SAMENLEVING/GEZONDHEID

Aangezien het Unierecht uitgestrekte en uiteenlopende gebieden bestrijkt, dient het Hof niet zelden maatschappelijke vragen en vragen inzake gezondheid te beantwoorden. Het Hof diende onder meer deze twee vragen te beantwoorden: heeft een levenspartner van hetzelfde geslacht recht op een weduwnaarspensioen en kunnen Unieburgers zich laten verzorgen in een andere lidstaat dan die van hun nationaliteit?

Reeds in 1998 heeft het Hof verklaard dat Unieburgers zich kunnen laten verzorgen in een andere lidstaat dan die van hun nationaliteit, en dat zij kunnen worden vergoed volgens de tarieven van hun staat van verzekering (de staat waar zij zijn aangesloten bij het ziekenfonds). De aanleiding tot de formulering van dit beginsel was het feit dat een Luxemburgs ziekenfonds aan twee Luxemburgers respectievelijk de vergoeding van een in België gekochte bril en een orthodontische behandeling in Duitsland had geweigerd (arresten van 28 april 1998, Decker, C-120/95, en Kohll, C-158/96). Een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat is weliswaar aan een voorafgaande toestemming van de staat van verzekering onderworpen, maar mag niet willekeurig worden geweigerd. Met name kan een persoon zich in een andere lidstaat laten opereren als de wachttijd voor de operatie in zijn eigen staat, gelet op zijn gezondheidstoestand, een redelijke termijn overschrijdt (arrest van 12 juli 2001, Smits en Peerbooms, C-157/99, en arrest van 16 mei 2006, Watts, C-372/04).

In 2008 heeft het Hof geoordeeld dat de weigering om een weduwnaarspensioen toe te kennen aan een homoseksuele levenspartner directe discriminatie op grond van seksuele geaardheid oplevert, aangezien de langstlevende levenspartner zich in een situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van een langstlevende echtgenoot. In casu had een Duits beroepspensioenfonds geweigerd een weduwnaarspensioen toe te kennen aan een man van wie de geregistreerde partner overleden was (arrest van 1 april 2008, Maruko, C-267/06).