van Justitie in de digitale wereld

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • Met een beroep op de AVG heeft een burger Österreichische Post, de belangrijkste aanbieder van post- en logistieke diensten in Oostenrijk, verzocht om hem de identiteit te verstrekken van degenen aan wie dit bedrijf zijn persoonsgegevens had meegedeeld. De hoogste Oostenrijkse rechter heeft het Hof van Justitie gevraagd of de betrokkene aan de AVG het recht ontleent om de concrete identiteit te kennen van degenen aan wie zijn persoonsgegevens zijn meegedeeld. Het Hof van Justitie heeft geantwoord dat de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer die gegevens aan ontvangers zijn of zullen worden verstrekt, verplicht is om desgevraagd aan de betrokkene de identiteit van deze ontvangers mee te delen. Alleen wanneer het (nog) niet mogelijk is om die ontvangers te identificeren, kan de verwerkingsverantwoordelijke ermee volstaan de categorieën van betrokken ontvangers mee te delen. Dit is ook het geval wanneer de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat het verzoek kennelijk ongegrond of buitensporig van aard is.

    Arrest Österreichische Post van 12 januari 2023 (C-154/21)

  • In 2014 kreeg een werknemer van de bank Pankki S, die tevens klant was bij deze bank, kennis van het feit dat zijn persoonsgegevens herhaaldelijk waren geraadpleegd door andere medewerkers van de bank. Omdat hij twijfelde aan de rechtmatigheid van die raadplegingen, heeft die werknemer, die intussen was ontslagen door Pankki S, deze bank verzocht om hem te informeren over de identiteit van de personen die zijn gegevens hadden geraadpleegd, alsook over de exacte data en de redenen van de raadplegingen. Pankki S heeft geweigerd de identiteit van de betrokken werknemers bekend te maken, en gaf als reden dat het bij deze informatie ging om persoonsgegevens van die werknemers. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een Finse rechter heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat iedereen het recht heeft om te weten wanneer en om welke redenen zijn persoonsgegevens zijn geraadpleegd en dat de omstandigheid dat de verwerkingsverantwoordelijke een bankactiviteit uitoefent, niet van invloed is op de omvang van dit recht.

    Arrest Pankki S van 22 juni 2023 (C-579/21)

  • Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de hoogste bestuursrechter van Litouwen heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de richtlijn „privacy en elektronische communicatie” eraan in de weg staat dat in onderzoeken naar ambtelijke corruptie gebruik wordt gemaakt van elektronische-communicatiegegevens die door aanbieders van elektronische-communicatiediensten zijn bewaard en vervolgens aan de autoriteiten ter beschikking zijn gesteld ter bestrijding van zware criminaliteit. Ook mogen verkeers- en locatiegegevens die door aanbieders zijn bewaard met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit en die aan de autoriteiten ter beschikking zijn gesteld, niet daarna aan andere autoriteiten worden doorgegeven ter bestrijding van ambtelijke corruptie.

    Arrest Lietuvos Respublikos generalinė prokuratūra van 7 september 2023 (C-162/22)

  • Een patiënt verzocht zijn tandarts om hem kosteloos een kopie van zijn medisch dossier te verstrekken, maar die tandarts eiste dat hij de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening zou nemen. Omdat hij meende recht te hebben op een gratis kopie, is de patiënt naar de Duitse rechter gestapt. In antwoord op een prejudiciële vraag daarover heeft het Hof van Justitie in herinnering gebracht dat een patiënt op grond van de AVG in beginsel recht heeft op één gratis kopie van zijn medisch dossier en dat de verwerkingsverantwoordelijke alleen kosten in rekening mag brengen wanneer opnieuw een kopie wordt aangevraagd. Een tandarts is dus verplicht om gratis een eerste kopie van de gegevens van de patiënt te verstrekken, zonder dat de patiënt een reden hoeft aan te geven voor zijn verzoek.

    Arrest FT (Kopie van het medisch dossier) van 26 oktober 2023 (C-307/22)

Gelijke behandeling en arbeidsrecht

De Europese Unie telt meer dan 240 miljoen werknemers. Een groot aantal burgers profiteert dus rechtstreeks van het Europese arbeidsrecht, dat minimumnormen op het gebied van arbeidsvoorwaarden bevat en zo een aanvulling vormt op het beleid van de lidstaten.


Het Hof van Justitie: gelijke behandeling waarborgen en de rechten van minderheden beschermen

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.


Het Hof van Justitie op de werkvloer – de rechten van werknemers beschermen

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een Poolse rechter heeft het Hof van Justitie in herinnering gebracht dat de door richtlijn 2000/78 inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep geboden bescherming tegen discriminatie van toepassing is op elke reële beroepsactiviteit die wordt uitgeoefend in het kader van een stabiele rechtsbetrekking. Deze bescherming is ook van toepassing op de activiteit van een zelfstandig ondernemer die op basis van een dienstverleningsovereenkomst werkt. Wanneer wordt besloten een dergelijke overeenkomst te beëindigen en niet te verlengen, komt een zelfstandige in een positie te verkeren die vergelijkbaar is met die van een ontslagen werknemer. Het Hof heeft verder benadrukt dat niet met een beroep op de contractvrijheid kan worden geweigerd een overeenkomst te sluiten met een persoon wegens diens seksuele gerichtheid.

    Arrest TP (Audiovisueel redacteur voor publieke televisieomroep) van 12 januari 2023 (C-356/21)

  • Een Duitse piloot werkte in deeltijd voor een luchtvaartmaatschappij. In zijn arbeidsovereenkomst was bepaald dat hij recht had op een basissalaris dat afhankelijk was van de vlieguren. Daarnaast had hij recht op een aanvullende vergoeding wanneer hij een bepaald aantal vlieguren per maand had gewerkt en in zijn arbeidsovereenkomst vastgestelde drempels had overschreden. Die drempels waren gelijk voor voltijd- en deeltijdpiloten. Een Duitse rechter heeft het Hof van Justitie gevraagd of een nationale regeling op grond waarvan een deeltijdwerker hetzelfde aantal werkuren moet maken als een voltijdwerker om in aanmerking te komen voor een aanvullende vergoeding, een door het Unierecht verboden vorm van discriminatie oplevert. Het Hof van Justitie heeft deze vraag bevestigend beantwoord en daarbij benadrukt dat een regeling die recht geeft op een extra vergoeding bij overschrijding van een bepaald aantal gewerkte uren, niet nadelig mag uitpakken voor deeltijdwerkers.

    Arrest Lufthansa CityLine van 19 oktober 2023 (C-660/20)

  • Een treinmachinist in dienst van MÁV-START, de Hongaarse nationale spoorwegmaatschappij, is opgekomen tegen de beslissing van zijn werkgever om hem geen dagelijkse rusttijd van minimaal elf aaneengesloten uren toe te kennen. Volgens de arbeidstijdenrichtlijn moet deze rusttijd aan de werknemer worden toegekend in elk tijdvak van vierentwintig uur, ook wanneer hij voorafgaat aan of volgt op een wekelijkse rustperiode of een vakantie. Het Hof van Justitie heeft opgemerkt dat het recht op dagelijkse rusttijd en het recht op wekelijkse rusttijd twee autonome rechten zijn met een verschillend doel. De dagelijkse rusttijd maakt geen deel uit van de wekelijkse rusttijd, maar wordt daaraan toegevoegd, ook wanneer hij rechtstreeks aan de wekelijkse rusttijd voorafgaat. Dit betekent dat aan de werknemers moet worden gegarandeerd dat zij beide rechten daadwerkelijk kunnen genieten.

    Arrest MÁV-START van 2 maart 2023 (C-477/21)

Europees burgerschap

Iedereen die de nationaliteit van een EU-land heeft, is automatisch ook EU-burger. Het EU-burgerschap vult het nationale burgerschap aan en treedt niet in de plaats ervan. EU-burgers genieten specifieke, door de Europese Verdragen gewaarborgde rechten.

  • De dochter van een Deense moeder en een Amerikaanse vader bezat sinds haar geboorte in de Verenigde Staten zowel de Deense als de Amerikaanse nationaliteit. Bij het bereiken van de leeftijd van 22 jaar heeft zij in Denemarken een aanvraag tot behoud van haar Deense nationaliteit ingediend, die op grond van de toepasselijke Deense regelgeving is afgewezen. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een Deense rechter over de verenigbaarheid van die regelgeving met het Unierecht heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat Denemarken in beginsel kan bepalen dat zijn in het buitenland geboren onderdanen die nooit op zijn grondgebied hebben gewoond, bij het bereiken van de leeftijd van 22 jaar de Deense nationaliteit kwijtraken. Die maatregel moet echter stroken met het evenredigheidsbeginsel wanneer het verlies van de Deense nationaliteit ook leidt tot het verlies van het Europese burgerschap. Dat is het geval wanneer de betrokkene niet tevens de nationaliteit van een andere lidstaat bezit. Het Unierecht verzet zich er dus tegen dat een persoon zijn Deense nationaliteit, en dus het Europese burgerschap, definitief kwijtraakt zonder dat hij daarover is geïnformeerd en zonder dat hij heeft kunnen vragen om een onderzoek naar de gevolgen van dat verlies in zijn specifieke geval.

    Arrest Udlændinge- og Integrationsministeriet van 5 september 2023 (C-689/21)

Migratie

De Europese Unie heeft een pakket regels vastgesteld om tot een effectief, humanitair en veilig Europees migratiebeleid te komen. Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel legt minimumnormen vast voor de behandeling van alle asielzoekers en hun aanvragen in de gehele Unie.

  • Twee Syrische staatsburgers, X en Y, zijn in 2016 in Syrië getrouwd en hebben twee kinderen gekregen. In 2019 heeft Y Syrië verlaten om naar België te gaan, terwijl X met de twee kinderen is achtergebleven in Syrië. In 2022 heeft de Belgische overheid aan Y de vluchtelingenstatus toegekend in België. De advocaat van X en de kinderen heeft per e-mail namens hen een verzoek tot gezinshereniging ingediend, zodat zij zich zouden kunnen voegen bij Y in België. Volgens die advocaat was er in het noordwesten van Syrië sprake van uitzonderlijke omstandigheden die het voor X en de kinderen onmogelijk maakten zich naar een Belgische diplomatieke post te begeven om daar een verzoek tot gezinshereniging in te dienen. De Belgische Vreemdelingendienst heeft geantwoord dat het op grond van de Belgische wetgeving niet mogelijk was een dergelijk verzoek in te dienen per e-mail, en heeft X en haar kinderen verzocht om contact op te nemen met de Belgische ambassade. Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een Belgische rechter heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de Belgische wettelijke regeling op grond waarvan het verplicht is om in persoon bij een diplomatieke post te verschijnen voor het indienen van een verzoek tot gezinshereniging in strijd is met het Unierecht. Volgens het Hof kan daarentegen wel worden geëist dat men in een later stadium van de procedure in persoon verschijnt.

    Arrest Afrin van 18 april 2023 (C-1/23 PPU)

  • Hongarije had een wet ingevoerd op grond waarvan derdelanders en staatlozen die zich op zijn grondgebied bevonden of zich aan zijn grenzen meldden en in Hongarije internationale bescherming wilden aanvragen, eerst bij de Hongaarse ambassade in Servië of Oekraïne een verklaring moesten indienen en een reisdocument moesten verkrijgen waarmee zij Hongarije konden binnenkomen. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat Hongarije in strijd met fundamentele beginselen van de Unie onredelijke belemmeringen had opgeworpen voor asielzoekers door het indienen van een asielaanvraag veel te ingewikkeld te maken. Die regeling kon volgens het Hof niet worden gerechtvaardigd door de bestrijding van besmettelijke ziekten in het kader van de COVID-19-pandemie, daar zij niet in verhouding stond tot dat doel.

    Arrest Commissie / Hongarije van 22 juni 2023 (C-823/21)

Rechtsstaat

In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt, net als in het Verdrag betreffende de Europese Unie, de rechtsstaat met zoveel woorden genoemd als een van de gemeenschappelijke waarden van de lidstaten. Een wezenlijk onderdeel van de rechtsstaat is dat de rechter onafhankelijk en onpartijdig is.


Handhaving van de rechtsstaat in de Unie

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • De Commissie heeft Polen voor het Hof van Justitie gedaagd wegens de in december 2019 doorgevoerde hervormingen binnen de Poolse rechterlijke macht. Het Hof heeft het beroep van de Commissie toegewezen en in herinnering gebracht dat de lidstaten, wat de waarde van de rechtsstaat betreft, elke teruggang in hun wettelijke regeling van de rechterlijke organisatie dienen te voorkomen. Het heeft geoordeeld dat het onverenigbaar is met het Unierecht dat nationale rechters, die zelf verplicht zijn om dit recht toepassen, het risico lopen dat over kwesties betreffende hun status en hun ambtsvervulling wordt beslist door een rechterlijke instantie die niet voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Ook mag het nationale rechters niet onmogelijk worden gemaakt om te beoordelen of een rechterlijke instantie of rechter voldoet aan de uit het Unierecht voortvloeiende vereisten van daadwerkelijke rechtsbescherming, eventueel door een prejudiciële vraag hierover voor te leggen aan het Hof. Tot slot zijn de nationale bepalingen op grond waarvan rechters hun eventuele lidmaatschap van een vereniging, stichting zonder winstoogmerk of politieke partij moeten opgeven en deze gegevens online moeten worden bekendgemaakt, in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens en op eerbiediging van het privéleven.

    Arrest Commissie / Polen van 5 juni 2023 (C-204/21)

Intellectuele eigendom

De regelgeving die de Unie heeft vastgesteld ter bescherming van de intellectuele en industriële eigendom (auteursrecht respectievelijk merkenrecht en bescherming van tekeningen en modellen) verbetert het concurrentievermogen van ondernemingen door een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor creativiteit en innovatie.


Intellectuele eigendom en het Gerecht van de Europese Unie

Dit is een YouTubevideo. Aangezien YouTube persoonsgegevens kan verzamelen en uw kijkgedrag kan volgen, wordt de video enkel afgespeeld indien u instemt met het gebruik van cookies en andere soortgelijke technologie zoals beschreven in het privacybeleid van de website.

  • De aanvraag tot internationale inschrijving van het woordteken „EMMENTALER” is door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) afgewezen. Emmentaler Switzerland heeft beroep ingesteld tegen die beslissing, die door het EUIPO is bevestigd wegens het beschrijvende karakter van het merk. Het Gerecht heeft in zijn arrest het door Emmentaler Switzerland ingestelde beroep verworpen op grond van de overweging dat het Duitse publiek het teken EMMENTALER onmiddellijk opvat als aanduiding van een kaassoort en dat hier dus sprake is van een beschrijvend merk. Het feit dat een teken in een deel van de Unie een beschrijvend karakter heeft, is immers een voldoende grond om de inschrijving van dat teken als merk te weigeren. De term „EMMENTALER” kan dus niet worden beschermd als Uniemerk voor kaas.

    Arrest Emmentaler Switzerland / EUIPO (EMMENTALER) van 24 mei 2023 (T-2/21)

  • Een Italiaanse producent van carnavalskleding heeft bij het Gerecht beroep ingesteld tegen de inschrijving van het Batman-logo als Uniemerk. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het door die producent aangeleverde bewijs onvoldoende is om aan te tonen dat dat merk, bestaande uit een afbeelding van een vleermuis in een ovale omlijsting, geen onderscheidend vermogen heeft. Dat onderscheidend vermogen stelt het publiek in staat om de door het merk aangeduide waren in verband te brengen met de uitgever van Batman-stripboeken, DC Comics, en om die waren te onderscheiden van die van andere ondernemingen.

    Arrest Aprile e Commerciale Italiana / EUIPO – DC Comics van 7 juni 2023 (T-735/21)

  • In het kader van een geding tussen Roemeense organisaties voor het beheer van auteursrechten en een luchtvaartmaatschappij heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de uitzending van een muziekwerk als achtergrondmuziek in een vervoermiddel voor passagiers een mededeling aan het publiek is in de zin van het Unierecht. Het loutere feit dat aan boord van een vervoermiddel een geluidsinstallatie wordt geplaatst en eventueel software wordt geïnstalleerd waarmee achtergrondmuziek kan worden uitgezonden, vormt daarentegen niet een dergelijke mededeling. Het Hof is dan ook tot de conclusie gekomen dat het Unierecht zich verzet tegen een nationale regeling die uitgaat van een vermoeden dat er muziekwerken aan het publiek worden meegedeeld op grond van het enkele feit dat er in een vervoermiddel een geluidsinstallatie aanwezig is.

    Arrest Blue Air Aviation en UPFR van 20 april 2023 (gevoegde zaken C-775/21 en C-826/21)

  • Na een procedure te hebben gevoerd voor het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) over de inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een „Vespa”-scooter, heeft Piaggio beroep ingesteld bij het Gerecht. Zij had een aantal relevante bewijzen aan het EUIPO overgelegd, zoals opiniepeilingen, gegevens over verkoopvolumes en stukken waaruit blijkt dat de „Vespa” wordt tentoongesteld in het Museum of Modern Art in New York, dat „Vespa”-scooters worden gebruikt in wereldberoemde films zoals Roman Holiday en dat er in tal van lidstaten „Vespa”-clubs bestaan. Volgens Piaggio bewijzen deze elementen dat de Vespa een icoon is en dus overal in de EU wordt herkend. Het Gerecht heeft Piaggio gelijk gegeven en vastgesteld dat het bewijsmateriaal aantoont dat het merk door het gebruik ervan in de hele EU onderscheidend vermogen heeft verkregen.

    Arrest Piaggio & C. / EUIPO – Zhejiang Zhongneng Industry Group van 29 november 2023 (T-19/22)

Beperkende maatregelen en buitenlands beleid

Beperkende maatregelen of „sancties” zijn een essentieel instrument van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie om de waarden, de fundamentele belangen en de veiligheid van de Unie te beschermen. Sancties hebben tot doel om een verandering in het beleid of de handelwijze van de betrokken personen of entiteiten teweeg te brengen.

  • Belaeronavigatsia, het Belarussische staatsbedrijf dat belast is met het reguleren van het luchtruim in Belarus, is op de sanctielijsten van de Raad van de Europese Unie geplaatst omdat zij verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat vlucht FR4978 op 23 mei 2021 is omgeleid naar het vliegveld van Minsk, waarna twee tegenstanders van het regime die zich aan boord van het vliegtuig bevonden (Raman Pratasevitch en Sofia Sapega) zijn gearresteerd. Het Gerecht, dat voor het eerst het begrip „persoon die verantwoordelijk is voor de onderdrukking” heeft uitgelegd, heeft het beroep van Belaeronavigatsia verworpen op grond van de overweging dat het staatsbedrijf niet onkundig kon zijn van het feit dat het omleiden van de betrokken vlucht bijdroeg tot de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus.

    Arrest Belaeronavigatsia / Raad van 17 februari 2023 (T-536/21)

  • Naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en de stad Sebastopol door Rusland in maart 2014 heeft de Raad van de Europese Unie op 17 maart 2014 een reeks beperkende maatregelen opgelegd. Na het uitbreken van de grootschalige oorlog van Rusland tegen Oekraïne in februari 2022 heeft de Raad de lijsten van onder de beperkende maatregelen vallende personen en entiteiten uitgebreid met regeringsleden, banken, zakenlieden en leden van het federale parlement (Staatsdoema). Zo heeft de Raad aan die lijsten de naam toegevoegd van Violetta Prigozhina, de moeder van Yevgeniy Prigozhin, die verantwoordelijk was voor de inzet van de huurlingen van de Wagner-groep die voor Rusland in Oekraïne vochten. Het Gerecht heeft het beroep tot nietigverklaring van de tegen Prigozhina gerichte handelingen van de Raad toegewezen, daar het van oordeel was dat deze persoon alleen maar op die lijsten was gezet wegens de familieband met haar zoon, die volgens het Gerecht op zichzelf dergelijke maatregelen niet kon rechtvaardigen.

    Arrest Prigozhina / Raad van 8 maart 2023 (T-212/22)

  • Wegens de verslechtering van de situatie in Venezuela op het vlak van de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie heeft de Raad van de Europese Unie in 2017 beperkende maatregelen vastgesteld. In 2019 heeft het Gerecht een door Venezuela ingesteld beroep tot nietigverklaring van die maatregelen verworpen op grond van de overweging dat die maatregelen geen rechtstreekse gevolgen hadden voor Venezuela’s rechtspositie. In 2021 heeft het Hof van Justitie in hogere voorziening die beslissing van het Gerecht vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor een hernieuwde beoordeling. Bij zijn arrest van 2023 heeft het Gerecht alle door Venezuela aangevoerde middelen tot nietigverklaring van de beperkende maatregelen van de hand gewezen.

    Arrest Venezuela / Raad van 13 september 2023 (T-65/18 RENV)

  • Roman Arkadyevich Abramovich is een Russisch-Israëlisch-Portugees zakenman. Hij is de belangrijkste aandeelhouder van het moederbedrijf Evraz, een van de grootste staal- en mijnbouwconcerns en een van de grootste belastingbetalers van Rusland. Naar aanleiding van de aanval van Rusland op Oekraïne is de Raad overgegaan tot het bevriezen van de fondsen van vooraanstaande zakenlieden die actief zijn in economische sectoren die een aanzienlijke bron van inkomsten vormen voor de Russische regering, en heeft hij hun een verbod opgelegd om in de Europese Unie binnen te komen of erdoor te reizen. Abramovich is voor het Gerecht opgekomen tegen het feit dat hij is opgenomen en gehandhaafd op de lijsten van beperkende maatregelen die tot doel hebben de druk op Rusland op te voeren. Het Gerecht heeft het beroep van Abramovich verworpen en dus de tegen hem genomen beperkende maatregelen bevestigd.

    Arrest Abramovich / Raad van 20 december 2023 (T-313/22)

Handelsbeleid

Het handelsbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. De Unie maakt wetgeving over handelskwesties en sluit internationale handelsovereenkomsten. Het feit dat de Unie als één blok optreedt en met één stem spreekt op het wereldtoneel, geeft haar een sterke positie op het gebied van de internationale handel.

  • In 2020 verhoogden de Verenigde Staten de douanerechten op de invoer van bepaalde Europese aluminium- en staalproducten. In reactie hierop heeft de Commissie een verordening aangenomen waarbij aanvullende douanerechten werden ingesteld op bepaalde producten uit de Verenigde Staten die in de Unie werden ingevoerd. Zippo Manufacturing Co., een Amerikaanse fabrikant van aanstekers die door deze verhoging werd getroffen, heeft deze maatregel aangevochten bij het Gerecht, dat de verordening nietig heeft verklaard. Volgens het Gerecht heeft de Commissie het recht van Zippo om te worden gehoord en dus het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden. De Commissie had Zippo moeten horen alvorens de douanerechten te verhogen, aangezien zij vooraf wist dat deze verhoging hoofdzakelijk betrekking had op de aanstekers van Zippo.

    Arrest Zippo Manufacturing e.a. / Commissie van 18 oktober 2023 (T-402/20)

Tax rulings

Hoewel directe belastingen in beginsel onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, moeten zij in overeenstemming zijn met de basisregels van de Europese Unie, zoals het staatssteunverbod. De Unie ziet dan ook toe op de rechtmatigheid van de tax rulings van lidstaten die ondernemingen een bijzondere fiscale behandeling gunnen.

  • Met een fiscale ruling van 2003 hebben de Luxemburgse autoriteiten het voorstel van de Amazon-groep goedgekeurd dat betrekking had op de manier waarop een van haar in Luxemburg gevestigde dochterondernemingen zou worden behandeld voor de vennootschapsbelasting. De Commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze fiscale ruling staatssteun vormde die onverenigbaar was met de interne markt. Nadat Luxemburg en Amazon hier in rechte tegen waren opgekomen, vernietigde het Gerecht het besluit van de Commissie. Het was van oordeel dat de Commissie niet had aangetoond dat de belastingdruk op de dochteronderneming van Amazon ten onrechte was verlaagd. Het Hof van Justitie heeft de hogere voorziening van de Commissie tegen het arrest van het Gerecht afgewezen en geoordeeld dat de Commissie het „referentiestelsel” voor de beoordeling van het bestaan van dergelijke steun onjuist had bepaald.

    Arrest Commissie / Amazon.com e.a. van 14 december 2023 (C-457/21 P)

  • In 2018 heeft de Commissie vastgesteld dat de Luxemburgse belastingautoriteiten fiscale rulings hadden afgegeven ten gunste van de Engie-groep. Volgens haar hebben deze fiscale rulings de groep in staat gesteld om belasting te vermijden over de winst die haar in Luxemburg gevestigde dochtervennootschappen hebben gerealiseerd, en vormden zij staatssteun die onverenigbaar was met de interne markt. Het Gerecht heeft het beroep van Engie en Luxemburg verworpen. Daarop hebben zij hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie, dat heeft geoordeeld dat de Commissie een fout heeft begaan bij de vaststelling van het „referentiestelsel” voor de beoordeling van de selectiviteit van deze belastingmaatregelen en dus bij de kwalificatie ervan als verboden staatssteun.

    Arrest Luxemburg / Commissie en Engie Global LNG Holding e.a. / Commissie (gevoegde zaken C-451/21 P en C-454/21 P)

Mededinging

De Europese Unie zorgt ervoor dat regels ter bescherming van de vrije mededinging worden nageleefd. Praktijken die tot doel of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt belemmerd, beperkt of vervalst, zijn verboden en kunnen worden bestraft met een geldboete.

  • De Commissie heeft een onderzoek ingesteld naar geoblocking van bepaalde videogames voor pc op het platform Steam. Zij heeft vastgesteld dat de exploitant van het platform, Valve, en vijf game-ontwikkelaars (Bandai, Capcom, Focus Home, Koch Media en ZeniMax) het mededingingsrecht van de Unie hebben geschonden. De Commissie heeft Valve en die vijf game-ontwikkelaars verweten te hebben deelgenomen aan een samenstel van mededingingsverstorende overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Die overeenkomsten of gedragingen hadden volgens de Commissie tot doel om grensoverschrijdende verkopen te beperken door functies voor gebiedscontrole in te stellen, met name in de Baltische staten en in sommige landen in Midden- en Oost-Europa. Valve heeft bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie ingesteld. Het Gerecht heeft het beroep verworpen op grond van de overweging dat de Commissie naar behoren heeft aangetoond dat er tussen Valve en elk van de vijf ontwikkelaars een overeenkomst bestond die tot doel had parallelinvoer te beperken door middel van geoblocking van de codes waarmee de betrokken videogames op het platform Steam konden worden geactiveerd. Met die geoblocking moest worden voorkomen dat de videogames, die in sommige landen tegen lage prijzen werden gedistribueerd, werden gekocht door distributeurs of gebruikers uit andere landen met veel hogere prijzen.

    Arrest Valve Corporation / Commissie van 27 september 2023 (T-172/21)

Toegang tot documenten

Transparantie van het openbaar bestuur is een kernbeginsel van de Unie. Iedere burger of rechtspersoon van de Unie kan in principe toegang krijgen tot documenten van de instellingen. In bepaalde gevallen kan het echter gerechtvaardigd zijn om die toegang te weigeren.

  • Emilio De Capitani heeft verzocht om toegang tot bepaalde documenten die waren uitgewisseld binnen de Werkgroep vennootschapsrecht van de Raad van de Europese Unie en die betrekking hadden op de wetgevingsprocedure die strekte tot wijziging van richtlijn 2013/34 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten. De Raad heeft die toegang geweigerd met het argument dat zijn besluitvormingsproces ernstig zou worden ondermijnd door het vrijgeven van de gevraagde documenten. Ook was hij van mening dat de informatie te gevoelig en te technisch van aard was om openbaar te worden gemaakt. De Capitani is tegen de weigering van de Raad opgekomen bij het Gerecht, dat heeft onderzocht hoe in het kader van de wetgevingsprocedures van de Unie de beginselen van openbaarmaking en transparantie zich verhouden tot de uitzondering op de openbaarmaking van documenten ter bescherming van het besluitvormingsproces. Het Gerecht heeft benadrukt dat in een systeem dat gebaseerd is op democratische legitimiteit, de wetgever voor zijn handelingen verantwoording moet afleggen aan het publiek. De uitoefening door de burgers van hun democratische rechten houdt in dat het besluitvormingsproces in de instellingen die aan de wetgevingsprocedures deelnemen, op de voet kan worden gevolgd. Het Gerecht heeft dan ook het besluit nietig verklaard waarbij de Raad de toegang heeft geweigerd tot de werkdocumenten die betrekking hebben op de richtlijn.

    Arrest De Capitani / Raad van 25 januari 2023 (T-163/21)

De directie Onderzoek en Documentatie biedt juridische beroepsbeoefenaren, als onderdeel van haar Verzameling samenvattingen, een „Selectie van belangrijke arresten” en een „Maandelijks bulletin van de rechtspraak” van het Hof van Justitie en het Gerecht aan.

go to top