Presentatie

Voorwoord

De samenstelling

De bevoegdheden

De procedure

Het Hof van Justitie in de rechtsorde van de Europese Unie

Voorwoord

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 heeft de Europese Unie rechtspersoonlijkheid gekregen en heeft zij de bevoegdheden overgenomen die tevoren aan de Europese Gemeenschap waren toegekend. Het gemeenschapsrecht is dus het recht van de Unie geworden, dat eveneens alle bepalingen omvat die in het verleden zijn vastgesteld op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie in de versie van vóór het Verdrag van Lissabon. In de hiernavolgende presentatie zal niettemin de term gemeenschapsrecht worden gebruikt waar wordt verwezen naar de rechtspraak van het Hof van Justitie vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Naast de Europese Unie blijft de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) bestaan. Aangezien de bevoegdheden van het Hof van Justitie met betrekking tot Euratom in beginsel dezelfde zijn als die welke worden uitgeoefend in het kader van de Europese Unie - en omwille van een betere leesbaarheid van de hiernavolgende presentatie - wordt met elke verwijzing naar het recht van de Unie ook het recht van Euratom bedoeld.

 

De samenstelling

vignette-cjce   Het Hof van Justitie bestaat uit 27 rechters en 11 advocaten-generaal. De rechters en advocaten-generaal worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat van advies moet dienen over de geschiktheid van de voorgestelde kandidaten voor de uitoefening van de betrokken ambten. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd. Zij worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden.


De rechters van het Hof van Justitie kiezen uit hun midden de president en de vicepresident voor een - hernieuwbare - termijn van drie jaar. De president heeft de leiding over de werkzaamheden van het Hof van Justitie en zit de terechtzittingen en beraadslagingen van de grootste rechtsprekende formaties voor. De vicepresident staat de president bij de vervulling van zijn taken bij en vervangt hem in geval van verhindering.

De advocaten-generaal staan het Hof bij. Zij hebben tot taak in volstrekte onpartijdigheid en onafhankelijkheid een juridisch advies voor te leggen, dat „conclusie" wordt genoemd, in de zaken waarin zij worden aangewezen.

De griffier is de secretaris-generaal van de instelling, waarvan hij de diensten onder het gezag van de president van het Hof bestuurt.

Het Hof kan in voltallige zitting, in grote kamer (15 rechters) of in kamers van vijf of drie rechters bijeenkomen.

Het Hof komt in voltallige zitting bijeen in zeer uitzonderlijke, limitatief in het statuut van het Hof opgesomde gevallen (onder meer ontheffing van de Europese Ombudsman uit zijn ambt of ontslag ambtshalve van een lid van de Commissie dat de op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen) en wanneer het van oordeel is dat een zaak van uitzonderlijk belang is.

Het houdt in grote kamer zitting wanneer daarom wordt verzocht door een lidstaat of een instelling die partij is in de zaak, en wanneer het om bijzonder ingewikkelde of belangrijke zaken gaat.

De overige zaken worden door kamers van vijf of drie rechters behandeld. De presidenten van de kamers van vijf rechters worden voor drie jaar gekozen, en de presidenten van de kamers van drie rechters voor één jaar.

 

De bevoegdheden

Voor de vervulling van zijn taak zijn het Hof welbepaalde rechtsprekende bevoegdheden toegekend, die het uitoefent in het kader van de prejudiciële verwijzing en de verschillende categorieën van beroepen.

De verschillende soorten van procedures

  • De prejudiciële verwijzing

Het Hof van Justitie werkt samen met alle rechterlijke instanties van de lidstaten, die op het gebied van het recht van de Unie de gewone rechters zijn. Om een doeltreffende en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie te verzekeren en om uiteenlopende uitleggingen te voorkomen, kunnen - soms moeten - de nationale rechters het Hof van Justitie om nadere uitlegging van een onderdeel van het recht van de Unie verzoeken zodat zij, bijvoorbeeld, de verenigbaarheid van hun nationale wetgeving met het recht van de Unie kunnen verifiëren. Voorts kan het verzoek om een prejudiciële beslissing de geldigheid van een handeling van het recht van de Unie betreffen.
Het Hof van Justitie antwoordt niet in de vorm van een simpel advies, maar door middel van een arrest of een met redenen omklede beschikking. De nationale rechter is gebonden aan de gegeven uitlegging wanneer hij uitspraak doet in de bij hem aangebrachte zaak. Het arrest van het Hof van Justitie is eveneens verbindend voor de andere nationale rechterlijke instanties die over een identieke vraag uitspraak moeten doen.
Ook iedere Europese burger kan in het kader van de prejudiciële verwijzing de regels van de Unie die op hem van toepassing zijn, laten verduidelijken. Weliswaar is namelijk alleen de nationale rechter bevoegd om te verwijzen, doch alle bij de procedure voor deze rechter betrokken partijen, de lidstaten en de instellingen van de Unie kunnen aan de procedure voor het Hof van Justitie deelnemen. Aldus zijn verschillende belangrijke beginselen van het recht van de Unie geformuleerd naar aanleiding van prejudiciële vragen, die in sommige gevallen zijn gesteld door rechters die uitspraak deden in eerste aanleg.

  • Het beroep wegens niet-nakoming

In het kader van dit beroep kan het Hof van Justitie nagaan of de lidstaten de krachtens het recht van de Unie op hen rustende verplichtingen nakomen. Voor de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, leidt de Commissie eerst een procedure in, waarbij de betrokken lidstaat zijn opmerkingen kan maken over de tegen hem gerichte bezwaren. Indien de lidstaat in het kader van deze procedure nog geen einde maakt aan de niet-nakoming, kan bij het Hof van Justitie een beroep wegens schending van het recht van de Unie worden ingesteld.
Dit beroep kan worden ingesteld door de Commissie - wat in de praktijk het meest voorkomt - of door een lidstaat. Indien het Hof van Justitie de niet-nakoming vaststelt, is de lidstaat verplicht deze zo spoedig mogelijk te beëindigen. Indien het Hof van Justitie, na een nieuw beroep van de Commissie, vaststelt dat de betrokken lidstaat het arrest niet heeft uitgevoerd, kan het deze lidstaat de betaling van een forfaitaire som en/of een dwangsom opleggen. Wanneer de Commissie geen maatregelen tot omzetting van een richtlijn zijn meegedeeld, kan het Hof echter, op voorstel van de Commissie, de betrokken lidstaat reeds bij het eerste niet-nakomingsarrest een financiële sanctie opleggen.

  • Het beroep tot nietigverklaring

Met dit beroep vordert de verzoeker nietigverklaring van een handeling van een instelling, orgaan of instantie van de Unie (met name verordening, richtlijn, beschikking). De door een lidstaat tegen het Europees Parlement en/of tegen de Raad (behalve voor handelingen van laatstgenoemde inzake staatssteun, dumping en uitvoeringsbevoegdheden) of door een instelling van de Unie tegen een andere instelling ingestelde beroepen zijn voorbehouden aan het Hof van Justitie. Het Gerecht is bevoegd om in eerste aanleg kennis te nemen van alle andere beroepen van dit type, met name van de door particulieren ingestelde beroepen.

  • Het beroep wegens nalaten

In het kader van dit beroep kan worden nagegaan of de instellingen, een orgaan of een instantie van de Unie rechtmatig hebben nagelaten een besluit te nemen. Het kan evenwel slechts worden ingesteld indien de betrokken instelling vooraf tot handelen is uitgenodigd. Indien het nalaten onrechtmatig is verklaard, moet de betrokken instelling dit met gepaste maatregelen beëindigen. De bevoegdheid voor het beroep wegens nalaten wordt door het Hof van Justitie en het Gerecht gedeeld op grond van dezelfde criteria als voor de beroepen tot nietigverklaring gelden.

  • De hogere voorziening

Bij het Hof van Justitie kan tegen beslissingen van het Gerecht een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld. Indien de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond is, vernietigt het Hof de beslissing van het Gerecht. Het Hof kan de zaak zelf afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. In het andere geval verwijst het de zaak naar het Gerecht, dat gebonden is aan de beslissing van het Hof in het kader van de hogere voorziening.

 

De procedure

Ongeacht de aard van de zaak is er altijd een schriftelijke en in voorkomend geval ook een mondelinge fase; deze laatste is openbaar. Wel moet een onderscheid worden gemaakt tussen de prejudiciële verwijzing en de andere beroepen (rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen).

Aanhangigmaking van de zaak bij het Hof en de schriftelijke procedure

  • bij prejudiciële verwijzingen

De nationale rechter legt aan het Hof van Justitie vragen over de uitlegging of de geldigheid van een bepaling van het recht van de Unie voor. Dit gebeurt meestal in de vorm van een rechterlijke beslissing volgens de regels van het nationale procesrecht. Nadat het verzoek door de vertaaldienst van het Hof in alle talen van de Unie is vertaald, wordt het door de griffier betekend aan de partijen in het hoofdgeding, alsmede aan alle lidstaten en de instellingen van de Unie. Hij laat in het Publicatieblad een mededeling verschijnen waarin met name de partijen en de inhoud van de vragen worden vermeld. De partijen, de lidstaten en de instellingen hebben twee maanden de tijd om hun schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie.

  • bij rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen

Het beroep moet bij het Hof worden ingesteld door middel van een bij de griffie ingediend verzoekschrift. De griffier laat een mededeling over het beroep publiceren in het Publicatieblad van de Europese Unie, met vermelding van de middelen en conclusie van de verzoeker. Het verzoekschrift wordt betekend aan de andere partijen, die twee maanden de tijd hebben om een verweerschrift of een memorie van antwoord in te dienen. Indien nodig, zal de verzoeker recht hebben op een repliek en de verweerder op een dupliek. De termijnen voor indiening van deze stukken moeten in acht worden genomen.

Bij beide soorten beroep worden door de president, respectievelijk door de eerste advocaat-generaal, een rechter-rapporteur en een advocaat-generaal aangewezen, die tot taak hebben de zaak te volgen.

Voorbereidende maatregelen

In alle procedures kunnen de partijen, zodra de schriftelijke behandeling is afgesloten, binnen drie weken laten weten of en waarom zij een pleitzitting wensen. Het Hof beslist, op grond van het voorstel van de rechter-rapporteur en nadat de advocaat-generaal is gehoord, of er in de zaak maatregelen van instructie nodig zijn, naar welke rechtsprekende formatie de zaak moet worden verwezen en of er een pleitzitting moet plaatsvinden, waarvan de president de datum zal vaststellen.

Openbare terechtzitting en conclusie van de advocaat-generaal

Wanneer wordt besloten een pleitzitting te houden, wordt de zaak tijdens de openbare terechtzitting bepleit in aanwezigheid van de rechtsprekende formatie en de advocaat-generaal. De rechters en de advocaat-generaal kunnen aan de partijen alle vragen stellen die zij nodig achten. Enige weken later presenteert de advocaat-generaal, opnieuw ter openbare terechtzitting, zijn conclusie aan het Hof van Justitie. Hij bespreekt daarin gedetailleerd met name de juridische aspecten van het geding, en stelt het Hof van Justitie in volstrekte onafhankelijkheid een oplossing van het probleem voor. Hiermee eindigt de mondelinge fase van de procedure. Wanneer wordt beslist dat er in de zaak geen nieuwe rechtsvraag aan de orde is kan het Hof, na de advocaat-generaal te hebben gehoord, besluiten dat de zaak zonder conclusie zal worden berecht.

Arresten

De rechters beraadslagen aan de hand van een ontwerp-arrest dat is opgesteld door de rechter-rapporteur. Elke rechter van de rechtsprekende formatie kan wijzigingen voorstellen. De beslissingen van het Hof van Justitie worden bij meerderheid van stemmen genomen en eventuele afwijkende meningen worden niet vermeld. Alleen de rechters die hebben deelgenomen aan de mondelinge beraadslaging tijdens dewelke het arrest wordt aangenomen, ondertekenen het arrest, zulks onverminderd de regel dat de rechter met de laagste anciënniteit van de formatie het arrest niet ondertekent indien de formatie uit een even aantal leden bestaat. De arresten worden ter openbare terechtzitting uitgesproken. De arresten en de conclusies van de advocaten-generaal zijn op de dag van uitspraak of lezing beschikbaar op de internetsite CURIA. Meestal worden zij nadien gepubliceerd in de Jurisprudentie.

Bijzondere procedures

  • De vereenvoudigde procedure

Wanneer een prejudiciële vraag identiek is aan een vraag waarover het Hof van Justitie reeds uitspraak heeft gedaan, wanneer over het antwoord op deze vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan of dit antwoord duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid, kan het Hof, nadat de advocaat-generaal werd gehoord, beslissen bij een met redenen omklede beschikking waarin met name naar het eerdere arrest of de relevante rechtspraak wordt verwezen.

  • De versnelde procedure

In de versnelde procedure kan het Hof van Justitie snel uitspraak doen in bijzonder spoedeisende zaken, door de termijnen zo veel mogelijk te verkorten en aan die zaken absolute prioriteit toe te kennen. Op verzoek van een partij beslist de president van het Hof, op voorstel van de rechter-rapporteur en na de advocaat-generaal en de andere partijen te hebben gehoord, of een bijzondere spoedeisendheid een grond is om een beroep op de versnelde procedure te doen. Ook prejudiciële verwijzingen kunnen in een dergelijke procedure worden afgehandeld. In dat geval wordt hierom verzocht door de nationale verwijzende rechter, die in zijn verzoek de omstandigheden moet uiteenzetten waaruit blijkt dat op de gestelde prejudiciële vraag met buitengewone spoed dient te worden beslist.

  • De prejudiciële spoedprocedure (PPU)

Deze procedure stelt het Hof van Justitie in staat, de gevoeligste vragen betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (politiële en justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken, alsmede visa, asiel, immigratie en andere met het vrije verkeer van personen verband houdende beleidsterreinen) binnen een aanzienlijk kortere termijn te behandelen. De volgens de PPU behandelde zaken worden toegewezen aan een speciaal aangewezen kamer met vijf rechters, en de schriftelijke fase verloopt in de praktijk hoofdzakelijk elektronisch en is uiterst beperkt, zowel wat de duur ervan betreft als het aantal betrokkenen dat schriftelijke opmerkingen mag indienen, nu de meeste betrokkenen deelnemen aan de verplichte mondelinge fase van de procedure.

  • Het kort geding

Het kort geding is gericht op de opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een instelling waartegen eveneens beroep is ingesteld, of enige andere voorlopige maatregel die noodzakelijk is om ernstige en onherstelbare schade in het nadeel van een partij te voorkomen.

Kosten van de procedure

De procedure voor het Hof van Justitie is kosteloos. De kosten van de advocaat die bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat, en door wie de partijen zich moeten laten vertegenwoordigen, komen daarentegen niet voor rekening van het Hof. Een partij die de proceskosten niet of niet geheel kan betalen, kan echter om rechtsbijstand verzoeken zonder zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Bij het verzoek moet alle nodige informatie worden gevoegd waaruit blijkt dat rechtsbijstand noodzakelijk is.

Het talenregime

Bij de rechtstreekse beroepen wordt de taal van het verzoekschrift (dit kan een van de 24 officiële talen van de Europese Unie zijn) in beginsel de procestaal van de zaak, dat wil zeggen de taal waarin de zaak zal worden gevoerd. Bij de hogere voorzieningen is de procestaal die van het arrest of de beschikking van het Gerecht waartegen de hogere voorziening zich richt. Bij de prejudiciële verwijzingen is de procestaal die van de nationale rechter die zich tot het Hof van Justitie wendt. De pleidooien, vragen en antwoorden tijdens de terechtzittingen worden, al naargelang de behoeften, simultaan vertaald in verschillende officiële talen van de Europese Unie. De rechters beraadslagen, zonder tolken, in een gemeenschappelijke taal, traditioneel het Frans.

Schema van de procedure

De procedure voor het Hof van Justitie

Rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen

 

Prejudiciële verwijzingen

Schriftelijke behandeling

Verzoekschrift
Betekening van het verzoekschrift aan de verweerder door de griffier
Mededeling van het verzoekschrift in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie C)
[Voorlopige maatregelen]
[Interventie]
Verweerschrift/antwoord
[Exceptie van niet-ontvankelijkheid]
[Repliek en dupliek]

[Verzoek om rechtsbijstand]

Aanwijzing van rechter-rapporteur en van advocaat-generaal

Verwijzingsbeschikking van nationale rechter

Vertaling in de andere officiële talen van de Europese Unie
Mededeling van de prejudiciële vragen in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie C)
Betekening aan betrokken partijen, aan lidstaten, aan instellingen van de Unie, aan lidstaten van de EER en aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Schriftelijke opmerkingen van de partijen, van de staten en van de instellingen

de instellingen

De rechter-rapporteur maakt het voorafgaand rapport klaar
Algemene vergadering van de rechters en de advocaten-generaal
Toewijzing van de zaak aan een rechtsprekende formatie
[Maatregelen van instructie]

Mondelinge behandeling

[Conclusie van de advocaat-generaal]

Beraadslaging van de rechters

Arrest

De facultatieve fasen van de procedure staan tussen haakjes ( ).
Voor het publiek beschikbare documenten zijn vet gedrukt.

 

Het Hof van Justitie in de rechtsorde van de Europese Unie

Om Europa op te bouwen, hebben een aantal lidstaten (thans 27) onderling verdragen gesloten waarbij de Europese Gemeenschappen en, later, een Europese Unie werden opgericht, die over instellingen beschikken die op bepaalde gebieden rechtsregels vaststellen.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is de rechtsprekende instelling van de Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA). Deze instelling bestaat uit twee rechterlijke instanties: het Hof van Justitie en het Gerecht. Zij heeft als voornaamste taak het toetsen van de wettigheid van handelingen van de Unie en het verzekeren van een uniforme uitlegging en toepassing van het recht daarvan.

In zijn rechtspraak heeft het Hof van Justitie het beginsel ontwikkeld dat de nationale instanties en rechters binnen hun bevoegdheidssfeer het recht van de Unie ten volle dienen toe te passen en de rechten die het recht van de Unie aan de burgers verleent, dienen te beschermen (rechtstreekse toepassing van het recht van de Unie), door elke strijdige bepaling van het nationale recht buiten toepassing te laten, ongeacht of deze bepaling vóór dan wel na de norm van de Unie is vastgesteld (voorrang van het recht van de Unie op het nationale recht).

Het Hof heeft tevens het beginsel van de aansprakelijkheid van de lidstaten voor schending van het recht van de Unie erkend dat, enerzijds, de bescherming van de voor particulieren uit de normen van de Unie voortvloeiende rechten op beslissende wijze versterkt en, anderzijds, kan bijdragen tot een snellere uitvoering van die normen door de lidstaten. Door de lidstaten begane schendingen kunnen immers een verplichting tot schadevergoeding doen ontstaan die, in bepaalde gevallen, zwaar op hun openbare financiën weegt. Verder kan elke inbreuk van een lidstaat op het recht van de Unie voor het Hof worden gebracht, dat bij niet-uitvoering van een arrest waarbij een dergelijke inbreuk wordt vastgesteld, de betrokken lidstaat de betaling van een forfaitaire som en/of een dwangsom kan opleggen. Wanneer de Commissie geen maatregelen tot omzetting van een richtlijn zijn meegedeeld, kan het Hof van Justitie echter, op voorstel van de Commissie, een lidstaat reeds bij het eerste niet-nakomingsarrest een financiële sanctie opleggen.

Het Hof van Justitie werkt ook samen met de nationale rechter, die de gewone rechter van het recht van de Unie is. Elke nationale rechter die om een uitspraak wordt verzocht over een geschil betreffende het recht van de Unie, kan aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen stellen; in sommige gevallen is hij daartoe verplicht. Het Hof wordt dan gevraagd een voorschrift van het recht van de Unie uit te leggen of de wettigheid ervan te toetsen.

Uit de ontwikkeling van de rechtspraak van het Hof blijkt hoe het Hof, met de bescherming van de rechten die de burgers met betrekking tot verschillende aspecten van hun dagelijkse leven op grond van de wetgeving van de Unie genieten, heeft bijgedragen tot het scheppen van een rechtsruimte voor die burgers.

In de rechtspraak ontwikkelde grondbeginselen

Het Hof heeft in zijn rechtspraak (voor het eerst in het arrest Van Gend & Loos van 1963) het beginsel ingevoerd van de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht in de lidstaten, waardoor de Europese burgers zich thans voor hun nationale rechters rechtstreeks op de regels van het recht van de Unie kunnen beroepen.

Vervoersonderneming Van Gend & Loos moest bij de invoer van goederen van Duitsland in Nederland douanerechten betalen die zij in strijd achtte met het voorschrift van het EEG-Verdrag, dat het de lidstaten verboden is in hun onderlinge handelsbetrekkingen de douanerechten te verhogen. In deze zaak werd het probleem aan de orde gesteld van een conflict tussen een nationale wettelijke regeling en de bepalingen van het EEG-Verdrag. Een Nederlandse rechter verwees de zaak naar het Hof, dat met de leer van de rechtstreekse werking een definitieve oplossing gaf voor het probleem, zodat de rechten van de vervoersonderneming krachtens het gemeenschapsrecht door de nationale rechter rechtstreeks konden worden gewaarborgd.

In 1964 is in het arrest Costa de voorrang van het gemeenschapsrecht op de nationale wetgeving vastgesteld. In deze zaak had een Italiaanse rechter aan het Hof van Justitie gevraagd of de Italiaanse wet tot nationalisatie van de elektriciteitsproductie en -distributie verenigbaar was met een aantal bepalingen van het EEG-Verdrag. Daarop heeft het Hof de leer van de voorrang van het gemeenschapsrecht ontwikkeld, op grond van het bijzondere karakter van de communautaire rechtsorde waarvan de regels in alle lidstaten eenvormig dienden te worden toegepast.

In 1991 heeft het Hof in het arrest Francovich e.a. een ander fundamenteel begrip ontwikkeld, namelijk dat van de aansprakelijkheid van een lidstaat voor schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het gemeenschapsrecht die aan hem kunnen worden toegerekend. Sinds 1991 kunnen de Europese burgers dus een schadevordering instellen tegen een staat die een communautair voorschrift schendt.

Twee Italiaanse burgers, die van hun failliete werkgevers nog loon tegoed hadden, hadden beroepen ingesteld tegen de Italiaanse Staat omdat die had nagelaten de communautaire bepalingen ter bescherming van werknemers bij insolventie van hun werkgever om te zetten in nationaal recht. De zaak werd door een Italiaanse rechter verwezen naar het Hof, dat verklaarde dat de betrokken richtlijn ten aanzien van particulieren rechten in het leven beoogde te roepen, die hun - nu de staat had nagelaten de richtlijn om te zetten - waren ontzegd, en heeft aldus de mogelijkheid gecreëerd tot het instellen van een schadevordering tegen de lidstaat zelf.

Het Hof in het leven van de burger van de Unie

Van de talrijke arresten die het Hof heeft gewezen, hebben de meeste - de prejudiciële arresten in het bijzonder - duidelijk belangrijke gevolgen voor het dagelijkse leven van de burgers van de Unie. Enkele van die arresten - op de belangrijkste gebieden van het recht van de Unie - worden hierna bij wege van voorbeeld genoemd.

  • Vrij verkeer van goederen

Sinds het arrest Cassis de Dijon van 1979, inzake het beginsel van het vrije verkeer van goederen, kunnen handelaars in hun land ieder uit een ander land van de Unie afkomstig product invoeren - mits het daar rechtmatig is vervaardigd en in de handel gebracht en geen dwingende reden, zoals de bescherming van de gezondheid en het milieu, zich tegen de invoer ervan in het land van eindverbruik verzet.

  • Vrij verkeer van personen

Op het gebied van het vrije verkeer van personen zijn vele arresten gewezen.
In het arrest Kraus (1993) heeft het Hof verklaard dat de situatie van een gemeenschapsonderdaan die houder is van een in een andere lidstaat op grond van een postdoctorale studie verkregen academisch diploma, dat de toegang tot een beroep, althans de uitoefening van een economische activiteit, vergemakkelijkt, onder het gemeenschapsrecht valt, zelfs waar het gaat om zijn betrekkingen met de lidstaat waarvan hij onderdaan is. Een lidstaat kan het voeren van deze titel wel aan een administratieve vergunning onderwerpen, maar deze vergunningsprocedure mag enkel tot doel hebben te verifiëren of deze titel regelmatig is verleend.

Een van de bekendste arresten op dit gebied is het arrest Bosman (1995), waarin het Hof op verzoek van een Belgische rechter uitspraak heeft gedaan over de verenigbaarheid van de regels van de voetbalbonden met het vrije verkeer van werknemers. Het heeft verklaard dat een beroepsmatig uitgeoefende sport een economische activiteit is waarvan het verrichten niet mag worden belemmerd door regels voor de transfer van spelers of waarbij het aantal spelers die onderdaan zijn van een andere lidstaat wordt beperkt. Laatstgenoemde overweging is bij latere arresten uitgebreid tot de situatie van beroepssporters uit derde landen die met de Europese Gemeenschappen een associatieovereenkomst (arrest Deutscher Handballbund, 2003) of een partnerschapsovereenkomst (arrest Simutenkov, 2005) hebben gesloten.

  • Vrij verrichten van diensten

Een arrest van 1989 inzake het vrij verrichten van diensten betrof een Britse toerist die in de Parijse metro slachtoffer van een geweldmisdrijf was geworden en daarbij ernstig gewond was geraakt. Een Franse rechter verwees de zaak naar het Hof, dat oordeelde dat de betrokkene als toerist buiten zijn land ontvanger van diensten was en onder het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit viel dat in het gemeenschapsrecht is verankerd. Hij had bijgevolg recht op dezelfde schadevergoeding als die waarop een Frans onderdaan aanspraak kon maken (arrest Cowan).
In een zaak die door Luxemburgse rechterlijke instanties naar het Hof was verwezen, oordeelde het Hof, dat een nationale wettelijke regeling die een verzekerde vergoeding van de kosten van tandheelkundige hulp weigert omdat die in een andere lidstaat is verstrekt, een ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verrichten van diensten oplevert (arrest Kohll, 1998) en dat de weigering de kosten voor een in het buitenland gekochte bril te vergoeden een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van goederen is (arrest Decker, 1998).

  • Gelijke behandeling en sociale rechten

Een stewardess had tegen haar werkgever een vordering ingesteld wegens discriminatie inzake de beloning die zij, vergeleken bij haar mannelijke collega's, voor dezelfde arbeid ontving. Deze zaak werd door een Belgische rechter verwezen naar het Hof, dat in 1976 besliste dat de verdragsregel waarbij het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid wordt opgelegd, rechtstreekse werking heeft (arrest Defrenne).
Bij de uitlegging van de communautaire voorschriften betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, heeft het Hof bijgedragen tot de bescherming van vrouwen tegen ontslag wegens moederschap. Zo werd een vrouw ontslagen omdat zij door problemen in verband met haar zwangerschap niet meer kon werken. In 1998 heeft het Hof verklaard dat dit ontslag in strijd was met het gemeenschapsrecht. Het ontslag van een vrouw in de loop van haar zwangerschap omdat zij niet komt werken wegens een ziekte die met de zwangerschap zelf verband houdt, is een verboden discriminatie op grond van het geslacht (arrest Brown).
Om de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te verzekeren, is vereist dat zij jaarlijks vakantie met behoud van loon kunnen nemen. In 1999 is de Britse vakbond BECTU opgekomen tegen de Britse regeling die werknemers met arbeidsovereenkomsten van korte duur dit recht ontzegde, op grond dat zij niet voldeed aan een gemeenschapsrichtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd. Het Hof is tot de conclusie gekomen (arrest BECTU, 2001) dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon een sociaal recht is dat door het gemeenschapsrecht rechtstreeks aan alle werknemers is toegekend en dat aan geen enkele werknemer mag worden ontzegd.

  • Grondrechten

Van oordeel dat de inachtneming van de grondrechten integraal deel uitmaakt van de algemene rechtsbeginselen waarvan het de eerbiediging verzekert, heeft het Hof er aanzienlijk toe bijgedragen dat inzake de bescherming van deze rechten thans strengere eisen gelden. In dit verband laat het zich leiden door de constitutionele tradities die alle lidstaten gemeen hebben en de internationale rechtsinstrumenten inzake de bescherming van de rechten van de mens, met name het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, waaraan de lidstaten hebben meegewerkt of waarbij zij zich hebben aangesloten. Vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal het toepassing en uitlegging kunnen geven aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000 waaraan het Verdrag van Lissabon dezelfde juridische waarde als de Verdragen toekent.
Na verschillende terroristische aanslagen op politieagenten, werd de politie in Noord-Ierland met vuurwapens uitgerust. Om redenen van openbare veiligheid mochten vrouwelijke politieagenten evenwel geen wapens dragen (op grond van een door het bevoegde ministerie afgegeven verklaring waartegen niet in rechte kon worden opgekomen). Bijgevolg kregen vrouwen bij de Noord-Ierse politie geen voltijdse arbeidsovereenkomsten meer aangeboden. In een zaak die door een rechter uit het Verenigd Koninkrijk was voorgelegd, heeft het Hof beslist dat de uitsluiting van elke toetsingsbevoegdheid van de rechter ten aanzien van een verklaring van een nationale autoriteit in strijd is met het recht op een effectief beroep in rechte voor eenieder die meent te zijn benadeeld door een discriminatie op grond van geslacht (arrest Johnston, 1986).

  • Burgerschap van de Unie

Inzake het burgerschap van de Unie, dat volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt toegekend aan een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, heeft het Hof bevestigd dat dit burgerschap het recht inhoudt op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven. Ook een minderjarige onderdaan van een lidstaat die door een ziektekostenverzekering gedekt is en over toereikende middelen beschikt, geniet dit verblijfsrecht. Het Hof heeft beklemtoond dat volgens het gemeenschapsrecht niet is vereist dat de minderjarige zelf over de nodige middelen beschikt en dat het verblijfsrecht van het kind elk nuttig effect zou worden ontnomen, indien het zijn moeder, die onderdaan is van een derde land, niet werd toegestaan gedurende dezelfde periode samen met hem in de lidstaat van ontvangst te verblijven (arrest Zhu en Chen, 2004).
Verder heeft het Hof in dit arrest gepreciseerd dat, zelfs als het verkrijgen van de nationaliteit van een lidstaat tot doel heeft, voor een onderdaan van een derde staat een verblijfsrecht krachtens het gemeenschapsrecht te verkrijgen, een lidstaat de gevolgen van de toekenning van de nationaliteit van een andere lidstaat niet kan beperken.